Opinie

Het breedste bureau

Het is weg! Het breedste bureau van Delft is weg!In het hoofdgebouw (jeweetwel, dat gebouw van Wiskunde met de ingang aan de achterkant) stond in de grote hal al een hele tijd een bureau te pronken, dat in omvang en megalomanie zelfs Albert Speers Germania in de schaduw zou stellen.

En achter dit bureau, dat met de rug naar de ingang was gekeerd, dus met het gezicht naar de ex-voorkant, achter dit bureau zat een mannetje. ,,Dag, mannetje”, vroeg ik eens, ,,Wie is u?” ,,Ik ben de TU Delft”, zei het mannetje, ,,en ik vertegenwoordig de eenheid van onze Universiteit”. Hij zat daar dus met wat folders en een telefoon in zijn eentje, moederziel alleen en met zichzelf de totale corporate identity van de TU te symboliseren, achter het Bureau van de Universiteit.

‘Stakker’, dacht ik, ‘dat kan nooit lang duren.’ En inderdaad, binnen een paar weken was het mannetje vervangen door een ranzig geel briefje met het alleszeggende ‘ik zit koffie te zuipen bij de portier’. Daar stond het bureau dan, eenzaam en verlaten met wat brochures op zijn balie voorheen de eenheid te staan zijn.

Eenheid op de TU: HA! En dan kan Ritzen nog zo hard in Elsevier roepen dat over er over vier jaar geen vakgroepen meer zijn, hij weet natuurlijk ook dat zo’n uitspraak een lege huls is. Want Ritzen is zelf prof geweest; hij kent het klappen van de zweep, hij weet waar Abraham de mosterd haalt. En dat is in de sectie. De sectie, die virtuele organisatievorm die in wet noch examenreglement voorkomt, daar klapt dus de zweep en daar staat ook de mosterd.

De vakgroep, dat is een bureaucratische draak, een hol vat dat is opgetuigd met een stel quasi-belangrijke besturen waar hoogstens wat inferieure curry te halen valt, terwijl iedereen op zijn wetenschappelijke kroket natuurlijk mosterd wil hebben. En die mosterd haal je in de sectie. Daar zitten de profjes en de docenten Godje te spelen in hun eigen universumpje, en hoog van hun ivoren toren te blazen tegen iedereen die aan hun autonomie durft te komen. Elke poging van welk Bureau dan ook om tot meer gezamenlijks te komen dan het briefpapier wordt bekwaam kaltgestellt; met flair en vaardigheid wordt de hokjesgeest tot kunst verheven. Dat zijn secties.

Twee schrijnende voorbeelden om dit te illustreren. Het is witte week en je wilt dat dictaat wel eens hebben. De dictatenverkoop zegt ‘nee’ en met een welwillend ‘probeer het eens bij de vakgroep’ vang je weer eens een queeste door de faculteit aan. Via nagellakkende secretaresses (‘Nee, dat is een andere sectie, aan de andere kant van het gebouw’) en onwillige UD’s kom je uit bij een of ander kopieerslaafje. ,,O, je was bij Meet en Regel. Nee, wij van Regel en Meet zijn heel anders; compleet andere wereld. Maar over dat dictaat: dat is er nog niet. Druk druk druk. Die fusie met M&R die de raad door onze strot wil douwen slokt alle tijd op.”

Dit is niks nieuws natuurlijk, en ook het volgende geval is bijna een cliché. Een vriend van mij ging afstuderen. De zielepoot had in al zijn naïviteit de euvele moed een begeleider uit de ene sectie en een prof uit de andere sectie te willen.Ach… stumper. Dat was natuurlijk volstrekt onmogelijk. Het sectiebelang, de Wetenschappelijke Autonomie stond hier op het spel. En terwijl de twee secties als blinde paarden met oogkleppen op doorgaloppeerden over hun doodlopende eenrichtingsweg, moest ik mijn vriend zien te redden van de alcoholische verdrinkingsdood. ,,Kop op, laat ze toch in de stront zakken met hun sectiegezeik.”

We zochten het hogerop, all the way up to het hoofdgebouw, en de verbijstering was compleet: het breedste bureau was helemaal weg, pleite, kwijt. Zelfs een simpel bureau gaat ten onder aan de verbrokkelingsgeest, aan de misplaatste zelfstandigheid van al die TU-splinters, die denken dat een eigen FAS-code betekent dat je een (wetenschappelijk) mandaat hebt dat regelrecht uit de hemel komt.

Het is weg! Het breedste bureau van Delft is weg!

In het hoofdgebouw (jeweetwel, dat gebouw van Wiskunde met de ingang aan de achterkant) stond in de grote hal al een hele tijd een bureau te pronken, dat in omvang en megalomanie zelfs Albert Speers Germania in de schaduw zou stellen. En achter dit bureau, dat met de rug naar de ingang was gekeerd, dus met het gezicht naar de ex-voorkant, achter dit bureau zat een mannetje. ,,Dag, mannetje”, vroeg ik eens, ,,Wie is u?” ,,Ik ben de TU Delft”, zei het mannetje, ,,en ik vertegenwoordig de eenheid van onze Universiteit”. Hij zat daar dus met wat folders en een telefoon in zijn eentje, moederziel alleen en met zichzelf de totale corporate identity van de TU te symboliseren, achter het Bureau van de Universiteit.

‘Stakker’, dacht ik, ‘dat kan nooit lang duren.’ En inderdaad, binnen een paar weken was het mannetje vervangen door een ranzig geel briefje met het alleszeggende ‘ik zit koffie te zuipen bij de portier’. Daar stond het bureau dan, eenzaam en verlaten met wat brochures op zijn balie voorheen de eenheid te staan zijn.

Eenheid op de TU: HA! En dan kan Ritzen nog zo hard in Elsevier roepen dat over er over vier jaar geen vakgroepen meer zijn, hij weet natuurlijk ook dat zo’n uitspraak een lege huls is. Want Ritzen is zelf prof geweest; hij kent het klappen van de zweep, hij weet waar Abraham de mosterd haalt. En dat is in de sectie. De sectie, die virtuele organisatievorm die in wet noch examenreglement voorkomt, daar klapt dus de zweep en daar staat ook de mosterd.

De vakgroep, dat is een bureaucratische draak, een hol vat dat is opgetuigd met een stel quasi-belangrijke besturen waar hoogstens wat inferieure curry te halen valt, terwijl iedereen op zijn wetenschappelijke kroket natuurlijk mosterd wil hebben. En die mosterd haal je in de sectie. Daar zitten de profjes en de docenten Godje te spelen in hun eigen universumpje, en hoog van hun ivoren toren te blazen tegen iedereen die aan hun autonomie durft te komen. Elke poging van welk Bureau dan ook om tot meer gezamenlijks te komen dan het briefpapier wordt bekwaam kaltgestellt; met flair en vaardigheid wordt de hokjesgeest tot kunst verheven. Dat zijn secties.

Twee schrijnende voorbeelden om dit te illustreren. Het is witte week en je wilt dat dictaat wel eens hebben. De dictatenverkoop zegt ‘nee’ en met een welwillend ‘probeer het eens bij de vakgroep’ vang je weer eens een queeste door de faculteit aan. Via nagellakkende secretaresses (‘Nee, dat is een andere sectie, aan de andere kant van het gebouw’) en onwillige UD’s kom je uit bij een of ander kopieerslaafje. ,,O, je was bij Meet en Regel. Nee, wij van Regel en Meet zijn heel anders; compleet andere wereld. Maar over dat dictaat: dat is er nog niet. Druk druk druk. Die fusie met M&R die de raad door onze strot wil douwen slokt alle tijd op.”

Dit is niks nieuws natuurlijk, en ook het volgende geval is bijna een cliché. Een vriend van mij ging afstuderen. De zielepoot had in al zijn naïviteit de euvele moed een begeleider uit de ene sectie en een prof uit de andere sectie te willen.Ach… stumper. Dat was natuurlijk volstrekt onmogelijk. Het sectiebelang, de Wetenschappelijke Autonomie stond hier op het spel. En terwijl de twee secties als blinde paarden met oogkleppen op doorgaloppeerden over hun doodlopende eenrichtingsweg, moest ik mijn vriend zien te redden van de alcoholische verdrinkingsdood. ,,Kop op, laat ze toch in de stront zakken met hun sectiegezeik.”

We zochten het hogerop, all the way up to het hoofdgebouw, en de verbijstering was compleet: het breedste bureau was helemaal weg, pleite, kwijt. Zelfs een simpel bureau gaat ten onder aan de verbrokkelingsgeest, aan de misplaatste zelfstandigheid van al die TU-splinters, die denken dat een eigen FAS-code betekent dat je een (wetenschappelijk) mandaat hebt dat regelrecht uit de hemel komt.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.