Veiligheidsvoorschriften zijn in de biotechnologie veel strenger dan in de chemie merkte Britte Bouchaut als promovendus. In Nature bepleit ze een middenweg: Safe by Design.
Voorzichtigheid van microbiologen heeft bijgedragen aan de strenge regelgeving op hun vak, laat dr.ir. Britte Bouchaut zien. Ze promoveerde afgelopen maand cum laude op risicomanagement en regelgeving op biotechnologie bij de faculteiten TNW en TBM.
In de jaren zeventig van de vorige eeuw ontdekten Amerikaanse biologen dat ze erfelijk materiaal van de ene plant – of diersoort naar een ander konden overzetten. Dat was zo’n schokkende ontdekking dat ze op een conferentie in Asilomar, 1975 zelf een moratorium hebben ingesteld: een onderzoekstop tot meer duidelijk werd over de risico’s van de ‘recombinant DNA’ techniek. Men vreesde de totstandkoming, al dan niet opzettelijk, van bijvoorbeeld superbugs waar geen afweer tegen bestond.
Naderhand zou blijken dat de gevaarlijkste bacteriën en virussen niet in het lab maar in de natuur ontstaan. Maar de toon was gezet en biotechnologie werd lang en breed gewantrouwd. Angst en onvrede kwamen onder meer tot uiting in demonstraties tegen genetisch gemodificeerde gewassen (GMO’s) en ‘Frankenstein foods’.
Bouchaut begon haar studie begon met een bachelor in chemische technologie. Later viel het haar op dat de veiligheidsvoorschriften in de chemie veel minder streng zijn dan in de biotechnologie. Zolang er geen aanwijzingen zijn voor toxiciteit, en die gegevens moeten door de producent worden aangeleverd, mag een chemisch product in principe op de markt verschijnen. ‘No data, no problem’ wordt die benadering genoemd. En als een stof toch giftig blijkt, zoals met de PFAS het geval was, dan staat de industrie vrij om met een variant komen (in dit geval met kortere koolstofketens) waarvan de giftigheid nog niet is vastgesteld.
In haar proefschrift constateert Bouchaut dat binnen de biotechnologie regelgeving innovatie in de weg staat, terwijl bij de chemische industrie voorschriften achter de feiten aanhobbelen. De opkomst van groene chemie maakt het onvermijdelijk om chemie en biotech onder eenzelfde regime te brengen, stelt ze.
Vind u dat biotechnologie te streng aan banden wordt gelegd?
“Vanuit de onderzoekers gezien: ja. Er wordt heel veel gewicht op veiligheid gelegd. Vanuit beleidsmakers die veiligheid willen waarborgen zijn de eisen wel te begrijpen. Maar ik vind dat we de balans een beetje kwijt zijn. Aan de ene kant is het goed dat veiligheid gewaarborgd is, aan de andere kant remt dat ook de innovatie. Hier in de labs merk je dat het GMO-beleid (genetisch gemodificeerd organisme) best dichtgetimmerd is. Onderzoekers moeten voordat ze een nieuw experiment uitvoeren aantonen dat alle risico’s zijn afgedicht.”
Hoe zit dat onderzoekers in de weg?
“Onderzoekers raken gefrustreerd door de papierwinkel die ze moeten indienen bij het bureau GGO (genetisch gemodificeerde organismen), onderdeel van het RIVM en dus van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Met die papierwinkel moeten onderzoekers aantonen dat een experiment veilig is. Maar als je iets nieuws doet weet je van tevoren niet alles.”
U constateert dat het er in de chemie er anders aan toe gaat. Hoe kan dat?
“De chemische industrie bestaat al veel langer dan de biotech industrie. Er zit een sterke lobby achter, en we hebben veel van hun producten dagelijks nodig in ons leven.”
Dus in de biotechnologie zijn er innovatie belemmerende voorschriften, en in de chemie loopt de monitoring achter de industriële praktijk aan. Waarom wilt u dat onder één noemer brengen?
“Biotechnologie heeft de potentie om bij te dragen aan oplossingen voor CO2-uitstoot en klimaatverandering. Daarvoor hebben we nieuwe typen chemie nodig, nieuwe processen, en nieuwe chemicaliën. Je wilt dat die veilig zijn. Nu en in de toekomst. Dus moeten veiligheid en innovatie hand in hand gaan. Binnen biotech zie je heel veel nadruk op veiligheid, en minder op innovatie. Bij de chemische industrie zie je heel veel innovatie maar de veiligheid kan vaak beter. Daar moeten we een middenweg in vinden.”
En die middenweg noemen jullie Safe by Design. Wat houdt dat in?
“Safe by Design komt uit de chemische technologie en de nanotechnologie. Het houdt in dat je veel verschillende mensen met diverse achtergronden bij een innovatieproces betrekt. Daar kun je een stapsgewijs proces van maken. Er kunnen altijd onverwachte dingen gebeuren. Maar als je daar halverwege achter komt kun je teruggaan in het proces en er rekening mee houden. Safe by Design kan een leerproces inrichten dat nieuwe technieken of toepassingen van biotech of chemie stimuleert.
Dat klinkt plausibel. Is het wel eens geprobeerd?
“In de nanotechnologie is Safe by Design al toegepast. Dat heeft wel laten zien dat het zeker kan. Maar er is geen garantie dat het altijd honderd procent veilig is. Ook in de nanotechnologie zijn dingen niet helemaal goed gegaan.”
Wat dan?
“Er zijn nanodeeltjes in zonnecrème verwerkt en die bleken naderhand giftig te zijn. Als je ze binnenkrijgt. Dat was niet voorzien. Safe by Design legt de nadruk op verantwoord, inclusief en veilig innoveren. De methode vraagt aandacht voor veiligheid, maar kan die niet garanderen.”
U schreef daarover in Nature Communications, samen met hoogleraar biokatalyse Frank Hollmann (TNW) en Lotte Asveld die maatschappelijke gevolgen van biotechnologie onderzoekt bij TBM. Hebben jullie reacties op je artikel gekregen?
“Tot nu toe niet, nee. Dat vind ik wel jammer.”
Wat is uw volgende stap?
“Safe by Design staat of valt met transparantie en openheid van bedrijven en kennisinstituten zodat er een open communicatieplatform ontstaat tussen chemische bedrijven, technologie-ontwikkelaars en beleidsmakers. Ik wil in de komende jaren nagaan hoe we die communicatieplatforms of die kanalen inrichten. Wat is daarvoor nodig vanuit beleid maar ook vanuit de industrie? Hoe kunnen we dat veranderen? Moeten we het afdwingen of kan het vrijwillig? Ik wil daar een van de komende jaren een Veni voor aanvragen.”
Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?
j.w.wassink@tudelft.nl
Comments are closed.