Campus

Het nihilisme staat voor de deur

Filosoof dr. Joep Dohmen hield onlangs de lezing ‘Nietzsche en het nihilisme’, eersteling in de Studium Generale-reeks ‘Tussen hoop en vrees.’ Dohmen is docent aan de Universiteit voor Humanistiek te Utrecht. Van zijn voordracht hieronder een ingekorte weergave.

,,Friedrich Nietzsche – 1844-1900 – was schrijver, dichter, psycholoog en vooral cultuurfilosoof. In zijn werk is van alles te vinden. Bovendien heeft hij het virtuoos opgeschreven. Een confrontatie met Nietzsche is een confrontatie met een reus. Zijn filosofie is getekend door een zware pathetiek, een hevige ernst. Hij is bij uitstek de cultuurfilosoof geweest die een diepte-analyse heeft gegeven van de laatmoderne, westerse cultuur.

Anno 1999 is Nietzsche wereldberoemd. Er is geen filosoof over wie zoveel wordt gepubliceerd als Nietzsche. Honderd jaar geleden was dat anders. Toen hij in 1885 ‘Also Sprach Zarathustra’ publiceerde, werd er vrijwel geen exemplaar van verkocht. Het viel dood van de pers, niemand had er interesse in of begreep iets van dit hoogst merkwaardige, ontoegankelijke boek.

Nietzsche werd geboren in Röcken, een dorp in het oosten van Duitsland. Zijn vader, die stierf toen Friedrich vijf jaar was, was dominee. Het voorgeslacht van Nietzsches beide ouders telde een lange reeks predikanten. Aan het eind van zijn actieve carrière zal Nietzsche een fel pamflet schrijven onder de sprekende titel ‘De antichrist’. Sommigen hebben zijn strenge orthodox-protestantse achtergrond als verklaring gezien voor de rabiate felheid waarmee hij zich tegen religie, vooral tegen het christendom heeft gekeerd.

Nietzsche gaat eerst theologie studeren, maar na twee semesters wijkt hij uit naar de klassieke talen. Van huis uit is Nietzsche dus geen filosoof, maar classicus. Op zijn 24ste wordt hij in Bazel benoemd tot hoogleraar in de klassieke talen. Toch is hij nooit een echte classicus geweest. Steeds zocht hij verbinding met een breder cultuurfilosofisch perspectief, waarbinnen hij zijn filologische activiteiten kon ontplooien.”
Waardencrisis

,,Nietzsches actieve loopbaan heeft hooguit twintig jaar geduurd, van 1869 tot 1889, en valt te onderscheiden in twee perioden. Zijn academische aanstelling als filoloog moet hij wegens een slechte gezondheid in 1879, op 34-jarige leeftijd, beëindigen. Daarna begint een tweede periode, waarin hij zwerft door Midden- en Zuid-Europa. Op zijn 44ste zakt hij in Turijn op straat in elkaar. Hij belandt ‘krankzinnig’ in een kliniek te Jena. Daarna wordt hij tot zijn dood in 1900 door zijn moeder en zus thuis verzorgd.

De filosoof Nietzsche is eerst en vooral een genealoog. Van ieder fenomeen vraagt hij zich af waar het vandaan komt, hoe het historisch is ontstaan, hoe het geworden is zoals het nu is. Zijn invalshoek is hoe ons weten, ons geloof, onze gedragingen en onze normen en waarden bezit van ons hebben genomen. Zijn grondovertuiging is dat mensen veiligheid en zekerheid willen. Ze zijn op zoek naar garanties tegen de fundamentele bestaansonzekerheid van het leven via moraal, kennis en geloof.

Nietzsches werk maakt qua vorm een fragmentarische en aforistische indruk, maar daarachter gaat wel degelijk een uiterst consistent sociaal- en moraalfilosofisch programma schuil. Hij vroeg zich af of en hoe de westerse cultuur er aan het eind van de negentiende eeuw voor staat. Hij wilde weten welke waarden de late moderniteit domineren en ontdekt dat de westerse cultuur in een waardencrisis verkeert.

Recentelijk verscheen er een boek van de postmoderne socioloog Zygmunt Baumann, getiteld ‘Leven met veranderlijkheid, verscheidenheid en onzekerheid’. Deze titel omvat precies de bestanddelen die een op drift geraakte moderne cultuur tot laat- of postmodern maakt. Precies van de omslag van een moderne cultuur vol met brokstukken en resten van traditie, naar een gefragmenteerde, postmoderne samenleving, doet Nietzsche verslag.

Nietzsches notities over de late moderniteit gaan over het verval van de christelijke religiositeit en het voortschrijden van de secularisering. Hettijdperk van institutie en traditie is voorbij. Traditie wordt in toenemende mate gelijkgeacht aan conservatisme, en vooral op grond van het wantrouwen tegen autoriteit afgewezen. Hij spreekt van een ‘kosmopolitisme van spijzen, literatuur, kranten, vormen, en smaken, ja zelfs van landschappen’.”
Geuzennaam

,,Nietzsche voorvoelt een dreigende fin de siècle-stemming. ‘Het nihilisme staat voor de deur’, schrijft hij. Aan het eind van de negentiende eeuw ontstaat in Europa, eerst in Rusland en vervolgens in Frankrijk en Duitsland, een stemming van malaise, decadentie, verwarring en moedeloosheid. Er dreigt een omslag naar een radicaal scepticisme, naar het nihilisme: de gedachte van de absolute zinloosheid van het bestaan.

De betekenis van de term ‘nihilisme’ is nogal eens verschoven. Volgens de socioloog Goudsblom stamt het oudste gebruik van het woord ‘nihilist’ uit de tijd van de Franse Revolutie en is het van oorsprong een scheldwoord. In woordenboeken uit die tijd komen diverse omschrijvingen voor, van ‘politiek afzijdig’ tot ‘nergens toe geschikt’. In ‘Vaders en Zonen’ (1862) legt de Russische schrijver Toergenjev de hoofdpersoon Bazarov een definitie van ‘nihilist’ in de mond die klassiek is geworden: ‘Een nihilist is iemand die zich voor geen enkele autoriteit buigt, die geen enkel principe zomaar aanvaardt, hoeveel eerbied dat principe ook geniet.’ Zo is ‘nihilist’ geen scheldwoord meer, maar een geuzennaam.

Nietzsches analyse gaat verder. Centraal in zijn analyse van het nihilisme staat de dood van God. De dood van God betekent méér dan een louter atheïsme. Er is geen absoluut geldige maat meer voor wat waar is; voor wat het goede leven is; voor wat goed en kwaad is; voor wat mooi en lelijk is of welke ordening van de samenleving de beste is. Nietzsche benoemt het fin de siècle-gevoel aan het eind van de negentiende eeuw dus als een logisch uitvloeisel van de ontwaarding van de hoogste waarden.

Volgens Nietzsches diagnose van de laatmoderne tijd zijn we op weg naar een massacultuur waarin mensen geen geestelijke discipline meer hebben. Men moet over een sterke, wendbare geest beschikken om de enorme toevloed van prikkels op een eigen manier te verwerken, en juist daaraan ontbreekt het. Het voornaamste kenmerk van de laatmoderne tijd is dat de mens in de ogen van Nietzsche sterk aan waarde heeft ingeboet.”
Stuurman

,,De laatmoderne mens acht zich niet langer de kroon op de schepping. Wilszwakte, onzekerheid en verwarring, het zich overgeven aan een roes, rancuneus gedrag, gewelddadigheid, maskerade of voor elkaar toneelspelen, de vlucht in het consumentisme en amusement, en uiteindelijk de zelfmoord zijn de voornaamste uitingsvormen van dit gebrek aan zelfrespect. Als er in de moderne tijd sprake is van narcisme, dan stamt het niet uit een hecht geloof aan zichzelf, maar uit een diep ongeloof en een wanhopig verlangen naar erkenning.

Nietzsche is niet blijven steken in cultuurpessimisme. Zijn werk wordt getekend door een diep emancipatoir pathos, dat luidt: wees niet zoals elk ander; wees stuurman van je bestaan; maak je los en leid je eigen leven; overstijg jezelf. In heel zijn werk klinkt de oproep tot levenskunst.

In ‘Schopenhauer als opvoeder’ (1874) schrijft Nietzsche: ‘Wij hebben ons voor ons bestaan tegenover onszelf te verantwoorden; daarom willen wij ook de werkelijke stuurman van dit bestaan zijn en niet dulden dat ons bestaan op een gedachtenloze toevalligheid lijkt. Je moet het een beetje driest en gevaarlijk opvatten: temeer daar je het zowel in het ergste als in het gunstigste geval altijd zult verliezen.’

Nietzsche heeft een scherpe diagnose van het nihilisme gegeven. Hij staat in een lange humanistische traditie van de levenskunst – van Socrates, Aristoteles, Seneca, Montaigne, tot en met de late Foucault – die als inzet heeft: maak iets van je leven. Vat je leven op als kunstwerk. Wees niet langer slaaf van je passies, emoties of verlangens; van een ander, van de mode of van de instituties waarin je leeft. Ieder van ons moet zélf tot zijn eigen zinvolle leven komen. Op deze manier is Nietzsches boodschap ook voor onze tijd van waarde.”

Bewerking: Mannus van der Laan

,,Friedrich Nietzsche – 1844-1900 – was schrijver, dichter, psycholoog en vooral cultuurfilosoof. In zijn werk is van alles te vinden. Bovendien heeft hij het virtuoos opgeschreven. Een confrontatie met Nietzsche is een confrontatie met een reus. Zijn filosofie is getekend door een zware pathetiek, een hevige ernst. Hij is bij uitstek de cultuurfilosoof geweest die een diepte-analyse heeft gegeven van de laatmoderne, westerse cultuur.

Anno 1999 is Nietzsche wereldberoemd. Er is geen filosoof over wie zoveel wordt gepubliceerd als Nietzsche. Honderd jaar geleden was dat anders. Toen hij in 1885 ‘Also Sprach Zarathustra’ publiceerde, werd er vrijwel geen exemplaar van verkocht. Het viel dood van de pers, niemand had er interesse in of begreep iets van dit hoogst merkwaardige, ontoegankelijke boek.

Nietzsche werd geboren in Röcken, een dorp in het oosten van Duitsland. Zijn vader, die stierf toen Friedrich vijf jaar was, was dominee. Het voorgeslacht van Nietzsches beide ouders telde een lange reeks predikanten. Aan het eind van zijn actieve carrière zal Nietzsche een fel pamflet schrijven onder de sprekende titel ‘De antichrist’. Sommigen hebben zijn strenge orthodox-protestantse achtergrond als verklaring gezien voor de rabiate felheid waarmee hij zich tegen religie, vooral tegen het christendom heeft gekeerd.

Nietzsche gaat eerst theologie studeren, maar na twee semesters wijkt hij uit naar de klassieke talen. Van huis uit is Nietzsche dus geen filosoof, maar classicus. Op zijn 24ste wordt hij in Bazel benoemd tot hoogleraar in de klassieke talen. Toch is hij nooit een echte classicus geweest. Steeds zocht hij verbinding met een breder cultuurfilosofisch perspectief, waarbinnen hij zijn filologische activiteiten kon ontplooien.”
Waardencrisis

,,Nietzsches actieve loopbaan heeft hooguit twintig jaar geduurd, van 1869 tot 1889, en valt te onderscheiden in twee perioden. Zijn academische aanstelling als filoloog moet hij wegens een slechte gezondheid in 1879, op 34-jarige leeftijd, beëindigen. Daarna begint een tweede periode, waarin hij zwerft door Midden- en Zuid-Europa. Op zijn 44ste zakt hij in Turijn op straat in elkaar. Hij belandt ‘krankzinnig’ in een kliniek te Jena. Daarna wordt hij tot zijn dood in 1900 door zijn moeder en zus thuis verzorgd.

De filosoof Nietzsche is eerst en vooral een genealoog. Van ieder fenomeen vraagt hij zich af waar het vandaan komt, hoe het historisch is ontstaan, hoe het geworden is zoals het nu is. Zijn invalshoek is hoe ons weten, ons geloof, onze gedragingen en onze normen en waarden bezit van ons hebben genomen. Zijn grondovertuiging is dat mensen veiligheid en zekerheid willen. Ze zijn op zoek naar garanties tegen de fundamentele bestaansonzekerheid van het leven via moraal, kennis en geloof.

Nietzsches werk maakt qua vorm een fragmentarische en aforistische indruk, maar daarachter gaat wel degelijk een uiterst consistent sociaal- en moraalfilosofisch programma schuil. Hij vroeg zich af of en hoe de westerse cultuur er aan het eind van de negentiende eeuw voor staat. Hij wilde weten welke waarden de late moderniteit domineren en ontdekt dat de westerse cultuur in een waardencrisis verkeert.

Recentelijk verscheen er een boek van de postmoderne socioloog Zygmunt Baumann, getiteld ‘Leven met veranderlijkheid, verscheidenheid en onzekerheid’. Deze titel omvat precies de bestanddelen die een op drift geraakte moderne cultuur tot laat- of postmodern maakt. Precies van de omslag van een moderne cultuur vol met brokstukken en resten van traditie, naar een gefragmenteerde, postmoderne samenleving, doet Nietzsche verslag.

Nietzsches notities over de late moderniteit gaan over het verval van de christelijke religiositeit en het voortschrijden van de secularisering. Hettijdperk van institutie en traditie is voorbij. Traditie wordt in toenemende mate gelijkgeacht aan conservatisme, en vooral op grond van het wantrouwen tegen autoriteit afgewezen. Hij spreekt van een ‘kosmopolitisme van spijzen, literatuur, kranten, vormen, en smaken, ja zelfs van landschappen’.”
Geuzennaam

,,Nietzsche voorvoelt een dreigende fin de siècle-stemming. ‘Het nihilisme staat voor de deur’, schrijft hij. Aan het eind van de negentiende eeuw ontstaat in Europa, eerst in Rusland en vervolgens in Frankrijk en Duitsland, een stemming van malaise, decadentie, verwarring en moedeloosheid. Er dreigt een omslag naar een radicaal scepticisme, naar het nihilisme: de gedachte van de absolute zinloosheid van het bestaan.

De betekenis van de term ‘nihilisme’ is nogal eens verschoven. Volgens de socioloog Goudsblom stamt het oudste gebruik van het woord ‘nihilist’ uit de tijd van de Franse Revolutie en is het van oorsprong een scheldwoord. In woordenboeken uit die tijd komen diverse omschrijvingen voor, van ‘politiek afzijdig’ tot ‘nergens toe geschikt’. In ‘Vaders en Zonen’ (1862) legt de Russische schrijver Toergenjev de hoofdpersoon Bazarov een definitie van ‘nihilist’ in de mond die klassiek is geworden: ‘Een nihilist is iemand die zich voor geen enkele autoriteit buigt, die geen enkel principe zomaar aanvaardt, hoeveel eerbied dat principe ook geniet.’ Zo is ‘nihilist’ geen scheldwoord meer, maar een geuzennaam.

Nietzsches analyse gaat verder. Centraal in zijn analyse van het nihilisme staat de dood van God. De dood van God betekent méér dan een louter atheïsme. Er is geen absoluut geldige maat meer voor wat waar is; voor wat het goede leven is; voor wat goed en kwaad is; voor wat mooi en lelijk is of welke ordening van de samenleving de beste is. Nietzsche benoemt het fin de siècle-gevoel aan het eind van de negentiende eeuw dus als een logisch uitvloeisel van de ontwaarding van de hoogste waarden.

Volgens Nietzsches diagnose van de laatmoderne tijd zijn we op weg naar een massacultuur waarin mensen geen geestelijke discipline meer hebben. Men moet over een sterke, wendbare geest beschikken om de enorme toevloed van prikkels op een eigen manier te verwerken, en juist daaraan ontbreekt het. Het voornaamste kenmerk van de laatmoderne tijd is dat de mens in de ogen van Nietzsche sterk aan waarde heeft ingeboet.”
Stuurman

,,De laatmoderne mens acht zich niet langer de kroon op de schepping. Wilszwakte, onzekerheid en verwarring, het zich overgeven aan een roes, rancuneus gedrag, gewelddadigheid, maskerade of voor elkaar toneelspelen, de vlucht in het consumentisme en amusement, en uiteindelijk de zelfmoord zijn de voornaamste uitingsvormen van dit gebrek aan zelfrespect. Als er in de moderne tijd sprake is van narcisme, dan stamt het niet uit een hecht geloof aan zichzelf, maar uit een diep ongeloof en een wanhopig verlangen naar erkenning.

Nietzsche is niet blijven steken in cultuurpessimisme. Zijn werk wordt getekend door een diep emancipatoir pathos, dat luidt: wees niet zoals elk ander; wees stuurman van je bestaan; maak je los en leid je eigen leven; overstijg jezelf. In heel zijn werk klinkt de oproep tot levenskunst.

In ‘Schopenhauer als opvoeder’ (1874) schrijft Nietzsche: ‘Wij hebben ons voor ons bestaan tegenover onszelf te verantwoorden; daarom willen wij ook de werkelijke stuurman van dit bestaan zijn en niet dulden dat ons bestaan op een gedachtenloze toevalligheid lijkt. Je moet het een beetje driest en gevaarlijk opvatten: temeer daar je het zowel in het ergste als in het gunstigste geval altijd zult verliezen.’

Nietzsche heeft een scherpe diagnose van het nihilisme gegeven. Hij staat in een lange humanistische traditie van de levenskunst – van Socrates, Aristoteles, Seneca, Montaigne, tot en met de late Foucault – die als inzet heeft: maak iets van je leven. Vat je leven op als kunstwerk. Wees niet langer slaaf van je passies, emoties of verlangens; van een ander, van de mode of van de instituties waarin je leeft. Ieder van ons moet zélf tot zijn eigen zinvolle leven komen. Op deze manier is Nietzsches boodschap ook voor onze tijd van waarde.”

Bewerking: Mannus van der Laan

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.