Campus

Iedereen is gebaat bij een zinderende kenniseconomie

Achttien sterspelers telt Balkenendes team dat van Nederland weer een zinderende en bruisende kenniseconomie moet maken. Eén ervan is hoogleraar in Delft: Margot Weijnen.

,,Ik word van alle kanten bestookt met boodschappenlijstjes.”

U bent nu echt doorgedrongen tot de crème de la crème van de Nederlandse beleidsvorming. Het 06-nummer van Jan Peter in uw telefoon?

,,Als ik dat zou hebben, zou ik het niet zeggen.”

Hoe komt Margot Weijnen in dat Innovatieplatform?

,,Dat vraag ik me ook af. Het was een volslagen verrassing. Toen ik op 11 augustus in de auto naar Brussel zat, waarschuwde mijn secretaresse dat er een telefoontje van de minister-president aan zat te komen. Ik wist dat er plannen waren voor een Innovatieplatform, maar van de laatste ontwikkelingen was ik niet op de hoogte. Balkenende vroeg me of ik in het platform wilde.”

En? . .

,,Toen heb ik hem gevraagd of de samenstelling al vaststond en of de leden op persoonlijke titel of als belangenbehartigers zouden deelnemen. Dat laatste wilde ik niet. Dan begin je met een verkeerde basis. Het is hoe dan ook lastig om het eigen belang te overstijgen voor het collectief belang. Als je al vanuit belangenposities begint is het bij voorbaat onmogelijk.”

De universiteiten van Twente en Leiden hebben de rector magnificus in het Innovatieplatform. Zullen zij niet stiekem toch de belangen van hun universiteit behartigen?

,,Daar zijn we allemaal zelf bij. Geen enkel risico is denkbeeldig. Maar de leden zitten in principe zonder last of ruggespraak in het platform. Het is een kritische factor: zijn de leden in staat boven het eigen instituutsbelang uit te stijgen? Hoewel de eigen situatie voor iedereen een referentiepunt biedt, hoop ik dat we het nationaal belang voor ogen kunnen houden % op de lange termijn is iedereen erbij gebaat dat Nederland een zinderende kenniseconomie wordt.”

Wist de TU dat Balkenende u hiervoor vroeg?

,,Niet dat ik weet. Ik heb het college van bestuur op de hoogte gesteld nadat ik ja gezegd had. Er zit trouwens nog iemand in het platform die banden heeft met de TU Delft: Marike van Lier Lels van de Schipholgroep. Zij zit hier in de Raad van Toezicht.”

Wilden collegevoorzitter Hans van Luijk en rector Jacob Fokkema niet liever zelf met de premier vergaderen?

,,Het is niet aan mij om daarover te beslissen. Ik weet niet wat de afwegingen van Balkenendegeweest zijn. Het is een gevarieerd gezelschap geworden % qua leeftijd, geslacht en plaats in de kennisinfrastructuur.”

Bent u al bij het college geweest voor overleg?

,,Dat initiatief is inderdaad al genomen. Ik word trouwens van alle kanten bestookt met boodschappenlijstjes. Zoveel partijen er in Kennisland zijn, zoveel partijen hebben verlanglijstjes.”

Wat doet het Innovatieplatform?

,,Nederland zakt op alle innovatie-indicatoren langzaam weg. Die trend moeten we keren. Dit is een belangrijk kantelpunt, want de Nederlandse kennisinfrastructuur is nu % gemeten naar wetenschappelijke prestaties % nog goed in vorm. Nederland moet de kennisposities die het heeft behouden, maar ook groeikansen bieden voor nieuwe gebieden. Het is belangrijk dat hoogwaardige kennis ook leidt tot maatschappelijk rendement.

Juist daar zijn we in Nederland helaas niet zo goed in. Het Innovatieplatform gaat het kabinet niet alleen adviseren over de besteding van de extra middelen die beschikbaar zijn voor de kennisinfrastructuur, maar ook over de bestaande budgetten. We willen niet blijven steken in een tijdelijke investeringsimpuls, het gaat ons om structurele verbetering van de kennisinfrastructuur.”

Toch valt de hoeveelheid geld die het kabinet beschikbaar heeft voor onderwijs en innovatie een beetje tegen.

,,Maar de politieke wil is er. Als je het bezuinigingsgeweld in veel andere sectoren ziet is onderwijs en onderzoek er goed uitgekomen. Kennis was altijd weinig sexy. Maar daar is nu verandering in gekomen. Er is een window of opportunity: nog nooit was er zo veel overeenstemming bij bedrijfsleven, kennisinstellingen en politiek over het belang van de kenniseconomie. Dit momentum moeten we niet verloren laten gaan. Het is ook bijzonder dat de premier het platform zelf % naar Fins voorbeeld % gaat trekken. Dat doet hij trouwens met vaart en humor, moet ik zeggen.”

De eerste vergadering van het platform is achter de rug. Al flink geïnnoveerd?

,,De sfeer was goed. We hebben de ambitie snel tot concrete resultaten te komen. Balkenende zei: ‘Het Innovatieplatform moet geen poldermolen maar een ijsbreker zijn’. Dat is een mooie metafoor. Een kenniseconomie heeft een dynamische kennisinfrastructuur nodig, waar snel nieuwe knooppunten en verbindingen kunnen ontstaan. Kennis moet kunnen stromen: tussen kennisinstellingen, tussen aanbieders en gebruikers. En over de grenzen van disciplines, landen, publieke en private sector. In Nederland lijkt het netwerk dichtgeslibd.

We moeten de barrières in de stroming van kennis naar de markt doorbreken. Neem de mobiliteit van kenniswerkers. De TU Delft ondervindt enorme vertraging in de komst van buitenlandse studenten omdat er zo’n strenge visumregeling is. Grote bedrijven hebben dezelfde moeilijkheden bij het aantrekken van ervaren buitenlandse kenniswerkers. Dit is trouwens direct een lastig probleem: het raakt ook aan andere beleidsvelden. De minister die verantwoordelijkis voor het immigratiebeleid, zit bijvoorbeeld niet in het Innovatieplatform.”

In voorbeeldland Finland komt het Innovatieplatform vier keer per jaar bijeen. Hoe is dat hier?

,,Een keer of vijf, zes per jaar. De eerste vergadering duurde twee, tweeëneenhalf uur. Daarna hebben we samen gegeten om elkaar beter te leren kennen. Dat is ook niet onbelangrijk: je moet het met elkaar oneens kunnen zijn terwijl je wel goede vrienden blijft % nou ja, een prettige persoonlijke verstandhouding kunt handhaven.”

Wat moet ons land overnemen van Finland en wat niet?

,,Finland heeft een heel andere economische structuur, geografie en cultuur dan Nederland. Het land heeft na de Tweede Wereldoorlog gigantische herstelbetalingen moeten doen omdat het tegen de Sovjetunie heeft gevochten. Die economische achterstand is verrassend snel overwonnen en vervolgens heeft Finland sinds de jaren tachtig een geweldige innovatiesprong gemaakt.

Blindelings overnemen van het Finse model is onverstandig. Nu juichen we bij dat model, maar bij het Nederlandse poldermodel is ook gejuicht, terwijl het nu bekend staat als de Hollandse Ziekte. Nederland moet vooral kritisch naar de eigen sterktes en zwaktes kijken en oplossingen zoeken die passen bij onze structuur en cultuur. Misschien dat de ontwikkelingen op regionale schaal beter te vergelijken zijn: zoals Nokia de groei rond Oulu veroorzaakt, zo is Philips rond Eindhoven de economische motor.”

Het Finlandmodel ontstond in de crisis begin jaren tachtig. Nu is het succesvol. Wanneer moet het Innovatieplatform in Nederland vruchten gaan afwerpen?

,,Ook als we erin slagen op korte termijn veranderingen te bewerkstelligen, bijvoorbeeld in het verkeer van buitenlandse kenniswerkers of in de kwaliteit van het vmbo, dan is tenminste vijf à tien jaar nodig voordat je de effecten kunt zien in de innovatieprestaties. Neem het probleem van de bèta-instroom: volgens de schattingen hebben we honderdduizend extra ingenieurs nodig. Die moeten op de middelbare school het juiste profiel kiezen en vervolgens een technische studie afronden. Voor ze afgestudeerd zijn duurt het tien jaar, misschien wel meer.”

U zit ook in de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT). Dat klinkt ongeveer hetzelfde als Innovatieplatform. Wat is het verschil?

,,Mijn tweede vraag aan Balkenende ging over de rollenscheiding van de AWT en het Innovatieplatform. De De AWT heeft gepleit voor het totstandkomen van het Innovatieplatform en zal het vanaf een afstand kritisch volgen. De raad kijkt vanuit een breder perspectief naar de kennisinfrastructuur: kennis heeft niet alleen een economische functie, maar ook een intrinsieke waarde. Bovendien hebben we kennis nodig om maatschappelijke problemen op te lossen. Een bruisende kenniseconomie komt niet van de grond in een samenleving die geen waardering heeft voor kennis en gebukt gaat onder criminaliteit, onveiligheid of problemen in de zorg. De AWT zal strategische adviezen geven en niet nalaten om zonodig het Innovatieplatform haar huiswerk nog een keer over te laten doen.”

Op uw site staat bij ‘personal interests’ een veelbelovend ‘coming soon’. Kan dit platform er nogwel bij in uw agenda?

,,Waar staat dat? Ik heb wel veel persoonlijke interesses, en daar is altijd te weinig tijd voor. Maar ik ga snijden in mijn externe verplichtingen. Ik vind het belangrijk om tijd te maken voor dit platform. En mijn groep bij TBM en mijn speerpuntprogramma moeten er ook niet onder lijden.”

Wie is Margot Weijnen?

Prof.dr.ir. Margot Weijnen (1957) studeerde en promoveerde bij scheikundige technologie aan de TU Delft. Na een loopbaan bij Shell keerde ze in 1990 terug naar Delft. Sinds 1995 is ze hoogleraar proces- en energietechnologie bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management. Daarnaast heeft ze een indrukwekkende lijst nevenfuncties. Ze zit onder meer in de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT), de Algemene Energieraad (AER) en in het bestuur van de Stichting Milieukeur. Deze maand voegde ze een nieuwe functie aan het lijstje toe: het lidmaatschap van het Innovatieplatform onder voorzitterschap van premier Balkenende.

Achttien sterspelers telt Balkenendes team dat van Nederland weer een zinderende en bruisende kenniseconomie moet maken. Eén ervan is hoogleraar in Delft: Margot Weijnen. ,,Ik word van alle kanten bestookt met boodschappenlijstjes.”

U bent nu echt doorgedrongen tot de crème de la crème van de Nederlandse beleidsvorming. Het 06-nummer van Jan Peter in uw telefoon?

,,Als ik dat zou hebben, zou ik het niet zeggen.”

Hoe komt Margot Weijnen in dat Innovatieplatform?

,,Dat vraag ik me ook af. Het was een volslagen verrassing. Toen ik op 11 augustus in de auto naar Brussel zat, waarschuwde mijn secretaresse dat er een telefoontje van de minister-president aan zat te komen. Ik wist dat er plannen waren voor een Innovatieplatform, maar van de laatste ontwikkelingen was ik niet op de hoogte. Balkenende vroeg me of ik in het platform wilde.”

En? . .

,,Toen heb ik hem gevraagd of de samenstelling al vaststond en of de leden op persoonlijke titel of als belangenbehartigers zouden deelnemen. Dat laatste wilde ik niet. Dan begin je met een verkeerde basis. Het is hoe dan ook lastig om het eigen belang te overstijgen voor het collectief belang. Als je al vanuit belangenposities begint is het bij voorbaat onmogelijk.”

De universiteiten van Twente en Leiden hebben de rector magnificus in het Innovatieplatform. Zullen zij niet stiekem toch de belangen van hun universiteit behartigen?

,,Daar zijn we allemaal zelf bij. Geen enkel risico is denkbeeldig. Maar de leden zitten in principe zonder last of ruggespraak in het platform. Het is een kritische factor: zijn de leden in staat boven het eigen instituutsbelang uit te stijgen? Hoewel de eigen situatie voor iedereen een referentiepunt biedt, hoop ik dat we het nationaal belang voor ogen kunnen houden % op de lange termijn is iedereen erbij gebaat dat Nederland een zinderende kenniseconomie wordt.”

Wist de TU dat Balkenende u hiervoor vroeg?

,,Niet dat ik weet. Ik heb het college van bestuur op de hoogte gesteld nadat ik ja gezegd had. Er zit trouwens nog iemand in het platform die banden heeft met de TU Delft: Marike van Lier Lels van de Schipholgroep. Zij zit hier in de Raad van Toezicht.”

Wilden collegevoorzitter Hans van Luijk en rector Jacob Fokkema niet liever zelf met de premier vergaderen?

,,Het is niet aan mij om daarover te beslissen. Ik weet niet wat de afwegingen van Balkenendegeweest zijn. Het is een gevarieerd gezelschap geworden % qua leeftijd, geslacht en plaats in de kennisinfrastructuur.”

Bent u al bij het college geweest voor overleg?

,,Dat initiatief is inderdaad al genomen. Ik word trouwens van alle kanten bestookt met boodschappenlijstjes. Zoveel partijen er in Kennisland zijn, zoveel partijen hebben verlanglijstjes.”

Wat doet het Innovatieplatform?

,,Nederland zakt op alle innovatie-indicatoren langzaam weg. Die trend moeten we keren. Dit is een belangrijk kantelpunt, want de Nederlandse kennisinfrastructuur is nu % gemeten naar wetenschappelijke prestaties % nog goed in vorm. Nederland moet de kennisposities die het heeft behouden, maar ook groeikansen bieden voor nieuwe gebieden. Het is belangrijk dat hoogwaardige kennis ook leidt tot maatschappelijk rendement.

Juist daar zijn we in Nederland helaas niet zo goed in. Het Innovatieplatform gaat het kabinet niet alleen adviseren over de besteding van de extra middelen die beschikbaar zijn voor de kennisinfrastructuur, maar ook over de bestaande budgetten. We willen niet blijven steken in een tijdelijke investeringsimpuls, het gaat ons om structurele verbetering van de kennisinfrastructuur.”

Toch valt de hoeveelheid geld die het kabinet beschikbaar heeft voor onderwijs en innovatie een beetje tegen.

,,Maar de politieke wil is er. Als je het bezuinigingsgeweld in veel andere sectoren ziet is onderwijs en onderzoek er goed uitgekomen. Kennis was altijd weinig sexy. Maar daar is nu verandering in gekomen. Er is een window of opportunity: nog nooit was er zo veel overeenstemming bij bedrijfsleven, kennisinstellingen en politiek over het belang van de kenniseconomie. Dit momentum moeten we niet verloren laten gaan. Het is ook bijzonder dat de premier het platform zelf % naar Fins voorbeeld % gaat trekken. Dat doet hij trouwens met vaart en humor, moet ik zeggen.”

De eerste vergadering van het platform is achter de rug. Al flink geïnnoveerd?

,,De sfeer was goed. We hebben de ambitie snel tot concrete resultaten te komen. Balkenende zei: ‘Het Innovatieplatform moet geen poldermolen maar een ijsbreker zijn’. Dat is een mooie metafoor. Een kenniseconomie heeft een dynamische kennisinfrastructuur nodig, waar snel nieuwe knooppunten en verbindingen kunnen ontstaan. Kennis moet kunnen stromen: tussen kennisinstellingen, tussen aanbieders en gebruikers. En over de grenzen van disciplines, landen, publieke en private sector. In Nederland lijkt het netwerk dichtgeslibd.

We moeten de barrières in de stroming van kennis naar de markt doorbreken. Neem de mobiliteit van kenniswerkers. De TU Delft ondervindt enorme vertraging in de komst van buitenlandse studenten omdat er zo’n strenge visumregeling is. Grote bedrijven hebben dezelfde moeilijkheden bij het aantrekken van ervaren buitenlandse kenniswerkers. Dit is trouwens direct een lastig probleem: het raakt ook aan andere beleidsvelden. De minister die verantwoordelijkis voor het immigratiebeleid, zit bijvoorbeeld niet in het Innovatieplatform.”

In voorbeeldland Finland komt het Innovatieplatform vier keer per jaar bijeen. Hoe is dat hier?

,,Een keer of vijf, zes per jaar. De eerste vergadering duurde twee, tweeëneenhalf uur. Daarna hebben we samen gegeten om elkaar beter te leren kennen. Dat is ook niet onbelangrijk: je moet het met elkaar oneens kunnen zijn terwijl je wel goede vrienden blijft % nou ja, een prettige persoonlijke verstandhouding kunt handhaven.”

Wat moet ons land overnemen van Finland en wat niet?

,,Finland heeft een heel andere economische structuur, geografie en cultuur dan Nederland. Het land heeft na de Tweede Wereldoorlog gigantische herstelbetalingen moeten doen omdat het tegen de Sovjetunie heeft gevochten. Die economische achterstand is verrassend snel overwonnen en vervolgens heeft Finland sinds de jaren tachtig een geweldige innovatiesprong gemaakt.

Blindelings overnemen van het Finse model is onverstandig. Nu juichen we bij dat model, maar bij het Nederlandse poldermodel is ook gejuicht, terwijl het nu bekend staat als de Hollandse Ziekte. Nederland moet vooral kritisch naar de eigen sterktes en zwaktes kijken en oplossingen zoeken die passen bij onze structuur en cultuur. Misschien dat de ontwikkelingen op regionale schaal beter te vergelijken zijn: zoals Nokia de groei rond Oulu veroorzaakt, zo is Philips rond Eindhoven de economische motor.”

Het Finlandmodel ontstond in de crisis begin jaren tachtig. Nu is het succesvol. Wanneer moet het Innovatieplatform in Nederland vruchten gaan afwerpen?

,,Ook als we erin slagen op korte termijn veranderingen te bewerkstelligen, bijvoorbeeld in het verkeer van buitenlandse kenniswerkers of in de kwaliteit van het vmbo, dan is tenminste vijf à tien jaar nodig voordat je de effecten kunt zien in de innovatieprestaties. Neem het probleem van de bèta-instroom: volgens de schattingen hebben we honderdduizend extra ingenieurs nodig. Die moeten op de middelbare school het juiste profiel kiezen en vervolgens een technische studie afronden. Voor ze afgestudeerd zijn duurt het tien jaar, misschien wel meer.”

U zit ook in de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT). Dat klinkt ongeveer hetzelfde als Innovatieplatform. Wat is het verschil?

,,Mijn tweede vraag aan Balkenende ging over de rollenscheiding van de AWT en het Innovatieplatform. De De AWT heeft gepleit voor het totstandkomen van het Innovatieplatform en zal het vanaf een afstand kritisch volgen. De raad kijkt vanuit een breder perspectief naar de kennisinfrastructuur: kennis heeft niet alleen een economische functie, maar ook een intrinsieke waarde. Bovendien hebben we kennis nodig om maatschappelijke problemen op te lossen. Een bruisende kenniseconomie komt niet van de grond in een samenleving die geen waardering heeft voor kennis en gebukt gaat onder criminaliteit, onveiligheid of problemen in de zorg. De AWT zal strategische adviezen geven en niet nalaten om zonodig het Innovatieplatform haar huiswerk nog een keer over te laten doen.”

Op uw site staat bij ‘personal interests’ een veelbelovend ‘coming soon’. Kan dit platform er nogwel bij in uw agenda?

,,Waar staat dat? Ik heb wel veel persoonlijke interesses, en daar is altijd te weinig tijd voor. Maar ik ga snijden in mijn externe verplichtingen. Ik vind het belangrijk om tijd te maken voor dit platform. En mijn groep bij TBM en mijn speerpuntprogramma moeten er ook niet onder lijden.”

Wie is Margot Weijnen?

Prof.dr.ir. Margot Weijnen (1957) studeerde en promoveerde bij scheikundige technologie aan de TU Delft. Na een loopbaan bij Shell keerde ze in 1990 terug naar Delft. Sinds 1995 is ze hoogleraar proces- en energietechnologie bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management. Daarnaast heeft ze een indrukwekkende lijst nevenfuncties. Ze zit onder meer in de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT), de Algemene Energieraad (AER) en in het bestuur van de Stichting Milieukeur. Deze maand voegde ze een nieuwe functie aan het lijstje toe: het lidmaatschap van het Innovatieplatform onder voorzitterschap van premier Balkenende.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.