Geloven in het goede van techniek

Studentenpastor Ton Meijknecht schreef een boek waarin hij techniek uitlegt als uiting van goddelijke creativiteit. Ingenieurs zijn God in het klein. En wel hierom: God schiep de mens naar zijn evenbeeld.

Omdat God de schepper was, maakte hij van de mens dus ook een schepper. De creativiteit die een schepper van techniek (een ingenieur) ten toon spreidt kan dus als een goddelijke creativiteit gezien worden. Dit is in het kort de stelling van de schrijver. Deze idee probeert Meijknecht uit te leggen in zijn boek ‘De heilige Prometheus’.

De schrijver voert de lezer aan de hand mee. Hij vertelt honderduit over gebeurtenissen die hebben geleid tot het schrijven van dit boek. Zo beschrijft hij de gesprekken die hij met studenten en docenten had. Op deze wijze tracht Meijknecht zijn idee uit te leggen. De belangrijkste rol is (uiteraard) weggelegd voor de studenten van de TU.

De TU-pastor ziet zichzelf als een antropoloog die niet in donker Afrikam naar in Delft is beland. Hij observeert de aankomende ingenieurs alsof het een vreemde diersoort met bijzondere gewoontes betreft. Wat drijft hen er toe techniek te studeren? Welk vuur smeult er in hen? Wat is er bijzonder aan het gedrag van de techniekstudenten? Hij schetst situaties waarin die creativiteit naar buiten komt. Hij beschrijft hoe creativiteit opbloeit op schimmige plaatsen. Kleine ruimtes waar studenten met elkaar brainstormen. Daarnaast is ook de (gewijde) stilte die in acht genomen wordt broodnodig voor het scheppingsproces van de ingenieur. Via deze observaties probeert Meijknecht te ontdekken of er sprake is van een stuwende kracht. Een creatieve kracht die schuilt in de geest van de techneuten.


2 Ilustratie: Bram van Driel
Zalvend

Meijknecht gelooft niet dat techniek slecht is, zoals eeuwenlang de opvatting is geweest. Techniek zou werk zijn van Kaïn en zij die de techniek bedreven (smeden, stedenbouwers) zouden het kwaad verspreiden. Meijknecht gelooft dat techniek goddelijk van oorsprong is. Of zoals een collega van hem het uitdrukte: ‘God heeft gewild dat we in gewapend beton zouden bouwen. Want hij heeft aan staal en beton dezelfde uitzettingscoëfficiënt gegeven. Anders was gewapend beton onhoudbaar geweest.’

Om een overeenkomst te zoeken tussen een kerk en de Hooverdam in Amerika, hoef je niet zo ver te zoeken. Een kerk is een bouwwerk Gods en dat geldt in zekere zin ook voor de dam, die door de ingenieur gecreëerd is. Aangezien deze het scheppend vermogen van God heeft meegekregen is ook de dam een bouwwerk Gods.

Hoewel het boek goed leesbaar is en bovendien nog interessante kost is ook, zitten er twee minpunten aan: ten eerste de manier waarop Meijknecht in sommige passages spreekt. Hij komt dan over als een prototype Zuid-Limburgse pastoor. Een pastoor die zijn kudde zalvend toespreekt over de oneindige wijsheidvan God.

Daarnaast is het mogelijk dat mensen die niet in een god geloven enige moeite met dit boek zullen hebben. Het idee van techniek als uiting van een goddelijke creativiteit kan dan vergezocht overkomen. Desondanks is het een leesbaar boek waarin een origineel idee uit de doeken gedaan wordt.

,

Ingenieurs zijn God in het klein. En wel hierom: God schiep de mens naar zijn evenbeeld. Omdat God de schepper was, maakte hij van de mens dus ook een schepper. De creativiteit die een schepper van techniek (een ingenieur) ten toon spreidt kan dus als een goddelijke creativiteit gezien worden. Dit is in het kort de stelling van de schrijver. Deze idee probeert Meijknecht uit te leggen in zijn boek ‘De heilige Prometheus’.

De schrijver voert de lezer aan de hand mee. Hij vertelt honderduit over gebeurtenissen die hebben geleid tot het schrijven van dit boek. Zo beschrijft hij de gesprekken die hij met studenten en docenten had. Op deze wijze tracht Meijknecht zijn idee uit te leggen. De belangrijkste rol is (uiteraard) weggelegd voor de studenten van de TU.

De TU-pastor ziet zichzelf als een antropoloog die niet in donker Afrikam naar in Delft is beland. Hij observeert de aankomende ingenieurs alsof het een vreemde diersoort met bijzondere gewoontes betreft. Wat drijft hen er toe techniek te studeren? Welk vuur smeult er in hen? Wat is er bijzonder aan het gedrag van de techniekstudenten? Hij schetst situaties waarin die creativiteit naar buiten komt. Hij beschrijft hoe creativiteit opbloeit op schimmige plaatsen. Kleine ruimtes waar studenten met elkaar brainstormen. Daarnaast is ook de (gewijde) stilte die in acht genomen wordt broodnodig voor het scheppingsproces van de ingenieur. Via deze observaties probeert Meijknecht te ontdekken of er sprake is van een stuwende kracht. Een creatieve kracht die schuilt in de geest van de techneuten.


2 Ilustratie: Bram van Driel
Zalvend

Meijknecht gelooft niet dat techniek slecht is, zoals eeuwenlang de opvatting is geweest. Techniek zou werk zijn van Kaïn en zij die de techniek bedreven (smeden, stedenbouwers) zouden het kwaad verspreiden. Meijknecht gelooft dat techniek goddelijk van oorsprong is. Of zoals een collega van hem het uitdrukte: ‘God heeft gewild dat we in gewapend beton zouden bouwen. Want hij heeft aan staal en beton dezelfde uitzettingscoëfficiënt gegeven. Anders was gewapend beton onhoudbaar geweest.’

Om een overeenkomst te zoeken tussen een kerk en de Hooverdam in Amerika, hoef je niet zo ver te zoeken. Een kerk is een bouwwerk Gods en dat geldt in zekere zin ook voor de dam, die door de ingenieur gecreëerd is. Aangezien deze het scheppend vermogen van God heeft meegekregen is ook de dam een bouwwerk Gods.

Hoewel het boek goed leesbaar is en bovendien nog interessante kost is ook, zitten er twee minpunten aan: ten eerste de manier waarop Meijknecht in sommige passages spreekt. Hij komt dan over als een prototype Zuid-Limburgse pastoor. Een pastoor die zijn kudde zalvend toespreekt over de oneindige wijsheidvan God.

Daarnaast is het mogelijk dat mensen die niet in een god geloven enige moeite met dit boek zullen hebben. Het idee van techniek als uiting van een goddelijke creativiteit kan dan vergezocht overkomen. Desondanks is het een leesbaar boek waarin een origineel idee uit de doeken gedaan wordt.

Ingenieurs zijn God in het klein. En wel hierom: God schiep de mens naar zijn evenbeeld. Omdat God de schepper was, maakte hij van de mens dus ook een schepper. De creativiteit die een schepper van techniek (een ingenieur) ten toon spreidt kan dus als een goddelijke creativiteit gezien worden. Dit is in het kort de stelling van de schrijver. Deze idee probeert Meijknecht uit te leggen in zijn boek ‘De heilige Prometheus’.

De schrijver voert de lezer aan de hand mee. Hij vertelt honderduit over gebeurtenissen die hebben geleid tot het schrijven van dit boek. Zo beschrijft hij de gesprekken die hij met studenten en docenten had. Op deze wijze tracht Meijknecht zijn idee uit te leggen. De belangrijkste rol is (uiteraard) weggelegd voor de studenten van de TU.

De TU-pastor ziet zichzelf als een antropoloog die niet in donker Afrikam naar in Delft is beland. Hij observeert de aankomende ingenieurs alsof het een vreemde diersoort met bijzondere gewoontes betreft. Wat drijft hen er toe techniek te studeren? Welk vuur smeult er in hen? Wat is er bijzonder aan het gedrag van de techniekstudenten? Hij schetst situaties waarin die creativiteit naar buiten komt. Hij beschrijft hoe creativiteit opbloeit op schimmige plaatsen. Kleine ruimtes waar studenten met elkaar brainstormen. Daarnaast is ook de (gewijde) stilte die in acht genomen wordt broodnodig voor het scheppingsproces van de ingenieur. Via deze observaties probeert Meijknecht te ontdekken of er sprake is van een stuwende kracht. Een creatieve kracht die schuilt in de geest van de techneuten.


2 Ilustratie: Bram van Driel
Zalvend

Meijknecht gelooft niet dat techniek slecht is, zoals eeuwenlang de opvatting is geweest. Techniek zou werk zijn van Kaïn en zij die de techniek bedreven (smeden, stedenbouwers) zouden het kwaad verspreiden. Meijknecht gelooft dat techniek goddelijk van oorsprong is. Of zoals een collega van hem het uitdrukte: ‘God heeft gewild dat we in gewapend beton zouden bouwen. Want hij heeft aan staal en beton dezelfde uitzettingscoëfficiënt gegeven. Anders was gewapend beton onhoudbaar geweest.’

Om een overeenkomst te zoeken tussen een kerk en de Hooverdam in Amerika, hoef je niet zo ver te zoeken. Een kerk is een bouwwerk Gods en dat geldt in zekere zin ook voor de dam, die door de ingenieur gecreëerd is. Aangezien deze het scheppend vermogen van God heeft meegekregen is ook de dam een bouwwerk Gods.

Hoewel het boek goed leesbaar is en bovendien nog interessante kost is ook, zitten er twee minpunten aan: ten eerste de manier waarop Meijknecht in sommige passages spreekt. Hij komt dan over als een prototype Zuid-Limburgse pastoor. Een pastoor die zijn kudde zalvend toespreekt over de oneindige wijsheidvan God.

Daarnaast is het mogelijk dat mensen die niet in een god geloven enige moeite met dit boek zullen hebben. Het idee van techniek als uiting van een goddelijke creativiteit kan dan vergezocht overkomen. Desondanks is het een leesbaar boek waarin een origineel idee uit de doeken gedaan wordt.

Comments are closed.