Na maanden van praten over boeddhisme, bergen en koude is het dan zover: we gaan voor een maand naar Tibet. Tibet had een mysterieuze aantrekkingskracht op mij.
Een land van oneindige verten, van de wereld afgesloten door de bergketens van de Himalaya en het ruige klimaat. Nergens beschutting, niets, niets, helemaal niets. Alleen de zich rondom de Tibetaanse hoogvlakte verheffende bergen. In deze onmetelijke hooglanden duidt bijna niets op de aanwezigheid van mensen. Hier en daar een tentenkamp, een verlaten dorp en slechts een enkel stadje. Het ligt op een hoogvlakte tussen de vier- en vijfduizend meter.
In september 1950 is Tibet onder de voet gelopen door de Chinezen of zoals de Chinezen het zelf zeggen ‘bevrijd van het feodale regime, ingelijfd bij het moederland’. Nu is Tibet een autonome provincie van China en deels toegankelijk voor westerlingen.
Na een kort verblijf in Nepal gaan we te voet de Friendshipbridge over, de brug die de grens tussen Nepal en Tibet vormt. De Friendshiphighway, de weg van Nepal naar de Tibetaanse hoofdstad Lhasa, is door de naweeën van de regentijd nog te slecht voor een minibusje en daarom worden jeeps ingezet. Het is een bijzonder slechte weg. Weg? We worden flink door elkaar geschud.
De uitzichten zijn echter overweldigend. Langzamerhand verdwijnen de bomen. Onderweg zien we de eerste yaks. Aangekomen in Nyalam (3700 meter) zien we de yakmest overal tegen de muren aangeplakt. Het wordt gedroogd om als brandstof te dienen. Vanwege het geringe zuurstofgehalte in de lucht hebben velen een moeilijke dag. Hoofdpijn, misselijkheid, braken, diaree, etcetera, etcetera. Het is een vreemde gewaarwording dat je bekaf bent als je 10 meter loopt.
Op weg naar Tingri (4390 m.) treffen we een betere weg met uitzicht op prachtige bergen met héél veel mooie tinten. De kleine nederzettingen gaan op in het landschap, kleine huisjes van klei, grijs en met een klein raam.
Ondertussen naderen we de eerste hoge pas (5050 m.), tweehonderd meter onder het hoogste punt van de reis. Op de pas openbaart zich een prachtig uitzicht op een ketting van zes- en zevenduizenders. Er wapperen hier gebedsvlaggen. Ze duiden op een ‘sky-burial’ (de Tibetaanse begrafenis). We zien veel plukken haar en gedenkplaatsjes van opgestapelde stenen. Onze kamer in Tingri biedt een majestueus uitzicht op de Mount Everest.
In Shigatse, een volgende halte, bezoeken we ons eerste Tibetaanse klooster, de Tashilpuno Monastery. In het klooster is de serene sfeer voelbaar. We mogen een ‘puja’ (gebedsdienst) bijwonen. Na het uitbundig zingen van de mantra%s wordt yakboterthee rondgedeeld. Iedereen in de groep is onder de indruk en ontroerd door de gebedsdienst van de monniken. De boeddhabeelden in de verschillende kapellen zijn erg mooi. Het zijn er te veel om de aandacht te geven die ze verdienen.
Eindpunt van onze reis is Lhasa. De weg erheen is van asfalt en de reis derhalve voorspoedig. Lhasa valt erg tegen. Héélerg Chinees, behalve het centrum: ‘Old Lhasa’. Zo snel mogelijk begeven we ons naar Barkhor Square. Prachtige mensen, prachtige kleuren. Héél indrukwekkend. Prosternerende mensen, gebeden prevelend en draaiend met hun gebedsmolens. De devotie is voor ons westerlingen niet te bevatten.
Het Potalapaleis, het paleis van de Dalai Lama, is een indrukwekkend gebouw met 999 kamers en duizenden Boeddhabeelden. De gedachte dat de Dalai Lama hier geleefd heeft en van hieruit is gevlucht, maakt je stil.
Weer terug in ons hotel in Lhasa hebben we het nodige om te overdenken. De indrukken die je opdoet, eisen hun tol.
Ik denk met weemoed terug aan dit wonderbaarlijke land, waar de hardheid van het bestaan zulke zachtaardige mensen oplevert. Mensen wier vredelievendheid nog iedere dag op de proef wordt gesteld door de Chinezen.
Free Tibet!
P.S. U kunt zich voorstellen dat ik tijdens deze reis geen moment aan de TU Delft gedacht heb.
In september 1950 is Tibet onder de voet gelopen door de Chinezen of zoals de Chinezen het zelf zeggen ‘bevrijd van het feodale regime, ingelijfd bij het moederland’. Nu is Tibet een autonome provincie van China en deels toegankelijk voor westerlingen.
Na een kort verblijf in Nepal gaan we te voet de Friendshipbridge over, de brug die de grens tussen Nepal en Tibet vormt. De Friendshiphighway, de weg van Nepal naar de Tibetaanse hoofdstad Lhasa, is door de naweeën van de regentijd nog te slecht voor een minibusje en daarom worden jeeps ingezet. Het is een bijzonder slechte weg. Weg? We worden flink door elkaar geschud.
De uitzichten zijn echter overweldigend. Langzamerhand verdwijnen de bomen. Onderweg zien we de eerste yaks. Aangekomen in Nyalam (3700 meter) zien we de yakmest overal tegen de muren aangeplakt. Het wordt gedroogd om als brandstof te dienen. Vanwege het geringe zuurstofgehalte in de lucht hebben velen een moeilijke dag. Hoofdpijn, misselijkheid, braken, diaree, etcetera, etcetera. Het is een vreemde gewaarwording dat je bekaf bent als je 10 meter loopt.
Op weg naar Tingri (4390 m.) treffen we een betere weg met uitzicht op prachtige bergen met héél veel mooie tinten. De kleine nederzettingen gaan op in het landschap, kleine huisjes van klei, grijs en met een klein raam.
Ondertussen naderen we de eerste hoge pas (5050 m.), tweehonderd meter onder het hoogste punt van de reis. Op de pas openbaart zich een prachtig uitzicht op een ketting van zes- en zevenduizenders. Er wapperen hier gebedsvlaggen. Ze duiden op een ‘sky-burial’ (de Tibetaanse begrafenis). We zien veel plukken haar en gedenkplaatsjes van opgestapelde stenen. Onze kamer in Tingri biedt een majestueus uitzicht op de Mount Everest.
In Shigatse, een volgende halte, bezoeken we ons eerste Tibetaanse klooster, de Tashilpuno Monastery. In het klooster is de serene sfeer voelbaar. We mogen een ‘puja’ (gebedsdienst) bijwonen. Na het uitbundig zingen van de mantra%s wordt yakboterthee rondgedeeld. Iedereen in de groep is onder de indruk en ontroerd door de gebedsdienst van de monniken. De boeddhabeelden in de verschillende kapellen zijn erg mooi. Het zijn er te veel om de aandacht te geven die ze verdienen.
Eindpunt van onze reis is Lhasa. De weg erheen is van asfalt en de reis derhalve voorspoedig. Lhasa valt erg tegen. Héélerg Chinees, behalve het centrum: ‘Old Lhasa’. Zo snel mogelijk begeven we ons naar Barkhor Square. Prachtige mensen, prachtige kleuren. Héél indrukwekkend. Prosternerende mensen, gebeden prevelend en draaiend met hun gebedsmolens. De devotie is voor ons westerlingen niet te bevatten.
Het Potalapaleis, het paleis van de Dalai Lama, is een indrukwekkend gebouw met 999 kamers en duizenden Boeddhabeelden. De gedachte dat de Dalai Lama hier geleefd heeft en van hieruit is gevlucht, maakt je stil.
Weer terug in ons hotel in Lhasa hebben we het nodige om te overdenken. De indrukken die je opdoet, eisen hun tol.
Ik denk met weemoed terug aan dit wonderbaarlijke land, waar de hardheid van het bestaan zulke zachtaardige mensen oplevert. Mensen wier vredelievendheid nog iedere dag op de proef wordt gesteld door de Chinezen.
Free Tibet!
P.S. U kunt zich voorstellen dat ik tijdens deze reis geen moment aan de TU Delft gedacht heb.
Comments are closed.