Onderwijs

‘Het was een enorme voorzienigheid’

Als curator van de tentoonstelling ‘Architecture Collections – past, present & future’, die op 15 mei geopend zou worden bij Bouwkunde, is ir. Robert Nottrot over een emotionele achtbaan gegaan.

“Je krijgt bijna het gevoel: ik heb door de geschiedenis zo naar voren te roepen het einde ingeleid.”

U verheugde zich enorm op de tentoonstelling. Hoe hebt u de week na de brand beleefd?

“De emoties gingen op en neer. Heel erg. De tentoonstelling zou geopend worden door Liesbeth van der Pol (aankomend rijksbouwmeester, red.) Het zou een zeer feestelijk moment zijn. We zijn al twee jaar bezig iets op te bouwen en daar zou dit het feestje voor zijn. Daar keken we naar uit. We hadden achthonderd uitnodigingen verstuurd; het zou een groot feest worden.”

Maar zover is het niet gekomen.

“Ik was in het gebouw toen de brand ontstond. In eerste instantie was ik nog optimistisch, want ik zag een klein vuurtje op de zesde. De brandweer was naar boven, dus ik had goede hoop.”

Waar stonden de spullen van de tentoonstelling?

“Die stonden in de Blokkenhal. Dat is de laagbouw aan de zuidkant, en die is uiteindelijk gespaard gebleven.”

Aanvankelijk was er over de collectie dus niet veel ongerustheid?

“Nee, eerst niet. Even later wel, want na zo’n halfuur sloeg de brand al door de andere gevel, aan de westkant. Ik geloof dat ik een uurtje gebleven ben. Toen was mijn perspectief: het gebouw brandt helemaal af. Ik ben naar huis gegaan en zocht troost bij mijn vrouw. Het was erg emotioneel.

Ik heb een vijfdaagse verbintenis met die school, het is mijn tweede huis. Ik heb er gestudeerd. Het gebouw was net een jaar oud toen ik er ging studeren. Ik heb er veel relaties mee – en met de mensen in dat gebouw. Ik ben ’s middags nog wel gaan kijken. Ik had de tentoonstelling opgegeven, hoewel ik binnenin een stille hoop had.”

Terecht, zo bleek.

“De volgende dag zag ik dat de laagbouw nog overeind was. Toen kwam ik Cees van Weeren tegen (hoogleraar draagconstructies, red.), die nogal veel weet van het technische aspect van het gebouw. Hij had ook contact gehad met de brandweer. Hij vertelde me dat de brandweer van plan was de spullen uit de Blokkenhal weg te halen. Toen sloeg mijn emotie uiteraard om in grote vreugde. Ik ben meteen naar het terrein gegaan. Eerst gevraagd of ik erbij kon komen. Men gaf me weinig hoop. Maar ik zag die ruwe kerels en dacht: nou, met die maquettes moet je toch voorzichtig omgaan.

Toen bleek dat de maquettes op drie na het gebouw al uit waren. Minister Plasterk was daar toevallig bij en alle stoelen stonden op de stoep. Ik was gerustgesteld en heb gevraagd waar de maquettes heen waren gebracht. Dat was de Drebbelweg. Ik kwam daar binnen en alles stond er. Toen ik nader ging kijken, bleek dat alles ook schoon was, en dat de kleinste details nog heel waren. Die hele hal die heeft geen rook gehad, geen water. Dat was een enorme voorzienigheid.”

Zijn nu alle historische collecties in veiligheid gebracht?

“Nee. Er ligt nog een deel in de kelders. Maquettes, panelen en foto’s. Voor een deel liggen die in de antiekkelder, onze officiële opslag. Ik heb goede hoop dat die droog is en dat we daar nog wel bij kunnen, want hij bevindt zich aan de gunstige kant van het gebouw. Verder bevindt zich in het midden van het gebouw ook nog een grote ruimte waar spullen zijn opgeslagen, maar daar staat water in de kelder. Ik heb er geen zicht op hoe dat naar buiten komt.

Heel triest is dat objecten uit de Collectie Sluyterman zijn verbrand. Het betrof antieke voorwerpen in vitrines tegenover de liften, die fantastisch waren ingericht door Anke Jaanen van het Techniek Museum.”

Het moet een vreemde beleving geweest zijn.

“Ja. Je bent heel opgetogen over een aanstaande opening, je haalt de geschiedenis van het gebouw naar boven om die voor mensen inzichtelijk te maken. En op dat moment brandt het gebouw af. Je krijgt bijna het gevoel: ik heb het afgeroepen. Ik heb door de geschiedenis zo naar voren te roepen het einde ingeleid.”

U bent innig verbonden met de collectie. Maar als buitenstaander denk ik: waarom slaan jullie die collecties niet op in de kelders van het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam?

“We hebben een convenant met het NAi. Maar daar gebeurt over het algemeen niet zo veel mee.”

Waar gaat dat over?

“Over wederzijdse medewerking, om het maar simpel te zeggen. Toen ik deze tentoonstelling ging maken, wilde ik ook maquettes uit het NAi opnemen. Maar de voorwaarden voor uitleen zijn zo streng, daar kan ons gebouw niet aan voldoen. We hebben geen goede luchtbehandeling, geen veilig vitrines, noem maar op. Toen zag ik er vanaf.”

Is het omgekeerd wel voorgekomen, dat het NAi spullen van de TU heeft geleend?

“Dat weet ik niet, maar nu hebben we een aanbieding gekregen. Het NAi wil onze spullen tentoonstellen.”

Hoe was uw reactie daarop?

“Ik heb decaan Wytze Patijn laten weten dat ik het een beetje ordinair vind om mee te doen in een hype en dat ik het niet zo leuk vind om de eerstvolgende kans op een tentoonstelling in het NAi te hebben. Wat ik persoonlijk wil, en er zijn veel mensen die met me meevoelen, is in september exposeren voor de nieuwe eerstejaars – voordat het nieuwe collegejaar van start gaat. En op eigen terrein. Ik heb gezegd: laten we nou uitkijken. Want er kwamen aanbiedingen van het Centraal Museum Utrecht om de spullen op te slaan en aanbiedingen van het Rijksmuseum. Ik kreeg nog een mailtje van het Mondriaanhuis in Amersfoort, dat de tentoonstelling wilde plaatsen.”

Wat zou in september wat u betreft de plek moeten worden?

“Dat is lastig, want we weten niet waar we dan gehuisvest zullen zijn. (Afgelopen vrijdag werd bekend dat het hoofdgebouw aan de Julianalaan het nieuwe onderkomen wordt, red.). Maar ik ben zelfs in staat de tentoonstelling in het tentendorp in te richten, op het sportveld. Men heeft alles heilig verklaard op dit moment. Die Rietveldstoelen, de maquettes. Maar het is gewoon, weliswaar bijzonder, onderwijsmateriaal. In feite is het initiatief Architecture Collections ooit ontstaan omdat ik merkte dat alles alleen nog maar opgesloten werd en heilig verklaard. De stoelen stonden in het Stoelenkabinet en kwamen er nooit meer uit. Maar het materiaal is voor het onderwijs, het moet eruit, het moet gezien worden. Ik deel dat heel sterk met Max Risselada. Hij was mijn hoogleraar woningbouw. En ik heb heel veel van die spullen zien ontstaan. Veel van de tentoonstellingen die hij gemaakt heeft, hebben bijzondere betekenis voor mij gehad en voor mijn collega’s. Zijn ‘Raumplan versus Plan Libre’ (1987, red.) bijvoorbeeld, was een eyeopener als tentoonstelling. Daar hebben we allemaal veel van geleerd.”

Is dat het grote verschil met het NAi?

“Ja, dat functioneert puur als museum. Op gegeven moment werd ik lid van de tentoonstellingscommissie van Bouwkunde. Ik zei: jongens, we hebben dat erfgoed en daar gaan we niet goed mee om. Daar moet beleid voor zijn en daar moet een instituutje voor komen. Toen heette dat nog de Schatkamer, nu heet dat Architecture Collections. Het idee was om het naar buiten en het buitenland te kunnen brengen en een database te maken om te laten zien wat we allemaal hebben. Alles om het toegankelijk te maken en niet om het in kelders en kabinetten af te sluiten. Dat was nooit mijn idee.”

www.ac.tudelft.nl

WIE IS ROBERT NOTTROT?

Ir. Robert Nottrot is de curator van de tentoonstelling ‘Architecture Collections – past, present & future’ die op 15 mei geopend zou worden. Maar twee dagen eerder brandde Bouwkunde af. De Telegraaf kopte: ‘Schatkamer Inferno’. Minister Plasterk sprak over de grootste ramp voor academisch Nederland.

Toen de collectie een dag later ongeschonden uit de ruïne opdook, werd Nottrot overspoeld met aanbiedingen voor opslag en expositie. Maar Nottrot houdt de collectie liever op de campus.

Hij maakte de tentoonstelling van maquettes, schaalmodellen, stoelen en antiek van de Collectie Sluyterman samen met collectiebeheerder Tessa Wijtman-Berkman, drs. Charlotte van Wijk (beheerder stoelencollectie) en student-assistent Inge de Boer. Het voornemen is om de tentoonstelling in september alsnog te openen.

U verheugde zich enorm op de tentoonstelling. Hoe hebt u de week na de brand beleefd?

“De emoties gingen op en neer. Heel erg. De tentoonstelling zou geopend worden door Liesbeth van der Pol (aankomend rijksbouwmeester, red.) Het zou een zeer feestelijk moment zijn. We zijn al twee jaar bezig iets op te bouwen en daar zou dit het feestje voor zijn. Daar keken we naar uit. We hadden achthonderd uitnodigingen verstuurd; het zou een groot feest worden.”

Maar zover is het niet gekomen.

“Ik was in het gebouw toen de brand ontstond. In eerste instantie was ik nog optimistisch, want ik zag een klein vuurtje op de zesde. De brandweer was naar boven, dus ik had goede hoop.”

Waar stonden de spullen van de tentoonstelling?

“Die stonden in de Blokkenhal. Dat is de laagbouw aan de zuidkant, en die is uiteindelijk gespaard gebleven.”

Aanvankelijk was er over de collectie dus niet veel ongerustheid?

“Nee, eerst niet. Even later wel, want na zo’n halfuur sloeg de brand al door de andere gevel, aan de westkant. Ik geloof dat ik een uurtje gebleven ben. Toen was mijn perspectief: het gebouw brandt helemaal af. Ik ben naar huis gegaan en zocht troost bij mijn vrouw. Het was erg emotioneel.

Ik heb een vijfdaagse verbintenis met die school, het is mijn tweede huis. Ik heb er gestudeerd. Het gebouw was net een jaar oud toen ik er ging studeren. Ik heb er veel relaties mee – en met de mensen in dat gebouw. Ik ben ’s middags nog wel gaan kijken. Ik had de tentoonstelling opgegeven, hoewel ik binnenin een stille hoop had.”

Terecht, zo bleek.

“De volgende dag zag ik dat de laagbouw nog overeind was. Toen kwam ik Cees van Weeren tegen (hoogleraar draagconstructies, red.), die nogal veel weet van het technische aspect van het gebouw. Hij had ook contact gehad met de brandweer. Hij vertelde me dat de brandweer van plan was de spullen uit de Blokkenhal weg te halen. Toen sloeg mijn emotie uiteraard om in grote vreugde. Ik ben meteen naar het terrein gegaan. Eerst gevraagd of ik erbij kon komen. Men gaf me weinig hoop. Maar ik zag die ruwe kerels en dacht: nou, met die maquettes moet je toch voorzichtig omgaan.

Toen bleek dat de maquettes op drie na het gebouw al uit waren. Minister Plasterk was daar toevallig bij en alle stoelen stonden op de stoep. Ik was gerustgesteld en heb gevraagd waar de maquettes heen waren gebracht. Dat was de Drebbelweg. Ik kwam daar binnen en alles stond er. Toen ik nader ging kijken, bleek dat alles ook schoon was, en dat de kleinste details nog heel waren. Die hele hal die heeft geen rook gehad, geen water. Dat was een enorme voorzienigheid.”

Zijn nu alle historische collecties in veiligheid gebracht?

“Nee. Er ligt nog een deel in de kelders. Maquettes, panelen en foto’s. Voor een deel liggen die in de antiekkelder, onze officiële opslag. Ik heb goede hoop dat die droog is en dat we daar nog wel bij kunnen, want hij bevindt zich aan de gunstige kant van het gebouw. Verder bevindt zich in het midden van het gebouw ook nog een grote ruimte waar spullen zijn opgeslagen, maar daar staat water in de kelder. Ik heb er geen zicht op hoe dat naar buiten komt.

Heel triest is dat objecten uit de Collectie Sluyterman zijn verbrand. Het betrof antieke voorwerpen in vitrines tegenover de liften, die fantastisch waren ingericht door Anke Jaanen van het Techniek Museum.”

Het moet een vreemde beleving geweest zijn.

“Ja. Je bent heel opgetogen over een aanstaande opening, je haalt de geschiedenis van het gebouw naar boven om die voor mensen inzichtelijk te maken. En op dat moment brandt het gebouw af. Je krijgt bijna het gevoel: ik heb het afgeroepen. Ik heb door de geschiedenis zo naar voren te roepen het einde ingeleid.”

U bent innig verbonden met de collectie. Maar als buitenstaander denk ik: waarom slaan jullie die collecties niet op in de kelders van het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam?

“We hebben een convenant met het NAi. Maar daar gebeurt over het algemeen niet zo veel mee.”

Waar gaat dat over?

“Over wederzijdse medewerking, om het maar simpel te zeggen. Toen ik deze tentoonstelling ging maken, wilde ik ook maquettes uit het NAi opnemen. Maar de voorwaarden voor uitleen zijn zo streng, daar kan ons gebouw niet aan voldoen. We hebben geen goede luchtbehandeling, geen veilig vitrines, noem maar op. Toen zag ik er vanaf.”

Is het omgekeerd wel voorgekomen, dat het NAi spullen van de TU heeft geleend?

“Dat weet ik niet, maar nu hebben we een aanbieding gekregen. Het NAi wil onze spullen tentoonstellen.”

Hoe was uw reactie daarop?

“Ik heb decaan Wytze Patijn laten weten dat ik het een beetje ordinair vind om mee te doen in een hype en dat ik het niet zo leuk vind om de eerstvolgende kans op een tentoonstelling in het NAi te hebben. Wat ik persoonlijk wil, en er zijn veel mensen die met me meevoelen, is in september exposeren voor de nieuwe eerstejaars – voordat het nieuwe collegejaar van start gaat. En op eigen terrein. Ik heb gezegd: laten we nou uitkijken. Want er kwamen aanbiedingen van het Centraal Museum Utrecht om de spullen op te slaan en aanbiedingen van het Rijksmuseum. Ik kreeg nog een mailtje van het Mondriaanhuis in Amersfoort, dat de tentoonstelling wilde plaatsen.”

Wat zou in september wat u betreft de plek moeten worden?

“Dat is lastig, want we weten niet waar we dan gehuisvest zullen zijn. (Afgelopen vrijdag werd bekend dat het hoofdgebouw aan de Julianalaan het nieuwe onderkomen wordt, red.). Maar ik ben zelfs in staat de tentoonstelling in het tentendorp in te richten, op het sportveld. Men heeft alles heilig verklaard op dit moment. Die Rietveldstoelen, de maquettes. Maar het is gewoon, weliswaar bijzonder, onderwijsmateriaal. In feite is het initiatief Architecture Collections ooit ontstaan omdat ik merkte dat alles alleen nog maar opgesloten werd en heilig verklaard. De stoelen stonden in het Stoelenkabinet en kwamen er nooit meer uit. Maar het materiaal is voor het onderwijs, het moet eruit, het moet gezien worden. Ik deel dat heel sterk met Max Risselada. Hij was mijn hoogleraar woningbouw. En ik heb heel veel van die spullen zien ontstaan. Veel van de tentoonstellingen die hij gemaakt heeft, hebben bijzondere betekenis voor mij gehad en voor mijn collega’s. Zijn ‘Raumplan versus Plan Libre’ (1987, red.) bijvoorbeeld, was een eyeopener als tentoonstelling. Daar hebben we allemaal veel van geleerd.”

Is dat het grote verschil met het NAi?

“Ja, dat functioneert puur als museum. Op gegeven moment werd ik lid van de tentoonstellingscommissie van Bouwkunde. Ik zei: jongens, we hebben dat erfgoed en daar gaan we niet goed mee om. Daar moet beleid voor zijn en daar moet een instituutje voor komen. Toen heette dat nog de Schatkamer, nu heet dat Architecture Collections. Het idee was om het naar buiten en het buitenland te kunnen brengen en een database te maken om te laten zien wat we allemaal hebben. Alles om het toegankelijk te maken en niet om het in kelders en kabinetten af te sluiten. Dat was nooit mijn idee.”

www.ac.tudelft.nl

WIE IS ROBERT NOTTROT?

Ir. Robert Nottrot is de curator van de tentoonstelling ‘Architecture Collections – past, present & future’ die op 15 mei geopend zou worden. Maar twee dagen eerder brandde Bouwkunde af. De Telegraaf kopte: ‘Schatkamer Inferno’. Minister Plasterk sprak over de grootste ramp voor academisch Nederland.

Toen de collectie een dag later ongeschonden uit de ruïne opdook, werd Nottrot overspoeld met aanbiedingen voor opslag en expositie. Maar Nottrot houdt de collectie liever op de campus.

Hij maakte de tentoonstelling van maquettes, schaalmodellen, stoelen en antiek van de Collectie Sluyterman samen met collectiebeheerder Tessa Wijtman-Berkman, drs. Charlotte van Wijk (beheerder stoelencollectie) en student-assistent Inge de Boer. Het voornemen is om de tentoonstelling in september alsnog te openen.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.