De westerse cultuur staat onder zware druk van het wetenschappelijke en technische beheersingsideaal, stelt dr.ir. E. Schuurman, hoogleraar reformatorische wijsbegeerte aan de TU. In ‘Geloven in wetenschap en techniek’ pleit hij voor een herbezinning op christelijke grondslag.
Vooral sinds de Renaissance drukken wetenschap en techniek in toenemende mate een stempel op de wereld. Op zich is er met wetenschap en techniek niets mis, schrijft dr.ir. E. Schuurman, ware het niet dat ze zich autonoom voltrekken. Dat gaat in tegen de schepping. Om uit de impasse te komen moeten wetenschappers en ingenieurs rekenschap afleggen aan ‘God’, ,,die alles geschapen heeft en instandhoudt”.
Schuurman heeft zijn boodschap in ‘Geloven in wetenschap en techniek’ allerminst verstopt, zoals vaak gebeurt in EO-films, waarin het zaligmakende geloof aan het slot als een aap uit de mouw komt. Hij steekt meteen van wal en wijst op de gevaren waaraan christelijken in de wetenschap blootstaan, bijvoorbeeld aan de these dat het heelal is ontstaan door de oerknal. Dat leidt ertoe dat ,,de centrale betekenis van Christus, de Opgestane, Die de Heer der Heren en de Koning der Koningen is, […] voor studenten op het spel [komt] te staan.”
En zo rijgt de ene paragraaf zich aan de andere. Wie niets met het christelijke geloof op heeft, voelt al na één bladzijde een diepe weerzin om verder te lezen. Dat is een beetje jammer, want Schuurman snijdt in zijn ‘cultuurkritische’ studie wel degelijk een zinnig onderwerp aan. Dat we in een wereld leven die wordt gedomineerd door wetenschap en techniek, daaraan valt inderdaad niets af te dingen. Hij komt bovendien met de juiste voorbeelden, zoals het klonen van dieren en genetische manipulatie, waarvan het geen kwaad kan deze kritisch door te lichten op hun gevolgen.
Terecht constateert Schuurman dat de techniek niet voor alle problemen een oplossing biedt. Zelf spreekt hij over ’technicisme’, als de ideologie van de wetenschappelijk-technische beheersing, die de mogelijkheden van de techniek overschat. Het zou de wetenschap reduceren tot instrumenteel gebruik en ook de visie bepalen op de economie, waarin alles in dienst staat van efficiëntie en winstmaximalisatie.
In het kort bespreekt hij ook nog diverse filosofische stromingen die zich op onze cultuur bezinnen. Hij weet ze helder, maar tendentieus samen te vatten. Hij maakt een onderscheid tussen stromingen die de techniek omarmen, zoals positivisten en pragmatisten, en die zich ervan afkeren, bijvoorbeeld new age-denkers. Zijn gramschap richt zich vooral op de goddeloze vertegenwoordigers van het postmodernisme, de dominante filosofische stroming van dit moment. ,,Bij de postmodernen is elke boven-individuele zingeving afwezig”, klaagt hij.
Dat is bij Schuurman uiteraard niet het geval. ,,We zullen terugmoeten naar het authentieke bijbelse denken over cultuurontwikkeling.” Zoals de ondertitel van het boek luidt, heeft hij ‘Hoop voor de toekomst’. We moeten de aarde zoals hij is geschapen beheren als een tuin. De spaarzame ideeën die hij aandraagt om dat te verwezenlijken – ecologische landbouw, kleinschaligheid, recycling – zijn allesbehalve nieuw en vinden we ook terug in de programma’s van ‘Groene’ partijen.
Voor mensen die het geloof met de paplepel is ingegeven, die tot op het bot geïndoctrineerd zijn, is het een bittere pil om te constateren dat de samenleving in snel tempo seculariseert. Wat vooral stoort is de absolute betekenis die Schuurman aan zijn geloof toekent. Zijn reformatorische club is per slot van rekening ook maar een stroming, zoals er zoveel van zijn. Het geëxalteerde toontje van hem heeft met wetenschap in ieder geval niets te maken. Het is geloofsbelijdenis.
‘Geloven in wetenschap en techniek. Hoop voor de toekomst’ van dr.ir. E. Schuurman is uitgegeven door Buijten & Schipperheijn bv., ISBN 90 6064 976 1, prijs 35,90 gulden.
,
Vooral sinds de Renaissance drukken wetenschap en techniek in toenemende mate een stempel op de wereld. Op zich is er met wetenschap en techniek niets mis, schrijft dr.ir. E. Schuurman, ware het niet dat ze zich autonoom voltrekken. Dat gaat in tegen de schepping. Om uit de impasse te komen moeten wetenschappers en ingenieurs rekenschap afleggen aan ‘God’, ,,die alles geschapen heeft en instandhoudt”.
Schuurman heeft zijn boodschap in ‘Geloven in wetenschap en techniek’ allerminst verstopt, zoals vaak gebeurt in EO-films, waarin het zaligmakende geloof aan het slot als een aap uit de mouw komt. Hij steekt meteen van wal en wijst op de gevaren waaraan christelijken in de wetenschap blootstaan, bijvoorbeeld aan de these dat het heelal is ontstaan door de oerknal. Dat leidt ertoe dat ,,de centrale betekenis van Christus, de Opgestane, Die de Heer der Heren en de Koning der Koningen is, […] voor studenten op het spel [komt] te staan.”
En zo rijgt de ene paragraaf zich aan de andere. Wie niets met het christelijke geloof op heeft, voelt al na één bladzijde een diepe weerzin om verder te lezen. Dat is een beetje jammer, want Schuurman snijdt in zijn ‘cultuurkritische’ studie wel degelijk een zinnig onderwerp aan. Dat we in een wereld leven die wordt gedomineerd door wetenschap en techniek, daaraan valt inderdaad niets af te dingen. Hij komt bovendien met de juiste voorbeelden, zoals het klonen van dieren en genetische manipulatie, waarvan het geen kwaad kan deze kritisch door te lichten op hun gevolgen.
Terecht constateert Schuurman dat de techniek niet voor alle problemen een oplossing biedt. Zelf spreekt hij over ’technicisme’, als de ideologie van de wetenschappelijk-technische beheersing, die de mogelijkheden van de techniek overschat. Het zou de wetenschap reduceren tot instrumenteel gebruik en ook de visie bepalen op de economie, waarin alles in dienst staat van efficiëntie en winstmaximalisatie.
In het kort bespreekt hij ook nog diverse filosofische stromingen die zich op onze cultuur bezinnen. Hij weet ze helder, maar tendentieus samen te vatten. Hij maakt een onderscheid tussen stromingen die de techniek omarmen, zoals positivisten en pragmatisten, en die zich ervan afkeren, bijvoorbeeld new age-denkers. Zijn gramschap richt zich vooral op de goddeloze vertegenwoordigers van het postmodernisme, de dominante filosofische stroming van dit moment. ,,Bij de postmodernen is elke boven-individuele zingeving afwezig”, klaagt hij.
Dat is bij Schuurman uiteraard niet het geval. ,,We zullen terugmoeten naar het authentieke bijbelse denken over cultuurontwikkeling.” Zoals de ondertitel van het boek luidt, heeft hij ‘Hoop voor de toekomst’. We moeten de aarde zoals hij is geschapen beheren als een tuin. De spaarzame ideeën die hij aandraagt om dat te verwezenlijken – ecologische landbouw, kleinschaligheid, recycling – zijn allesbehalve nieuw en vinden we ook terug in de programma’s van ‘Groene’ partijen.
Voor mensen die het geloof met de paplepel is ingegeven, die tot op het bot geïndoctrineerd zijn, is het een bittere pil om te constateren dat de samenleving in snel tempo seculariseert. Wat vooral stoort is de absolute betekenis die Schuurman aan zijn geloof toekent. Zijn reformatorische club is per slot van rekening ook maar een stroming, zoals er zoveel van zijn. Het geëxalteerde toontje van hem heeft met wetenschap in ieder geval niets te maken. Het is geloofsbelijdenis.
‘Geloven in wetenschap en techniek. Hoop voor de toekomst’ van dr.ir. E. Schuurman is uitgegeven door Buijten & Schipperheijn bv., ISBN 90 6064 976 1, prijs 35,90 gulden.
Vooral sinds de Renaissance drukken wetenschap en techniek in toenemende mate een stempel op de wereld. Op zich is er met wetenschap en techniek niets mis, schrijft dr.ir. E. Schuurman, ware het niet dat ze zich autonoom voltrekken. Dat gaat in tegen de schepping. Om uit de impasse te komen moeten wetenschappers en ingenieurs rekenschap afleggen aan ‘God’, ,,die alles geschapen heeft en instandhoudt”.
Schuurman heeft zijn boodschap in ‘Geloven in wetenschap en techniek’ allerminst verstopt, zoals vaak gebeurt in EO-films, waarin het zaligmakende geloof aan het slot als een aap uit de mouw komt. Hij steekt meteen van wal en wijst op de gevaren waaraan christelijken in de wetenschap blootstaan, bijvoorbeeld aan de these dat het heelal is ontstaan door de oerknal. Dat leidt ertoe dat ,,de centrale betekenis van Christus, de Opgestane, Die de Heer der Heren en de Koning der Koningen is, […] voor studenten op het spel [komt] te staan.”
En zo rijgt de ene paragraaf zich aan de andere. Wie niets met het christelijke geloof op heeft, voelt al na één bladzijde een diepe weerzin om verder te lezen. Dat is een beetje jammer, want Schuurman snijdt in zijn ‘cultuurkritische’ studie wel degelijk een zinnig onderwerp aan. Dat we in een wereld leven die wordt gedomineerd door wetenschap en techniek, daaraan valt inderdaad niets af te dingen. Hij komt bovendien met de juiste voorbeelden, zoals het klonen van dieren en genetische manipulatie, waarvan het geen kwaad kan deze kritisch door te lichten op hun gevolgen.
Terecht constateert Schuurman dat de techniek niet voor alle problemen een oplossing biedt. Zelf spreekt hij over ’technicisme’, als de ideologie van de wetenschappelijk-technische beheersing, die de mogelijkheden van de techniek overschat. Het zou de wetenschap reduceren tot instrumenteel gebruik en ook de visie bepalen op de economie, waarin alles in dienst staat van efficiëntie en winstmaximalisatie.
In het kort bespreekt hij ook nog diverse filosofische stromingen die zich op onze cultuur bezinnen. Hij weet ze helder, maar tendentieus samen te vatten. Hij maakt een onderscheid tussen stromingen die de techniek omarmen, zoals positivisten en pragmatisten, en die zich ervan afkeren, bijvoorbeeld new age-denkers. Zijn gramschap richt zich vooral op de goddeloze vertegenwoordigers van het postmodernisme, de dominante filosofische stroming van dit moment. ,,Bij de postmodernen is elke boven-individuele zingeving afwezig”, klaagt hij.
Dat is bij Schuurman uiteraard niet het geval. ,,We zullen terugmoeten naar het authentieke bijbelse denken over cultuurontwikkeling.” Zoals de ondertitel van het boek luidt, heeft hij ‘Hoop voor de toekomst’. We moeten de aarde zoals hij is geschapen beheren als een tuin. De spaarzame ideeën die hij aandraagt om dat te verwezenlijken – ecologische landbouw, kleinschaligheid, recycling – zijn allesbehalve nieuw en vinden we ook terug in de programma’s van ‘Groene’ partijen.
Voor mensen die het geloof met de paplepel is ingegeven, die tot op het bot geïndoctrineerd zijn, is het een bittere pil om te constateren dat de samenleving in snel tempo seculariseert. Wat vooral stoort is de absolute betekenis die Schuurman aan zijn geloof toekent. Zijn reformatorische club is per slot van rekening ook maar een stroming, zoals er zoveel van zijn. Het geëxalteerde toontje van hem heeft met wetenschap in ieder geval niets te maken. Het is geloofsbelijdenis.
‘Geloven in wetenschap en techniek. Hoop voor de toekomst’ van dr.ir. E. Schuurman is uitgegeven door Buijten & Schipperheijn bv., ISBN 90 6064 976 1, prijs 35,90 gulden.
Comments are closed.