Campus

Het nirwana van de dood

In het kader van de Studium Generale-reeks ‘Freud en de psychoanalyse’ hield prof.dr. Patricia de Martelaere vorige week dinsdag in het Techniek Museum een lezing getiteld ‘Een verlangen naar ontroostbaarheid’.

Patricia de Martelaere is als hoogleraar filosofie verbonden aan de Katholieke Universiteit Brussel. Daarnaast publiceert ze romans en essays.

,,Ik wil met u ‘Jenseits des Lustprinzips‘ bespreken, één van de weinige teksten waarin Freud zich waagt aan een filosofische speculatie, al noemt hij dat niet zo, omwille van zijn persoonlijke afkeer van filosofie. Het is een belangrijke tekst in de evolutie van zijn denken, omdat hij daarin zoekt naar een principe in de werking van het menselijk psychisme dat onafhankelijk is van het lustprincipe. Zijn visie op de mens en het leven zal hierdoor drastisch veranderen. Nu lag daarin altijd al een fundamenteel pessimisme opgesloten, maar in deze tekst neemt het radicale, om niet te zeggen demonische vormen aan.

Tot 1920, het jaar waarin ‘Jenseits des Lustprinzips‘ verscheen, ging Freud ervan uit dat het lustprincipe het enige regulerende principe was in het menselijk psychisme en in organismen in het algemeen. Hij had wel al een tweede principe ontdekt dat hij ‘het realiteitsprincipe’ noemde, maar daarvan had hij meteen geconstateerd dat het een omweg was naar het realiseren van wat het lustprincipe wil. Het hield een tijdelijk uitstel in, een beetje redelijkheid door rekening houden met de wetten van de buitenwereld, maar wel in het belang van het streven naar maximale lust.

Wat Freud in ‘Jenseits des Lustprinzips‘ treft zijn nieuwe ervaringen met mensen die oorlogstrauma’s hebben opgelopen. Ze hebben een neurose ontwikkeld en blijven de traumatische gebeurtenis almaar herhalen. De gebeurtenis blijft hun achtervolgen in hun denken, dromen, dagdromen en soms in hallucinaties. Dat gaat gepaard met een enorme produktie van onlust, die Freud niet kan verklaren vanuit de werking van het lustprincipe. Hij vindt het gedrag zo frappant dat hij het uiteindelijk maar op rekening zet van een apart instinct dat hij ‘het herhalingsinstinct’ noemt.
Spanning

Om het herhalingsinstinct te begrijpen wendt Freud zich tot het eencellige organisme, dat volgens hem ook volgens het lustprincipe werkt. Het lustprincipe bepaalt hij op een zuiver kwantitatieve manier. Het is hetzelfde als het principe van constantheid, dat inhoudt dat ieder levend organisme erop gericht is de hoeveelheid spanning die het ervaart zo constant mogelijk te houden. Elke toename van spanning, zoals door hormonale wijzigingen als gevolg van honger, wordt door het organisme op psychisch niveau als onlustvol ervaren. Het gedrag van het levend wezen is erop gericht die spanning zo snel mogelijk te reduceren. Een snelle daling van een grote spanning definieert Freud als lustvol.

Ook primitieve eencelligen kunnen worden getroffen door een onverhoedse, hevige aanval van buitenaf. Het organisme moet danzijn interne economie opgeven en de poging laten varen om de spanning constant te houden. Het moet heel snel alle beschikbare energie mobiliseren en die sturen naar de plek waar de aanval van buitenaf heeft plaats gehad. Er wordt spanning opgehoopt met de bedoeling het indringen van vreemde stimuli te overmeesteren. Dat betekent dat op die plaats een overbelasting wordt teweeggebracht die wordt ervaren als onlust.

We zien dus dat er een actieve produktie van onlust is die tijdelijk ingaat tegen de normale werking van het lustprincipe. Maar ook hier kan Freud verklaren dat het een tijdelijke onderbreking is van het lustprincipe. Je kunt dat gedrag ook nog interpreteren volgens het realiteitsprincipe: als je wordt aangevallen moet je even wat anders doen dan het nastreven van maximale lust. Je moet eerst zorgen dat de vijand weg is en pas dan kun je weer zelfgenoegzaam in jezelf kruipen.
Hypothese

Op dezelfde manier probeert Freud het optreden van traumatische neurosen te verklaren. U moet de getraumatiseerden omweg vergelijken met ééncelligen. In een betrekkelijk onverwachte situatie deed zich een hevige aanval van buitenaf voor waartegen de mens niet was gewapend. Typisch is ook dat het zo snel gebeurde dat je geen tijd had om angst te ontwikkelen, de gebeurtenis op je af te laten komen en te verwerken. Bijgevolg, zegt Freud, kan die verwerking alleen maar achteraf plaatsvinden. Hij verklaart het almaar opnieuw herhalen van de traumatische gebeurtenis als een mislukte en onhandige poging om een onverwerkte aanval van buitenaf retrospectief te overmeesteren.

Logisch gezien had de tekst nu kunnen eindigen met een relatief happy end. Is er een Jenseits des Lustprinzips? Nee, er is een herhalingsinstinct, maar je kunt dat verklaren als een tijdelijke, noodzakelijke onderbreking van de werking van het lustprincipe. Freud stopt echter niet. Hij begint pas. En het meest opvallende is dat hij verder gaat zonder reden. Vanaf dat moment wordt het filosofie. Dat is verder gaan dan op grond van gegevens is toegelaten.

Freud komt met een hypothese aangaande alles wat leeft. Hij poneert een algemene herhalingsdrang die hij expliciteert als een drang om terug te keren naar een vorig stadium, in allerlaatste instantie naar het stadium van het anorganische, de toestand van niet-leven. Je zou kunnen beweren dat er een verzet is tegen het leven dat even oorspronkelijk is als het leven zelf en waarvan Freud zal zeggen dat het oorspronkelijker is. Dat de drang om dood te zijn fundamenteler is dan de drang om te leven. Dus dan is hij werkelijk voorbij het lustprincipe geraakt.

Uitgerekend nadat hij dit heeft geformuleerd buigt hij zich opnieuw over de situatie van het eencellige organisme. Hij denkt dat het nooit geëvolueerd zou zijn tot complexere vormen, sterker nog, dat het er nooit geweest was als zich daartoe geen dwingende, externe noodzaak had laten gelden. De evolutie van het leven moet volgens hem niet begrepen worden als de ontplooiing van een interne dynamiek, maar als een afgedwongen, bijna tegennatuurlijk gebeuren; als een machtsgreep van buitenaf waardoor het leven verplicht werd een eindje de toekomst in te gaan.
Zelfbehoud

De allereerste drang om externe stimuli te overmeesteren zou zijn voortgekomen uit een verzet tegen de allereerste stimuli die een organisme dwongen te leven. De eerste levensvormen zouden zich daar krampachtig tegen hebben verzet en geprobeerd hebben zo snel mogelijk opnieuw dood te zijn. Dus de allereerste drang tot zelfbehoud zou de drang zijn om de eigen dood te behouden. Zo bekeken komen overmeesteringsdrang, herhalingsdrang, de drang tot zelfbehoud en het doodsverlangen bijzonder dicht bij elkaar te liggen met als gemeenschappelijk vijand: het leven zelf. Volgens dit model is de drang tot zelfbehoud identiek aan het doodsverlangen.

In een leven dat zich definieert door zijn eigen levensvijandigheid lijkt weinig ruimte over te blijven voor genot. Maar bij nader inzien blijkt er niet zo’n groot verschil te zijn tussen de dynamiek van het lustprincipe en die van het doodsinstinct. Beide zijn erop gericht de spanning in een organisme zo laag mogelijk te houden. Je kan zeggen dat het doodsinstinct in extremis niets anders is dan het geradicaliseerde lustprincipe, dat in zijn streven naar het volmaakte genot bij voorkeur alle spanning ziet verdwijnen. Tegelijkertijd kun je begrijpelijk maken waarom het leven van meet af aan zichzelf niet wil. Dat zou weleens kunnen zijn door de verhoogde spanning die de toestand van leven tegenover het niet-leven nu eenmaal met zich meebrengt.
Splitsing

Er is dus een ingeboren verzet tegen het leven dat tegelijk uitgaat van het lustprincipe en het doodsinstinct. In hun eerste manifestatie hebben ze een onontwarbare identiteit. Het is pas later, zegt Freud, naarmate het leven verder evolueert, dat er een splitsing komt tussen het lustprincipe en het doodsinstinct. Dat komt hoofdzakelijk door toedoen van de seksuele instincten. Die brengen een belangrijke verandering in de toestand van het leven, want die stuwen de toekomst in en zorgen ervoor dat het levend wezen zichzelf reproduceert, alvorens het terugkeert naar waar het eigenlijk vandaan komt. Het lustprincipe zou dan méér en méér zijn rechten opeisen en niet meer onmiddellijk samenvallen met de wens er niet te zijn.

Dat betekent dat elk ‘genot’ dat een levend wezen kan bereiken alleen maar een substituut-genot kan zijn voor datgene wat het lustprincipe in het diepst van zichzelf zou willen, namelijk de toestand van volkomen spanningsloosheid, het grote nirwana van de dood. We zouden ons kunnen inbeelden dat het moment van doodgaan voor het leven een ultieme genotservaring moet zijn. Een ontzaglijke reductie van spanning in een fractie van een seconde. De ellende is dat in die maximale realisatie van genot tegelijk ook het subject geëlimineerd is dat die genotservaring zou moeten hebben.
Schaakmat

En dan gaat Freud over op de beschrijving van de lotgevallen van mensen die niet onmiddellijk als neurotisch gekwalificeerd worden. Mensen die er soms op een verbijsterende manier in slagen hun leven te laten verlopen in een onwrikbaar patroonvan steeds dezelfde, steeds terugkerende pijnlijke frustraties. Er zijn zulke mensen en misschien zijn zelfs alle mensen een beetje zo. De weldoener die keer op keer door zijn beschermelingen wordt bedrogen; de trouwe vriend die altijd door zijn vrienden wordt verraden; de perfectionist die stelselmatig mislukt in alles wat hij doet; de arrivist die op een onverklaarbare manier iedere comfortabele positie verliest; en de verliefde vrouw die door al haar geliefden wordt afgewezen.

Voorzover zij zich van iets bewust zijn zouden zij niks anders willen dan die rampspoed doorbreken. Volgens Freud gaat het in werkelijkheid om de realisatie van een onbewust verlangen dat zich doorzet onafhankelijk van het lustprincipe. Het is het verlangen om een onwrikbare identiteit te bevestigen, desnoods door zichzelf schaakmat te zetten, door zich af te snijden van alle mogelijke ontwikkelingslijnen in een radicale weigering van vernieuwing. Dat er daarbij spanning en dus onlust wordt gecreëerd, lijkt voor het psychisme bijkomstig, zolang het maar gaat om steeds dezelfde onlust. Het kunnen herhalen lijkt fundamenteler dan de ellende die met de herhaling gepaard gaat. Dat verklaart tegelijk ook de gehechtheid van de mens aan zijn lijden. En onder meer ook het verzet van de patiënt tegen zijn genezing.

Dat zijn allemaal uitingen volgens Freud van één en hetzelfde instinct van de herhalingsdrang, de doodsdrift in laatste instantie. Een instinct dat wezenlijk conservatief van aard is. We willen in de eerste plaats behouden, onverschillig of het vreugde of verdriet is. Wat Freud betreft is de doodsdrift primair, dus het laatste woord bij hem is aan het pessimisme.”

Bewerking: Mannus van der Laan

Streamer: ‘We zouden ons kunnen inbeelden dat het moment van doodgaan een ultieme genotservaring moet zijn’

In het kader van de Studium Generale-reeks ‘Freud en de psychoanalyse’ hield prof.dr. Patricia de Martelaere vorige week dinsdag in het Techniek Museum een lezing getiteld ‘Een verlangen naar ontroostbaarheid’. Patricia de Martelaere is als hoogleraar filosofie verbonden aan de Katholieke Universiteit Brussel. Daarnaast publiceert ze romans en essays.

,,Ik wil met u ‘Jenseits des Lustprinzips‘ bespreken, één van de weinige teksten waarin Freud zich waagt aan een filosofische speculatie, al noemt hij dat niet zo, omwille van zijn persoonlijke afkeer van filosofie. Het is een belangrijke tekst in de evolutie van zijn denken, omdat hij daarin zoekt naar een principe in de werking van het menselijk psychisme dat onafhankelijk is van het lustprincipe. Zijn visie op de mens en het leven zal hierdoor drastisch veranderen. Nu lag daarin altijd al een fundamenteel pessimisme opgesloten, maar in deze tekst neemt het radicale, om niet te zeggen demonische vormen aan.

Tot 1920, het jaar waarin ‘Jenseits des Lustprinzips‘ verscheen, ging Freud ervan uit dat het lustprincipe het enige regulerende principe was in het menselijk psychisme en in organismen in het algemeen. Hij had wel al een tweede principe ontdekt dat hij ‘het realiteitsprincipe’ noemde, maar daarvan had hij meteen geconstateerd dat het een omweg was naar het realiseren van wat het lustprincipe wil. Het hield een tijdelijk uitstel in, een beetje redelijkheid door rekening houden met de wetten van de buitenwereld, maar wel in het belang van het streven naar maximale lust.

Wat Freud in ‘Jenseits des Lustprinzips‘ treft zijn nieuwe ervaringen met mensen die oorlogstrauma’s hebben opgelopen. Ze hebben een neurose ontwikkeld en blijven de traumatische gebeurtenis almaar herhalen. De gebeurtenis blijft hun achtervolgen in hun denken, dromen, dagdromen en soms in hallucinaties. Dat gaat gepaard met een enorme produktie van onlust, die Freud niet kan verklaren vanuit de werking van het lustprincipe. Hij vindt het gedrag zo frappant dat hij het uiteindelijk maar op rekening zet van een apart instinct dat hij ‘het herhalingsinstinct’ noemt.
Spanning

Om het herhalingsinstinct te begrijpen wendt Freud zich tot het eencellige organisme, dat volgens hem ook volgens het lustprincipe werkt. Het lustprincipe bepaalt hij op een zuiver kwantitatieve manier. Het is hetzelfde als het principe van constantheid, dat inhoudt dat ieder levend organisme erop gericht is de hoeveelheid spanning die het ervaart zo constant mogelijk te houden. Elke toename van spanning, zoals door hormonale wijzigingen als gevolg van honger, wordt door het organisme op psychisch niveau als onlustvol ervaren. Het gedrag van het levend wezen is erop gericht die spanning zo snel mogelijk te reduceren. Een snelle daling van een grote spanning definieert Freud als lustvol.

Ook primitieve eencelligen kunnen worden getroffen door een onverhoedse, hevige aanval van buitenaf. Het organisme moet danzijn interne economie opgeven en de poging laten varen om de spanning constant te houden. Het moet heel snel alle beschikbare energie mobiliseren en die sturen naar de plek waar de aanval van buitenaf heeft plaats gehad. Er wordt spanning opgehoopt met de bedoeling het indringen van vreemde stimuli te overmeesteren. Dat betekent dat op die plaats een overbelasting wordt teweeggebracht die wordt ervaren als onlust.

We zien dus dat er een actieve produktie van onlust is die tijdelijk ingaat tegen de normale werking van het lustprincipe. Maar ook hier kan Freud verklaren dat het een tijdelijke onderbreking is van het lustprincipe. Je kunt dat gedrag ook nog interpreteren volgens het realiteitsprincipe: als je wordt aangevallen moet je even wat anders doen dan het nastreven van maximale lust. Je moet eerst zorgen dat de vijand weg is en pas dan kun je weer zelfgenoegzaam in jezelf kruipen.
Hypothese

Op dezelfde manier probeert Freud het optreden van traumatische neurosen te verklaren. U moet de getraumatiseerden omweg vergelijken met ééncelligen. In een betrekkelijk onverwachte situatie deed zich een hevige aanval van buitenaf voor waartegen de mens niet was gewapend. Typisch is ook dat het zo snel gebeurde dat je geen tijd had om angst te ontwikkelen, de gebeurtenis op je af te laten komen en te verwerken. Bijgevolg, zegt Freud, kan die verwerking alleen maar achteraf plaatsvinden. Hij verklaart het almaar opnieuw herhalen van de traumatische gebeurtenis als een mislukte en onhandige poging om een onverwerkte aanval van buitenaf retrospectief te overmeesteren.

Logisch gezien had de tekst nu kunnen eindigen met een relatief happy end. Is er een Jenseits des Lustprinzips? Nee, er is een herhalingsinstinct, maar je kunt dat verklaren als een tijdelijke, noodzakelijke onderbreking van de werking van het lustprincipe. Freud stopt echter niet. Hij begint pas. En het meest opvallende is dat hij verder gaat zonder reden. Vanaf dat moment wordt het filosofie. Dat is verder gaan dan op grond van gegevens is toegelaten.

Freud komt met een hypothese aangaande alles wat leeft. Hij poneert een algemene herhalingsdrang die hij expliciteert als een drang om terug te keren naar een vorig stadium, in allerlaatste instantie naar het stadium van het anorganische, de toestand van niet-leven. Je zou kunnen beweren dat er een verzet is tegen het leven dat even oorspronkelijk is als het leven zelf en waarvan Freud zal zeggen dat het oorspronkelijker is. Dat de drang om dood te zijn fundamenteler is dan de drang om te leven. Dus dan is hij werkelijk voorbij het lustprincipe geraakt.

Uitgerekend nadat hij dit heeft geformuleerd buigt hij zich opnieuw over de situatie van het eencellige organisme. Hij denkt dat het nooit geëvolueerd zou zijn tot complexere vormen, sterker nog, dat het er nooit geweest was als zich daartoe geen dwingende, externe noodzaak had laten gelden. De evolutie van het leven moet volgens hem niet begrepen worden als de ontplooiing van een interne dynamiek, maar als een afgedwongen, bijna tegennatuurlijk gebeuren; als een machtsgreep van buitenaf waardoor het leven verplicht werd een eindje de toekomst in te gaan.
Zelfbehoud

De allereerste drang om externe stimuli te overmeesteren zou zijn voortgekomen uit een verzet tegen de allereerste stimuli die een organisme dwongen te leven. De eerste levensvormen zouden zich daar krampachtig tegen hebben verzet en geprobeerd hebben zo snel mogelijk opnieuw dood te zijn. Dus de allereerste drang tot zelfbehoud zou de drang zijn om de eigen dood te behouden. Zo bekeken komen overmeesteringsdrang, herhalingsdrang, de drang tot zelfbehoud en het doodsverlangen bijzonder dicht bij elkaar te liggen met als gemeenschappelijk vijand: het leven zelf. Volgens dit model is de drang tot zelfbehoud identiek aan het doodsverlangen.

In een leven dat zich definieert door zijn eigen levensvijandigheid lijkt weinig ruimte over te blijven voor genot. Maar bij nader inzien blijkt er niet zo’n groot verschil te zijn tussen de dynamiek van het lustprincipe en die van het doodsinstinct. Beide zijn erop gericht de spanning in een organisme zo laag mogelijk te houden. Je kan zeggen dat het doodsinstinct in extremis niets anders is dan het geradicaliseerde lustprincipe, dat in zijn streven naar het volmaakte genot bij voorkeur alle spanning ziet verdwijnen. Tegelijkertijd kun je begrijpelijk maken waarom het leven van meet af aan zichzelf niet wil. Dat zou weleens kunnen zijn door de verhoogde spanning die de toestand van leven tegenover het niet-leven nu eenmaal met zich meebrengt.
Splitsing

Er is dus een ingeboren verzet tegen het leven dat tegelijk uitgaat van het lustprincipe en het doodsinstinct. In hun eerste manifestatie hebben ze een onontwarbare identiteit. Het is pas later, zegt Freud, naarmate het leven verder evolueert, dat er een splitsing komt tussen het lustprincipe en het doodsinstinct. Dat komt hoofdzakelijk door toedoen van de seksuele instincten. Die brengen een belangrijke verandering in de toestand van het leven, want die stuwen de toekomst in en zorgen ervoor dat het levend wezen zichzelf reproduceert, alvorens het terugkeert naar waar het eigenlijk vandaan komt. Het lustprincipe zou dan méér en méér zijn rechten opeisen en niet meer onmiddellijk samenvallen met de wens er niet te zijn.

Dat betekent dat elk ‘genot’ dat een levend wezen kan bereiken alleen maar een substituut-genot kan zijn voor datgene wat het lustprincipe in het diepst van zichzelf zou willen, namelijk de toestand van volkomen spanningsloosheid, het grote nirwana van de dood. We zouden ons kunnen inbeelden dat het moment van doodgaan voor het leven een ultieme genotservaring moet zijn. Een ontzaglijke reductie van spanning in een fractie van een seconde. De ellende is dat in die maximale realisatie van genot tegelijk ook het subject geëlimineerd is dat die genotservaring zou moeten hebben.
Schaakmat

En dan gaat Freud over op de beschrijving van de lotgevallen van mensen die niet onmiddellijk als neurotisch gekwalificeerd worden. Mensen die er soms op een verbijsterende manier in slagen hun leven te laten verlopen in een onwrikbaar patroonvan steeds dezelfde, steeds terugkerende pijnlijke frustraties. Er zijn zulke mensen en misschien zijn zelfs alle mensen een beetje zo. De weldoener die keer op keer door zijn beschermelingen wordt bedrogen; de trouwe vriend die altijd door zijn vrienden wordt verraden; de perfectionist die stelselmatig mislukt in alles wat hij doet; de arrivist die op een onverklaarbare manier iedere comfortabele positie verliest; en de verliefde vrouw die door al haar geliefden wordt afgewezen.

Voorzover zij zich van iets bewust zijn zouden zij niks anders willen dan die rampspoed doorbreken. Volgens Freud gaat het in werkelijkheid om de realisatie van een onbewust verlangen dat zich doorzet onafhankelijk van het lustprincipe. Het is het verlangen om een onwrikbare identiteit te bevestigen, desnoods door zichzelf schaakmat te zetten, door zich af te snijden van alle mogelijke ontwikkelingslijnen in een radicale weigering van vernieuwing. Dat er daarbij spanning en dus onlust wordt gecreëerd, lijkt voor het psychisme bijkomstig, zolang het maar gaat om steeds dezelfde onlust. Het kunnen herhalen lijkt fundamenteler dan de ellende die met de herhaling gepaard gaat. Dat verklaart tegelijk ook de gehechtheid van de mens aan zijn lijden. En onder meer ook het verzet van de patiënt tegen zijn genezing.

Dat zijn allemaal uitingen volgens Freud van één en hetzelfde instinct van de herhalingsdrang, de doodsdrift in laatste instantie. Een instinct dat wezenlijk conservatief van aard is. We willen in de eerste plaats behouden, onverschillig of het vreugde of verdriet is. Wat Freud betreft is de doodsdrift primair, dus het laatste woord bij hem is aan het pessimisme.”

Bewerking: Mannus van der Laan

Streamer: ‘We zouden ons kunnen inbeelden dat het moment van doodgaan een ultieme genotservaring moet zijn’

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.