Onuitgenodigd kwam ik binnen. Het feest was bij de jongens van Alpha Chi Gamma, zo’n beetje de gave mannen van Austin, gezien de pompeuze pilaren rondom de voordeur, de auto’s op de parkeerplaats en de vrouwen op de dansvloer.
Patserige oppervlakkigheid en uiterlijk vertoon, het straalde ervan af; een fantastisch feest dus.
Bij het zwembad raakte ik in gesprek met een blonde cheerleader. De gebruikelijke vragen over Nederland (‘Do you guys really put mayonaise on your french fries?‘) en daarna ging het over extremen. Amerika hangt namelijk aan elkaar van de extremen. De afstanden, de hamburgers, de rijkdom en de armoede; alles is veel, vet en enorm. En vooral de Amerikanen zelf zijn extreem. De meesten zijn een karikatuur van zichzelf. Blonde cheerleaders zijn meteen enorm blonde enorme cheerleaders; nerds zijn echte nerds, met brillen en scheidingen en pullovers; en alto’s zijn totale alto’s, niet gewoon met een tatoeage hier en een piercinkje daar, nee, ze zitten overal. Tattoos en piercings op plaatsen waarvan ik het bestaan niet eens wist. Yes, yes, vond ook mijn cheerleader.
Er was intussen een brede marinekop bij ons komen staan. Te vriend houden, zo zag hij eruit. ,,Te gekke fraternity, man, dat Alpha Phi Omega!”, zei ik schouderklopperig. Iets te enthousiast misschien, want hij keek raar, dus daarna praatte ik maar weer verder met mijn vriendin. We hadden het over de universiteit.
De universiteit is ook buiten proporties. In alles. Eigen bussen, vuilniswagens en politie. De bibliotheek is overweldigend en heeft bijvoorbeeld drie kasten Nederlandse literatuur, Nederlandstalig maar ik zag ook een Arabische vertaling van een Multatuli-boek. Het sportcentrum heeft een stadion voor tachtigduizend toeschouwers (de natte droom van de VNV-oppassers van het TU-centrum, om hier op dit veld, voor volle tribunes, de sportkaarten van het footballteam te mogen controleren). Er is een dagelijkse universiteitskrant, en er zijn winkels vol truien, rugzakken en boxershorts met het koeiekoppe-logo van de universiteit. In Delft wordt daar anders over gedacht; daar moesten twee studenten twee jaar geleden zelf de eerste kosten betalen toen zij op eigen initiatief voor de TU een universiteitstrui ontwierpen.
,,Jullie zijn dan zeker wel betrokken bij de universiteit”, vroeg ik de cheerleader. Geen antwoord. Ze staarde over mijn schouder naar de hemel en had tranen in haar ogen. ,,What’s up?” ,,Het licht is geel”, zei zij. Dat was inderdaad ernstig. Geel licht in de toren op de campus betekende dat het basketballteam verloren had. Bij winst was het rood geweest. Misschien is dat ook een idee voor het torentje op het Delftse hoofdgebouw? Is dat voorstelbaar? ,,Rector, vraagje: Taurus is vandaag kampioen geworden in de derde klasse van de Haagse onderbond. Mag het licht aan?” Goed voor een trots TU-gevoel.
Er was intussen nog een kerel bij ons komen staan, een lelijke dunne met een beugel als een Meccano-set. Zijn pa moest welheel veel geld hebben, want anders kon ik me niet voorstellen hoe hij bij de fraternity was gekomen. Ook te vriend houden dus. ,,Awesome feest, jullie Alpha Pi Labda guys zijn zo cool!”, zei ik daarom, weer iets te enthousiast, want ook hij keek raar. Ik draaide me weer naar mijn blonde heldin.
Die had het over de geschiedenis van de toren. Ooit beklom Charles Whitman, ex-marinier en scherpschutter, de toren en begon de campus leeg te schieten. ,,De kogelgaten zijn nog zichtbaar en de film ligt in de videotheek”, zei mijn cheerleader. ,,En nu wil ik bier.”
Ik liep naar de geïmproviseerde bar en bestelde er twee. ,,ID please”, vroeg de barman. Fuck, niet bij me natuurlijk. Op een huisfeest? ,,Sorry man, dat’s de wet.” Oké, dan niet. Ik draaide me om en botste tegen iets metaligs. Het was de Meccano-beugel, met de marinier aan zijn zijde, en een kerel met een zwarte coltrui en een zwart jasje, de universele uitsmijteroutfit. ,,Time to go, boy. Je hoort hier niet.” Er bungelde een pistool aan de heup van de man in het zwart. Dat is ook de wet, natuurlijk: geen bier maar wel wapens voor iedereen. Misschien hebben we het toch niet zo slecht in Delft. ,,Oké, oké, ik ga al”, mompelde ik. ,,Bye Alpha Ksi Teta!” ,,Alpha Chi Gamma”, verbeterden ze me nog.
Onuitgenodigd kwam ik binnen. Het feest was bij de jongens van Alpha Chi Gamma, zo’n beetje de gave mannen van Austin, gezien de pompeuze pilaren rondom de voordeur, de auto’s op de parkeerplaats en de vrouwen op de dansvloer. Patserige oppervlakkigheid en uiterlijk vertoon, het straalde ervan af; een fantastisch feest dus.
Bij het zwembad raakte ik in gesprek met een blonde cheerleader. De gebruikelijke vragen over Nederland (‘Do you guys really put mayonaise on your french fries?‘) en daarna ging het over extremen. Amerika hangt namelijk aan elkaar van de extremen. De afstanden, de hamburgers, de rijkdom en de armoede; alles is veel, vet en enorm. En vooral de Amerikanen zelf zijn extreem. De meesten zijn een karikatuur van zichzelf. Blonde cheerleaders zijn meteen enorm blonde enorme cheerleaders; nerds zijn echte nerds, met brillen en scheidingen en pullovers; en alto’s zijn totale alto’s, niet gewoon met een tatoeage hier en een piercinkje daar, nee, ze zitten overal. Tattoos en piercings op plaatsen waarvan ik het bestaan niet eens wist. Yes, yes, vond ook mijn cheerleader.
Er was intussen een brede marinekop bij ons komen staan. Te vriend houden, zo zag hij eruit. ,,Te gekke fraternity, man, dat Alpha Phi Omega!”, zei ik schouderklopperig. Iets te enthousiast misschien, want hij keek raar, dus daarna praatte ik maar weer verder met mijn vriendin. We hadden het over de universiteit.
De universiteit is ook buiten proporties. In alles. Eigen bussen, vuilniswagens en politie. De bibliotheek is overweldigend en heeft bijvoorbeeld drie kasten Nederlandse literatuur, Nederlandstalig maar ik zag ook een Arabische vertaling van een Multatuli-boek. Het sportcentrum heeft een stadion voor tachtigduizend toeschouwers (de natte droom van de VNV-oppassers van het TU-centrum, om hier op dit veld, voor volle tribunes, de sportkaarten van het footballteam te mogen controleren). Er is een dagelijkse universiteitskrant, en er zijn winkels vol truien, rugzakken en boxershorts met het koeiekoppe-logo van de universiteit. In Delft wordt daar anders over gedacht; daar moesten twee studenten twee jaar geleden zelf de eerste kosten betalen toen zij op eigen initiatief voor de TU een universiteitstrui ontwierpen.
,,Jullie zijn dan zeker wel betrokken bij de universiteit”, vroeg ik de cheerleader. Geen antwoord. Ze staarde over mijn schouder naar de hemel en had tranen in haar ogen. ,,What’s up?” ,,Het licht is geel”, zei zij. Dat was inderdaad ernstig. Geel licht in de toren op de campus betekende dat het basketballteam verloren had. Bij winst was het rood geweest. Misschien is dat ook een idee voor het torentje op het Delftse hoofdgebouw? Is dat voorstelbaar? ,,Rector, vraagje: Taurus is vandaag kampioen geworden in de derde klasse van de Haagse onderbond. Mag het licht aan?” Goed voor een trots TU-gevoel.
Er was intussen nog een kerel bij ons komen staan, een lelijke dunne met een beugel als een Meccano-set. Zijn pa moest welheel veel geld hebben, want anders kon ik me niet voorstellen hoe hij bij de fraternity was gekomen. Ook te vriend houden dus. ,,Awesome feest, jullie Alpha Pi Labda guys zijn zo cool!”, zei ik daarom, weer iets te enthousiast, want ook hij keek raar. Ik draaide me weer naar mijn blonde heldin.
Die had het over de geschiedenis van de toren. Ooit beklom Charles Whitman, ex-marinier en scherpschutter, de toren en begon de campus leeg te schieten. ,,De kogelgaten zijn nog zichtbaar en de film ligt in de videotheek”, zei mijn cheerleader. ,,En nu wil ik bier.”
Ik liep naar de geïmproviseerde bar en bestelde er twee. ,,ID please”, vroeg de barman. Fuck, niet bij me natuurlijk. Op een huisfeest? ,,Sorry man, dat’s de wet.” Oké, dan niet. Ik draaide me om en botste tegen iets metaligs. Het was de Meccano-beugel, met de marinier aan zijn zijde, en een kerel met een zwarte coltrui en een zwart jasje, de universele uitsmijteroutfit. ,,Time to go, boy. Je hoort hier niet.” Er bungelde een pistool aan de heup van de man in het zwart. Dat is ook de wet, natuurlijk: geen bier maar wel wapens voor iedereen. Misschien hebben we het toch niet zo slecht in Delft. ,,Oké, oké, ik ga al”, mompelde ik. ,,Bye Alpha Ksi Teta!” ,,Alpha Chi Gamma”, verbeterden ze me nog.
Comments are closed.