Campus

Ik ben een diplomaat, geen drammer

De Pitbull. De Kleine Grote Man. Klinkende bijnamen heeft voormalig bouwkundedocent Cees Aarts aan zijn inspanningen voor toegankelijk ontwerpen overgehouden.

Nu mag hij zich ook Ridder in de Orde van Oranje Nassau noemen. ,,Ik hoop dat het smeulende vuurtje weer opvlamt.”

Na uw vertrek als docent in 1992 ging u alleen maar harder lobbyen bij TU, overheid en maatschappelijke organisaties om een tijdelijke leerstoel toegankelijkheid van de grond te krijgen.

,,Omdat ik bang was dat het onderwerp anders een zachte dood zou sterven bij Bouwkunde. De hoogleraar die uiteindelijk voor vijf jaar werd benoemd, Maarten Wijk, heeft in 2001 een boek over het thema gepubliceerd. Maar het is nog steeds niet verankerd in het bouwkundeonderwijs. Vijf jaar blijkt daarvoor te kort.”

Zijn uw inspanningen voor toegankelijk ontwerpen en bouwen te verklaren door uw handicap?

,,Mijn eigen leven vormde wel de motor. Mijn vrouw Diny is ook klein. Toen ik in de jaren zeventig ons toenmalige huis in Voorburg wilde aanpassen, bleek dat zo duur en lastig… Dan ga je je afvragen waarom we huizen niet zo bouwen, dat ze ook toegankelijk zijn voor mensen met een handicap. Je zou ze makkelijk aan individuele wensen moeten kunnen aanpassen. Ik stoorde me aan het feit dat men in de klassieke handboeken uitging van een fysiek ‘gemiddeld’ iemand, terwijl de werkelijkheid veel gevarieerder is.”

Dat was uw Leitmotiv als docent: houd bij het ontwerpen rekening met het feit dat niet iedereen hetzelfde is. Soms werden studenten zelfs vriendelijk verzocht om in een rolstoel plaats te nemen

,,Ik was dolblij toen ik de kans kreeg om zelf de ontwerpoefeningen te bedenken. De handboeken bleven dicht: de studenten moesten zelf ontdekken met welke maten je rekening moet houden als je wilt bouwen voor iedereen. We gebruikten de rolstoel als didactisch middel. Het mooie is: als je een ruimte ontwerpt die ook toegankelijk is voor een rolstoeler, helpt je dat een heel eind op weg bij het bouwen van toegankelijke woningen voor andere categorieën.”

Hoe reageerde de faculteit?

,,Met gemengde gevoelens. Dat studenten bij onderzoek werden ingeschakeld riep weerstand op % ook al wisten de studenten zelf heel goed waarom ze meededen, en waren ze enthousiast. En waren gehandicapten nou wel zo’n belangrijke groep? Later is dat wel iets veranderd. De groeiende behoefte van ouderen aan aangepaste woningen maakte design for all urgenter. En we hebben steeds benadrukt dat toegankelijk bouwen iets is waar iedereen van profiteert, als je het slim toepast.”

Is al die aandacht voor gebruikerswensen niet fnuikend voor de creativiteit van de architect?

,,Schoonheid versus gebruikersvriendelijkheid, dat vind ik zo’n schijntegenstelling. Natuurlijk legden we het accent op de functionaliteit. Dat is onvermijdelijk als je ook wilt ontwerpen voor mensen met een handicap. Maar het staat creativiteit niet in de weg. Kijk naar Muziekcentrum Vredenburg: ook kleine mensen kunnen daar lopen en zitten. De architect, Herman Hertzberger, heeft met ze rekening gehouden. En het is zo goed gedaan, dat het niet eens opvalt.”

Onderwijs, onderzoek, een leerstoel, een handboek: zijn de toegankelijkheidsidealen verwezenlijkt?

,,Lang niet allemaal. Het is winst dat de technische universiteiten met de bouwwereld en de Gehandicaptenraad zijn gaan praten over toegankelijk bouwen. En de Rijksgebouwendienst heeft zich erg voor dit thema ingespannen. Maar de nieuwbouwwoningen die nu worden opgeleverd voldoen nog steeds niet aan de eisen van aanpasbaar bouwen. En de passages in de bouwregelgeving over het onderwerp zijn tamelijk vrijblijvend.

In de jaren tachtig heeft de Nationale Woningraad tientallen experimentele projecten op het gebied van toegankelijk bouwen gerealiseerd. Dat was een samenwerking, die ons in staat stelde onze theorieën te toetsen aan de werkelijkheid. De ontwerpprincipes die wij hadden uitgedokterd bleken niet bij elk project even goed te zijn begrepen. Maar woningen die wel aan onze eisen voldeden, bleken ook door mensen met een handicap met plezier te worden bewoond. Bouwbedrijven roepen meteen dat toegankelijk bouwen te duur is % zoalsaltijd wanneer ze gevraagd wordt iets nieuws te doen. Uit die projecten bleek echter dat het vaak maar om een paar vierkante meters extra gaat. Het is vooral een kwestie van slim ontwerpen.”

De leerstoel toegankelijkheid duurde tot 2001. Zijn er genoeg mensen om de fakkel over te nemen?

,,Zeker in Delft heb je een paar voorvechters. Ik hoop dat het smeulende vuurtje op een gegeven moment weer oplaait.”

Hoe wordt een boekhouder interieurarchitect?

,,Ik ben maar een jaartje boekhouder geweest, na mijn HBS. Ik had toen geen idee wat ik wilde doen. Mijn vader, een accountant, stelde voor dat ik dan maar een tijd assistent werd op zijn kantoor. Na een jaar vertelde ik hem dat boekhouden in ieder geval niets voor mij was. Uit een beroepstest bleek vervolgens dat ik erg nauwgezet was: ik was daarom geschikt voor het beroep van tandtechnicus, opticien, instrumentmaker of % zoals het toen nog heette – binnenhuisarchitectuur. Dat laatste klonk onbekend en avontuurlijk. En vanaf de eerste dag op de afdeling binnenhuisarchitectuur van de Haagse Koninklijke Academie voor de Kunsten voelde ik me op mijn plek. Er werd een beroep gedaan op je fantasie, je creativiteit.”

Uw vader heeft u ook naar kostschool gestuurd.

,,Dat was een goede beslissing, maar dat zeg ik achteraf. Voor mij was de puberteit dubbel moeilijk, omdat ik begon te beseffen wat het betekende om klein te zijn. Daar was ik zo mee bezig, dat ik het op school slecht deed. En mijn vader kon met dat grote gezin van negen kinderen onvoldoende tijd en aandacht aan zijn oudste zoon besteden. Op de kostschool leerde ik me handhaven. Tussen die honderden leerlingen moet je wel. Anders ga je kopje-onder.”

Hoe deed u dat? Met een grote mond?

,,Nee. Al kon ik goed van me afbijten, als het nodig was. Maar ik was vooral iemand die goed met mensen om kon gaan. Toen al. Meer een diplomaat dan een drammer.”

Ervaart u het klein zijn als een handicap?

,,Niet echt. Maar ik heb ons huis in Maastricht dan ook grondig aangepast, van het fornuis tot en met de deur- en lichtknoppen. In dit huis kunnen mijn vrouw en ik en ik ons uitstekend redden.”

Maar als u in de supermarkt een artikel van het hoogste schap wil pakken, wordt het al lastiger.

,,Dat zijn dingen waarmee je leert leven. Je moet creatief zijn, op mensen af durven te stappen, het geen probleem vinden om iemand te vragen je even te helpen. Mijn vrouw en ik hebben daar geen moeite mee. Misschien omdat we ons in onze jeugd geaccepteerd voelden door bijna iedereen. Weet je dat ik sinds ik weer in mijn geboorteplaats Maastricht woon, regelmatig op straat wordt gegroet door oude mannen die me nog als kind gekend hebben? ‘Ha, die Ceeske!’ Geen idee wie ze zijn, maar ik groet keurig terug.

Overigens ken ik genoeg mensen zonder handicap die juist wel een minderwaardigheidscomplex hebben. Als ik me daar soms verbaasd over toon, zeggen ze: ‘Jij hebt makkelijk praten, jou gaat alles voor de wind!’ (lacht) Juist omdat ik zo soepel omga met mijn handicap, beseffen ze niet hoeveel moeite me dat heeft gekost.”

Krenkt het u als mensen woorden als lilliputter gebruiken?

,,Vroeger irriteerde het me mateloos. Maar op een gegeven moment merk je dat het woord verhelderend kan zijn als je iemand over de telefoon moet uitleggen dat je klein bent. Goed, als die benaming helpt, zal het me verder worst wezen. Al blijf ik het diep in mijn hart een rotwoord vinden.”

En kleine mensen die figureren in televisiespotjes?

,,Soms is het een freak show. Maar die reclame van Delta Lloyd vond ik geweldig! Die jongen die op zijn paardje de hooligans te lijf gaat, dwingt respect af. In het bestuur van de Belangenvereniging voor Kleine Mensen hebben we het over dat spotje gediscussieerd: sommigen vonden het exploitatie. Maar de meerderheid was net als ik enthousiast. Dat zou tien jaar geleden nog anders geweest zijn.”

Kleine mensen worden in films en reclames vaak als energiek en strijdbaar voorgesteld.

,,Zo zijn we ook wel een beetje. ‘Kort maar krachtig’, zoals een boek over kleine mensen heet.”

Wie is Cees Aarts?

Cees Aarts (70) geldt als een gedreven, aimabele man die dingen voor elkaar krijgt. Zo bleef hij zich na zijn afscheid als docent nog vier jaar duwen en trekken tot die leerstoel toegankelijkheid er eindelijk kwam. Want aandacht in het onderwijs voor toegankelijk ontwerpen en bouwen is Aarts’ missie. Hij behoort met mensen als Theo van der Voort en de inmiddels overleden Job Kroon tot de pioniers.

Aarts, interieurarchitect, werkte onder meer bij de bekende Limburgse architect Frits Peutz. Later combineerde hij zijn eigen bureau met een docentschap bij bouwkunde.

Na enige aarzeling (,,leren leven met het feit dat je klein bent: die film had ik al gezien”) werd Aarts in 1984 lid van de Belangenvereniging voor Kleine Mensen, waar ze zijn expertise goed konden gebruiken. ,,Nooit spijt van gehad.” Hij bracht het zelfs tot vice-voorzitter.

De Pitbull. De Kleine Grote Man. Klinkende bijnamen heeft voormalig bouwkundedocent Cees Aarts aan zijn inspanningen voor toegankelijk ontwerpen overgehouden. Nu mag hij zich ook Ridder in de Orde van Oranje Nassau noemen. ,,Ik hoop dat het smeulende vuurtje weer opvlamt.”

Na uw vertrek als docent in 1992 ging u alleen maar harder lobbyen bij TU, overheid en maatschappelijke organisaties om een tijdelijke leerstoel toegankelijkheid van de grond te krijgen.

,,Omdat ik bang was dat het onderwerp anders een zachte dood zou sterven bij Bouwkunde. De hoogleraar die uiteindelijk voor vijf jaar werd benoemd, Maarten Wijk, heeft in 2001 een boek over het thema gepubliceerd. Maar het is nog steeds niet verankerd in het bouwkundeonderwijs. Vijf jaar blijkt daarvoor te kort.”

Zijn uw inspanningen voor toegankelijk ontwerpen en bouwen te verklaren door uw handicap?

,,Mijn eigen leven vormde wel de motor. Mijn vrouw Diny is ook klein. Toen ik in de jaren zeventig ons toenmalige huis in Voorburg wilde aanpassen, bleek dat zo duur en lastig… Dan ga je je afvragen waarom we huizen niet zo bouwen, dat ze ook toegankelijk zijn voor mensen met een handicap. Je zou ze makkelijk aan individuele wensen moeten kunnen aanpassen. Ik stoorde me aan het feit dat men in de klassieke handboeken uitging van een fysiek ‘gemiddeld’ iemand, terwijl de werkelijkheid veel gevarieerder is.”

Dat was uw Leitmotiv als docent: houd bij het ontwerpen rekening met het feit dat niet iedereen hetzelfde is. Soms werden studenten zelfs vriendelijk verzocht om in een rolstoel plaats te nemen

,,Ik was dolblij toen ik de kans kreeg om zelf de ontwerpoefeningen te bedenken. De handboeken bleven dicht: de studenten moesten zelf ontdekken met welke maten je rekening moet houden als je wilt bouwen voor iedereen. We gebruikten de rolstoel als didactisch middel. Het mooie is: als je een ruimte ontwerpt die ook toegankelijk is voor een rolstoeler, helpt je dat een heel eind op weg bij het bouwen van toegankelijke woningen voor andere categorieën.”

Hoe reageerde de faculteit?

,,Met gemengde gevoelens. Dat studenten bij onderzoek werden ingeschakeld riep weerstand op % ook al wisten de studenten zelf heel goed waarom ze meededen, en waren ze enthousiast. En waren gehandicapten nou wel zo’n belangrijke groep? Later is dat wel iets veranderd. De groeiende behoefte van ouderen aan aangepaste woningen maakte design for all urgenter. En we hebben steeds benadrukt dat toegankelijk bouwen iets is waar iedereen van profiteert, als je het slim toepast.”

Is al die aandacht voor gebruikerswensen niet fnuikend voor de creativiteit van de architect?

,,Schoonheid versus gebruikersvriendelijkheid, dat vind ik zo’n schijntegenstelling. Natuurlijk legden we het accent op de functionaliteit. Dat is onvermijdelijk als je ook wilt ontwerpen voor mensen met een handicap. Maar het staat creativiteit niet in de weg. Kijk naar Muziekcentrum Vredenburg: ook kleine mensen kunnen daar lopen en zitten. De architect, Herman Hertzberger, heeft met ze rekening gehouden. En het is zo goed gedaan, dat het niet eens opvalt.”

Onderwijs, onderzoek, een leerstoel, een handboek: zijn de toegankelijkheidsidealen verwezenlijkt?

,,Lang niet allemaal. Het is winst dat de technische universiteiten met de bouwwereld en de Gehandicaptenraad zijn gaan praten over toegankelijk bouwen. En de Rijksgebouwendienst heeft zich erg voor dit thema ingespannen. Maar de nieuwbouwwoningen die nu worden opgeleverd voldoen nog steeds niet aan de eisen van aanpasbaar bouwen. En de passages in de bouwregelgeving over het onderwerp zijn tamelijk vrijblijvend.

In de jaren tachtig heeft de Nationale Woningraad tientallen experimentele projecten op het gebied van toegankelijk bouwen gerealiseerd. Dat was een samenwerking, die ons in staat stelde onze theorieën te toetsen aan de werkelijkheid. De ontwerpprincipes die wij hadden uitgedokterd bleken niet bij elk project even goed te zijn begrepen. Maar woningen die wel aan onze eisen voldeden, bleken ook door mensen met een handicap met plezier te worden bewoond. Bouwbedrijven roepen meteen dat toegankelijk bouwen te duur is % zoalsaltijd wanneer ze gevraagd wordt iets nieuws te doen. Uit die projecten bleek echter dat het vaak maar om een paar vierkante meters extra gaat. Het is vooral een kwestie van slim ontwerpen.”

De leerstoel toegankelijkheid duurde tot 2001. Zijn er genoeg mensen om de fakkel over te nemen?

,,Zeker in Delft heb je een paar voorvechters. Ik hoop dat het smeulende vuurtje op een gegeven moment weer oplaait.”

Hoe wordt een boekhouder interieurarchitect?

,,Ik ben maar een jaartje boekhouder geweest, na mijn HBS. Ik had toen geen idee wat ik wilde doen. Mijn vader, een accountant, stelde voor dat ik dan maar een tijd assistent werd op zijn kantoor. Na een jaar vertelde ik hem dat boekhouden in ieder geval niets voor mij was. Uit een beroepstest bleek vervolgens dat ik erg nauwgezet was: ik was daarom geschikt voor het beroep van tandtechnicus, opticien, instrumentmaker of % zoals het toen nog heette – binnenhuisarchitectuur. Dat laatste klonk onbekend en avontuurlijk. En vanaf de eerste dag op de afdeling binnenhuisarchitectuur van de Haagse Koninklijke Academie voor de Kunsten voelde ik me op mijn plek. Er werd een beroep gedaan op je fantasie, je creativiteit.”

Uw vader heeft u ook naar kostschool gestuurd.

,,Dat was een goede beslissing, maar dat zeg ik achteraf. Voor mij was de puberteit dubbel moeilijk, omdat ik begon te beseffen wat het betekende om klein te zijn. Daar was ik zo mee bezig, dat ik het op school slecht deed. En mijn vader kon met dat grote gezin van negen kinderen onvoldoende tijd en aandacht aan zijn oudste zoon besteden. Op de kostschool leerde ik me handhaven. Tussen die honderden leerlingen moet je wel. Anders ga je kopje-onder.”

Hoe deed u dat? Met een grote mond?

,,Nee. Al kon ik goed van me afbijten, als het nodig was. Maar ik was vooral iemand die goed met mensen om kon gaan. Toen al. Meer een diplomaat dan een drammer.”

Ervaart u het klein zijn als een handicap?

,,Niet echt. Maar ik heb ons huis in Maastricht dan ook grondig aangepast, van het fornuis tot en met de deur- en lichtknoppen. In dit huis kunnen mijn vrouw en ik en ik ons uitstekend redden.”

Maar als u in de supermarkt een artikel van het hoogste schap wil pakken, wordt het al lastiger.

,,Dat zijn dingen waarmee je leert leven. Je moet creatief zijn, op mensen af durven te stappen, het geen probleem vinden om iemand te vragen je even te helpen. Mijn vrouw en ik hebben daar geen moeite mee. Misschien omdat we ons in onze jeugd geaccepteerd voelden door bijna iedereen. Weet je dat ik sinds ik weer in mijn geboorteplaats Maastricht woon, regelmatig op straat wordt gegroet door oude mannen die me nog als kind gekend hebben? ‘Ha, die Ceeske!’ Geen idee wie ze zijn, maar ik groet keurig terug.

Overigens ken ik genoeg mensen zonder handicap die juist wel een minderwaardigheidscomplex hebben. Als ik me daar soms verbaasd over toon, zeggen ze: ‘Jij hebt makkelijk praten, jou gaat alles voor de wind!’ (lacht) Juist omdat ik zo soepel omga met mijn handicap, beseffen ze niet hoeveel moeite me dat heeft gekost.”

Krenkt het u als mensen woorden als lilliputter gebruiken?

,,Vroeger irriteerde het me mateloos. Maar op een gegeven moment merk je dat het woord verhelderend kan zijn als je iemand over de telefoon moet uitleggen dat je klein bent. Goed, als die benaming helpt, zal het me verder worst wezen. Al blijf ik het diep in mijn hart een rotwoord vinden.”

En kleine mensen die figureren in televisiespotjes?

,,Soms is het een freak show. Maar die reclame van Delta Lloyd vond ik geweldig! Die jongen die op zijn paardje de hooligans te lijf gaat, dwingt respect af. In het bestuur van de Belangenvereniging voor Kleine Mensen hebben we het over dat spotje gediscussieerd: sommigen vonden het exploitatie. Maar de meerderheid was net als ik enthousiast. Dat zou tien jaar geleden nog anders geweest zijn.”

Kleine mensen worden in films en reclames vaak als energiek en strijdbaar voorgesteld.

,,Zo zijn we ook wel een beetje. ‘Kort maar krachtig’, zoals een boek over kleine mensen heet.”

Wie is Cees Aarts?

Cees Aarts (70) geldt als een gedreven, aimabele man die dingen voor elkaar krijgt. Zo bleef hij zich na zijn afscheid als docent nog vier jaar duwen en trekken tot die leerstoel toegankelijkheid er eindelijk kwam. Want aandacht in het onderwijs voor toegankelijk ontwerpen en bouwen is Aarts’ missie. Hij behoort met mensen als Theo van der Voort en de inmiddels overleden Job Kroon tot de pioniers.

Aarts, interieurarchitect, werkte onder meer bij de bekende Limburgse architect Frits Peutz. Later combineerde hij zijn eigen bureau met een docentschap bij bouwkunde.

Na enige aarzeling (,,leren leven met het feit dat je klein bent: die film had ik al gezien”) werd Aarts in 1984 lid van de Belangenvereniging voor Kleine Mensen, waar ze zijn expertise goed konden gebruiken. ,,Nooit spijt van gehad.” Hij bracht het zelfs tot vice-voorzitter.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.