Besturen van studentenverenigingen moeten hun opvolgers beter de weg wijzen in subsidieland. ,,Anders lopen ze geld mis”, aldus drs. Fransje van Veen van het Studenten Service Centrum (SSC).
/strong>
Soms verwarren studenten sponsoring met subsidiëring. De TU maakt echter een onderscheid tussen deze twee vormen van financiering. Drs. F.M. van Veen, beleidsmedewerker van het SSC: ,,Sponsoring is bestemd voor activiteiten die de belangstelling van de pers trekken en waarbij de aandacht van derden op de TU wordt gericht. Deze ondersteuning bestaat voornamelijk uit materiële zaken zoals kleding of tassen.” Sponsoring valt niet onder haar verantwoording maar onder die van de Communicatie & Marketing Groep (C&MG).
Voor de ‘echte’ subsidie moeten de studenten aankloppen bij Van Veen. Criterium voor het verkrijgen voor gelden uit de SSC-pot is dat een activiteit voor en door studenten is. ,,Daarbij moet het bovendien een adhoc activiteit zijn die gericht is op een brede groep studenten en die niet uitsluitend een facultair karakter heeft. Is dit laatste het geval, dan verwijs ik hen door naar de faculteiten”, zegt de beleidsmedewerkster.
Tussen sponsoring en subsidiëring zit een grijs gebied. Hierin opereert volgens Van Veen een aantal sportverenigingen. ,,Clubs die op een hoog niveau meedoen aan kampioenschappen krijgen van het SSC een gedeeltelijke geldelijke steun. Daarnaast overweegt C&MG om sportkleding aan het sportcentrum te geven waarvan meerdere clubs gebruik kunnen maken.”
Opleiding bestuurders
Alle studentenorganisaties kunnen een beroep doen op de SSC-subsidie. Dit zijn zowel gezelligheids-, sport- en studieverenigingen als belangenverenigingen zoals de studentenvakbond VSSD en de AEGEE (Delftse tak van een Europese studentenvereniging) en die voor buitenlandse studenten.
De subsidieaanvraag moet wel volgens een aantal spelregels verlopen. Van Veen verwacht een goede inhoudelijke beschrijving en een heldere begroting van de activiteit. Bovendien moet de aanvraag op tijd zijn ingediend. ,,Een vuistregel hierbij is: hoe meer geld wordt gevraagd, hoe langer ik mag nadenken”, zegt ze.
Vervelend vindt Van Veen het als een aanvraag te laat is omdat verenigingen niet wisten dat ze bij haar voor financiële ondersteuning konden aankloppen. ,,Dat is jammer. Het lastige bij studentenverenigingen is dat de besturen ieder jaar wisselen. Mijns inziens is het belangrijk dat zij hun opvolgers, via bijvoorbeeld een workshop, de weg wijzen in subsidieland. Een aantal van hen doet dat ook, zoals de sportclubs en de bijbehorende koepel DSSF, maar nog niet allemaal. Ik vind het jammer als, door het achterwege blijven van deze kennisoverdracht, verenigingen geld mislopen. En achteraf betalen kan ik niet.”
Ieder jaar ontvangt Van Veen 55 tot 60 subsidieaanvragen dieuiteenvallen in drie categorieën: maatschappelijk (ongeveer 50 procent), cultuur en sport (ieder 25 procent). ,,Feesten vallen niet onder cultuur. Cultuur moet niet worden ondergaan maar actief beoefend.” Wel hebben de afgelopen jaren geld gekregen: een sollicitatiecursus, een alcoholcursus voor verenigingsbesturen en barcommissies, een tweetal toneelstukken, een workshop Capoeira (een dansvorm) en een voorlichtingsdag over kamerverhuur in Delft. ,,Ik moet ook wel eens weigeren. De ‘Zwervers’ organiseren ieder jaar een kamp voor kinderen uit achterstandswijken. Ik vind dat een heel goed initiatief maar het voldoet niet aan het criterium ‘voor en door studenten’ en dan kan ik geen geld geven.”
Als een activiteit niet doorgaat, dan verlangt Van Veen het geld terug. ,,Natuurlijk probeer ik daarbij redelijk te blijven. Ik wil overigens ook geld terug zien als een activiteit winst oplevert. Dat is een voorwaarde om subsidie te ontvangen. Terugvordering is voor mij heel eenvoudig. Wij betalen eerst 80 procent vooruit en het laatste deel achteraf. Bij een winstgevende activiteit keer ik de laatste 20 procent niet aan de vereniging uit.”
Besturen van studentenverenigingen moeten hun opvolgers beter de weg wijzen in subsidieland. ,,Anders lopen ze geld mis”, aldus drs. Fransje van Veen van het Studenten Service Centrum (SSC).
Soms verwarren studenten sponsoring met subsidiëring. De TU maakt echter een onderscheid tussen deze twee vormen van financiering. Drs. F.M. van Veen, beleidsmedewerker van het SSC: ,,Sponsoring is bestemd voor activiteiten die de belangstelling van de pers trekken en waarbij de aandacht van derden op de TU wordt gericht. Deze ondersteuning bestaat voornamelijk uit materiële zaken zoals kleding of tassen.” Sponsoring valt niet onder haar verantwoording maar onder die van de Communicatie & Marketing Groep (C&MG).
Voor de ‘echte’ subsidie moeten de studenten aankloppen bij Van Veen. Criterium voor het verkrijgen voor gelden uit de SSC-pot is dat een activiteit voor en door studenten is. ,,Daarbij moet het bovendien een adhoc activiteit zijn die gericht is op een brede groep studenten en die niet uitsluitend een facultair karakter heeft. Is dit laatste het geval, dan verwijs ik hen door naar de faculteiten”, zegt de beleidsmedewerkster.
Tussen sponsoring en subsidiëring zit een grijs gebied. Hierin opereert volgens Van Veen een aantal sportverenigingen. ,,Clubs die op een hoog niveau meedoen aan kampioenschappen krijgen van het SSC een gedeeltelijke geldelijke steun. Daarnaast overweegt C&MG om sportkleding aan het sportcentrum te geven waarvan meerdere clubs gebruik kunnen maken.”
Opleiding bestuurders
Alle studentenorganisaties kunnen een beroep doen op de SSC-subsidie. Dit zijn zowel gezelligheids-, sport- en studieverenigingen als belangenverenigingen zoals de studentenvakbond VSSD en de AEGEE (Delftse tak van een Europese studentenvereniging) en die voor buitenlandse studenten.
De subsidieaanvraag moet wel volgens een aantal spelregels verlopen. Van Veen verwacht een goede inhoudelijke beschrijving en een heldere begroting van de activiteit. Bovendien moet de aanvraag op tijd zijn ingediend. ,,Een vuistregel hierbij is: hoe meer geld wordt gevraagd, hoe langer ik mag nadenken”, zegt ze.
Vervelend vindt Van Veen het als een aanvraag te laat is omdat verenigingen niet wisten dat ze bij haar voor financiële ondersteuning konden aankloppen. ,,Dat is jammer. Het lastige bij studentenverenigingen is dat de besturen ieder jaar wisselen. Mijns inziens is het belangrijk dat zij hun opvolgers, via bijvoorbeeld een workshop, de weg wijzen in subsidieland. Een aantal van hen doet dat ook, zoals de sportclubs en de bijbehorende koepel DSSF, maar nog niet allemaal. Ik vind het jammer als, door het achterwege blijven van deze kennisoverdracht, verenigingen geld mislopen. En achteraf betalen kan ik niet.”
Ieder jaar ontvangt Van Veen 55 tot 60 subsidieaanvragen dieuiteenvallen in drie categorieën: maatschappelijk (ongeveer 50 procent), cultuur en sport (ieder 25 procent). ,,Feesten vallen niet onder cultuur. Cultuur moet niet worden ondergaan maar actief beoefend.” Wel hebben de afgelopen jaren geld gekregen: een sollicitatiecursus, een alcoholcursus voor verenigingsbesturen en barcommissies, een tweetal toneelstukken, een workshop Capoeira (een dansvorm) en een voorlichtingsdag over kamerverhuur in Delft. ,,Ik moet ook wel eens weigeren. De ‘Zwervers’ organiseren ieder jaar een kamp voor kinderen uit achterstandswijken. Ik vind dat een heel goed initiatief maar het voldoet niet aan het criterium ‘voor en door studenten’ en dan kan ik geen geld geven.”
Als een activiteit niet doorgaat, dan verlangt Van Veen het geld terug. ,,Natuurlijk probeer ik daarbij redelijk te blijven. Ik wil overigens ook geld terug zien als een activiteit winst oplevert. Dat is een voorwaarde om subsidie te ontvangen. Terugvordering is voor mij heel eenvoudig. Wij betalen eerst 80 procent vooruit en het laatste deel achteraf. Bij een winstgevende activiteit keer ik de laatste 20 procent niet aan de vereniging uit.”
Comments are closed.