Opinie

Huisvesting gebruiken als marketinginstrument

De TU heeft zich in de loop van haar geschiedenis verplaatst van het centrum van Delft in de richting van Rotterdam. Aan het Muzisch Centrum wordt gebouwd, binnenkort start het werk aan de nieuwe bibliotheek achter de Aula, en over een poosje staat er ook een futuristische studentenflat aan de Balthasar van der Polweg.

De campus ontwikkelt zich dus dynamisch, maar professor Jan Koolhaas meent dat de TU ook haar historische gebouwen moet koesteren.

Een van de belangrijke onderscheidende kenmerken van de Technische Universiteit Delft is haar lange geschiedenis. Daarvan maakt zij te weinig gebruik. Een manifestatie van deze geschiedenis is de huisvesting van onze universiteit.

Vooral in de jaren zestig en zeventig had men een slecht ontwikkeld gevoel voor historie en dacht men dat verwaarlozing van ons erfgoed weinig kwaad kon. Tegenwoordig wordt echter ingezien dat juist ook in het verleden de kwaliteit van het heden herkend wordt.

Het universiteitscomplex van de Kanaalweg tot de Mijnbouwstraat vormt een prachtige afgesloten campus. Het binnenterrein wordt ontsierd door onooglijke bouwsels, autowrakken en andere overblijfsels van onze welvaartsmaatschappij. Dit terrein is zonder al te grote investeringen terug te brengen tot een van de mooiste universiteitsterreinen in Nederland. Met een fantasievol en samenhangend beleid kan het zelfs omgevormd worden tot een belangrijk onderdeel van ons imago.

Het terrein ligt op de verbindingsas van alle universiteitsgebouwen en het stadscentrum. Door hier een aantal centrale functies te verzamelen is het mogelijk er ‘de universiteit’ te vestigen. De volgende ingrepen zouden daartoe bijdragen.

* Het binnenterrein ontdoen van alle bouwsels die de structuur verdoezelen en geen bijdrage leveren aan de herkenbaarheid van de universiteit als instelling van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. Bijvoorbeeld fietsenstallingen, drukkerij, opslagplaatsen e.d.

* De hortus botanicus presenteren en toegankelijk maken als integraal onderdeel van dit binnenterrein.

* Om het binnenterrein zorgen voor woongelegenheid voor docenten, aio’s, buitenlandse gasten, e.d.. Hierdoor blijft het terrein ook ’s avonds ‘bewoond’.

* De centrale bibliotheek bouwen in de hoek van het gebouw aan het Mijnbouwplein. Het oude gebouw aan het Schuttersveld ombouwen met klassieke leeszalen waar studenten de gelegenheid krijgen te studeren en gebruik te maken van de faciliteiten die bij een universiteitsbibliotheek horen. De nieuwbouw van de bibliotheek dus geheel richten op ‘bibliotheek-sec’. Het lijkt mogelijk datveel van de uitgangspunten voor het ontwerp van de bibliotheek achter de Aula ook toepasbaar zijn op het binnenplein. De ruimte achter de Aula hoeft dus niet in beslag te worden genomen door een massaal gebouw.

* Op en langs het terrein faciliteiten scheppen, zoals eenvoudige horeca, een copyshop, een boekwinkel en andere commerciële activiteiten.

* Centrale faculteiten, zoals WTM, Technische Wiskunde en Informatica en Technische Bestuurskunde, die toeleverend zijn aan de andere faculteiten, concentreren op en om het terrein.
Stedebouwkunde

Ook voor de bezoekers van de universiteit kan het gebied aantrekkelijk en herkenbaar gemaakt worden: het is de toegang tot de universiteit.

Het gebied tussen de Mijnbouwstraat en de achterzijde van het complex Julianalaan moet stedebouwkundig bij de campus worden getrokken. Allereerst kunnen in het GAAC-gebouw en het hoofdgebouw die activiteiten samenkomen die aan alle faculteiten gemeenschappelijk zijn.

Het Van Heijstplantsoen wordt vervolgens beter toegankelijk gemaakt en benut als een transportader voor voetgangers en misschien fietsers. Dit vergt ingrepen in de Julianalaan en de Mijnbouwstraat. Hierbij moet onderzocht worden welke mogelijkheden bestaan om de bebouwing te verdichten en ook hier woongelegenheid te scheppen voor studenten en stafleden.

Vooral de historische componenten van de bebouwing moeten beter tot hun recht komen. Bijvoorbeeld door bouwkundig aantrekkelijke ruimten als de hal van het GAAC-gebouw een functie te geven die niet door opportunisme is ingegeven, maar door een beleid met visie voor traditie en effectieve marketing.

Het aantrekken van langzaam verkeer tussen deze ‘nieuwe TU-wijk’ en het centrum kan een belangrijke bijdrage leveren aan het tot leven roepen van een aantrekkelijke en karakteristieke universiteitscampus.
Opbrengsten

De huisvestingsproblemen van onze universiteit zijn groot en kostbaar. Daarom moeten wij ook denken in termen van opbrengsten. Een van de belangrijke opbrengsten van een consistent huisvestingsbeleid kan zijn de bijdrage aan het imago van onze instelling. Veel bedrijven en instellingen zijn ons hierin voorgegaan. Denk aan het torentje van de Harvard Business School.

De faculteiten die behoefte hebben aan gespecialiseerde faciliteiten moeten gemotiveerd worden om deze in samenwerking tot stand te brengen in de nieuwe TU-wijk. Hier moet een duidelijk facultair huisvestingsbeleid voor komen. De faculteiten moeten worden aangezet om op een efficiënte en flexibele manier in te spelen op de steeds veranderende behoefte aan ruimte voor onderwijs en onderzoek, waar mogelijk binnen de bestaande infrastructuur.

De universiteit als geheel moet ook een eigen bovenfacultairbeleid voeren dat vooral gericht is om de gemeenschappelijke structuur op peil te houden en te benutten als een marketing instrument. Daarom moeten wij ervoor zorgen dat het beleid niet alleen bijdraagt tot een efficiënt gebruik van gebouwen maar ook tot een imago van een dynamisch wetenschappelijk instituut met een lange traditie en vooral een gevestigde reputatie. Ik stel voor dat dit beleid zich concentreert op de oude complexen.

Als enige technische universiteit in Nederland hebben wij zo’n prachtig uitgangssituatie. Laten wij dit op een fantasievolle wijze benutten en ons onderscheiden van de traditieloze en structuurloze bouwvlekken van Eindhoven en Twente. Zij kunnen nooit het imago van een universiteit in de ware zin van het woord ontwikkelen. Zij kunnen nooit hun huisvesting gebruiken als een marketinginstrument zoals Harvard, Oxford, Cambridge en andere prestigieuze universiteiten dat doen. Het is nog niet te laat.

Jan Koolhaas

De auteur is hoogleraar bedrijfsleer in de faculteit der Wijsbegeerte en Technische Maatschappijwetenschappen. Bovenstaande tekst is een bekorte versie van een brief aan het college van bestuur.


Van Kanaalweg tot Mijnbouwstraat, een prachtige afgesloten campus

De TU heeft zich in de loop van haar geschiedenis verplaatst van het centrum van Delft in de richting van Rotterdam. Aan het Muzisch Centrum wordt gebouwd, binnenkort start het werk aan de nieuwe bibliotheek achter de Aula, en over een poosje staat er ook een futuristische studentenflat aan de Balthasar van der Polweg. De campus ontwikkelt zich dus dynamisch, maar professor Jan Koolhaas meent dat de TU ook haar historische gebouwen moet koesteren.

Een van de belangrijke onderscheidende kenmerken van de Technische Universiteit Delft is haar lange geschiedenis. Daarvan maakt zij te weinig gebruik. Een manifestatie van deze geschiedenis is de huisvesting van onze universiteit.

Vooral in de jaren zestig en zeventig had men een slecht ontwikkeld gevoel voor historie en dacht men dat verwaarlozing van ons erfgoed weinig kwaad kon. Tegenwoordig wordt echter ingezien dat juist ook in het verleden de kwaliteit van het heden herkend wordt.

Het universiteitscomplex van de Kanaalweg tot de Mijnbouwstraat vormt een prachtige afgesloten campus. Het binnenterrein wordt ontsierd door onooglijke bouwsels, autowrakken en andere overblijfsels van onze welvaartsmaatschappij. Dit terrein is zonder al te grote investeringen terug te brengen tot een van de mooiste universiteitsterreinen in Nederland. Met een fantasievol en samenhangend beleid kan het zelfs omgevormd worden tot een belangrijk onderdeel van ons imago.

Het terrein ligt op de verbindingsas van alle universiteitsgebouwen en het stadscentrum. Door hier een aantal centrale functies te verzamelen is het mogelijk er ‘de universiteit’ te vestigen. De volgende ingrepen zouden daartoe bijdragen.

* Het binnenterrein ontdoen van alle bouwsels die de structuur verdoezelen en geen bijdrage leveren aan de herkenbaarheid van de universiteit als instelling van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. Bijvoorbeeld fietsenstallingen, drukkerij, opslagplaatsen e.d.

* De hortus botanicus presenteren en toegankelijk maken als integraal onderdeel van dit binnenterrein.

* Om het binnenterrein zorgen voor woongelegenheid voor docenten, aio’s, buitenlandse gasten, e.d.. Hierdoor blijft het terrein ook ’s avonds ‘bewoond’.

* De centrale bibliotheek bouwen in de hoek van het gebouw aan het Mijnbouwplein. Het oude gebouw aan het Schuttersveld ombouwen met klassieke leeszalen waar studenten de gelegenheid krijgen te studeren en gebruik te maken van de faciliteiten die bij een universiteitsbibliotheek horen. De nieuwbouw van de bibliotheek dus geheel richten op ‘bibliotheek-sec’. Het lijkt mogelijk datveel van de uitgangspunten voor het ontwerp van de bibliotheek achter de Aula ook toepasbaar zijn op het binnenplein. De ruimte achter de Aula hoeft dus niet in beslag te worden genomen door een massaal gebouw.

* Op en langs het terrein faciliteiten scheppen, zoals eenvoudige horeca, een copyshop, een boekwinkel en andere commerciële activiteiten.

* Centrale faculteiten, zoals WTM, Technische Wiskunde en Informatica en Technische Bestuurskunde, die toeleverend zijn aan de andere faculteiten, concentreren op en om het terrein.
Stedebouwkunde

Ook voor de bezoekers van de universiteit kan het gebied aantrekkelijk en herkenbaar gemaakt worden: het is de toegang tot de universiteit.

Het gebied tussen de Mijnbouwstraat en de achterzijde van het complex Julianalaan moet stedebouwkundig bij de campus worden getrokken. Allereerst kunnen in het GAAC-gebouw en het hoofdgebouw die activiteiten samenkomen die aan alle faculteiten gemeenschappelijk zijn.

Het Van Heijstplantsoen wordt vervolgens beter toegankelijk gemaakt en benut als een transportader voor voetgangers en misschien fietsers. Dit vergt ingrepen in de Julianalaan en de Mijnbouwstraat. Hierbij moet onderzocht worden welke mogelijkheden bestaan om de bebouwing te verdichten en ook hier woongelegenheid te scheppen voor studenten en stafleden.

Vooral de historische componenten van de bebouwing moeten beter tot hun recht komen. Bijvoorbeeld door bouwkundig aantrekkelijke ruimten als de hal van het GAAC-gebouw een functie te geven die niet door opportunisme is ingegeven, maar door een beleid met visie voor traditie en effectieve marketing.

Het aantrekken van langzaam verkeer tussen deze ‘nieuwe TU-wijk’ en het centrum kan een belangrijke bijdrage leveren aan het tot leven roepen van een aantrekkelijke en karakteristieke universiteitscampus.
Opbrengsten

De huisvestingsproblemen van onze universiteit zijn groot en kostbaar. Daarom moeten wij ook denken in termen van opbrengsten. Een van de belangrijke opbrengsten van een consistent huisvestingsbeleid kan zijn de bijdrage aan het imago van onze instelling. Veel bedrijven en instellingen zijn ons hierin voorgegaan. Denk aan het torentje van de Harvard Business School.

De faculteiten die behoefte hebben aan gespecialiseerde faciliteiten moeten gemotiveerd worden om deze in samenwerking tot stand te brengen in de nieuwe TU-wijk. Hier moet een duidelijk facultair huisvestingsbeleid voor komen. De faculteiten moeten worden aangezet om op een efficiënte en flexibele manier in te spelen op de steeds veranderende behoefte aan ruimte voor onderwijs en onderzoek, waar mogelijk binnen de bestaande infrastructuur.

De universiteit als geheel moet ook een eigen bovenfacultairbeleid voeren dat vooral gericht is om de gemeenschappelijke structuur op peil te houden en te benutten als een marketing instrument. Daarom moeten wij ervoor zorgen dat het beleid niet alleen bijdraagt tot een efficiënt gebruik van gebouwen maar ook tot een imago van een dynamisch wetenschappelijk instituut met een lange traditie en vooral een gevestigde reputatie. Ik stel voor dat dit beleid zich concentreert op de oude complexen.

Als enige technische universiteit in Nederland hebben wij zo’n prachtig uitgangssituatie. Laten wij dit op een fantasievolle wijze benutten en ons onderscheiden van de traditieloze en structuurloze bouwvlekken van Eindhoven en Twente. Zij kunnen nooit het imago van een universiteit in de ware zin van het woord ontwikkelen. Zij kunnen nooit hun huisvesting gebruiken als een marketinginstrument zoals Harvard, Oxford, Cambridge en andere prestigieuze universiteiten dat doen. Het is nog niet te laat.

Jan Koolhaas

De auteur is hoogleraar bedrijfsleer in de faculteit der Wijsbegeerte en Technische Maatschappijwetenschappen. Bovenstaande tekst is een bekorte versie van een brief aan het college van bestuur.


Van Kanaalweg tot Mijnbouwstraat, een prachtige afgesloten campus

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.