Opinie

Fietsen

Nu de buitentemperatuur eindelijk de twintig graden weer overschrijdt, zullen veel mensen geneigd zijn zich met het Nederlandse vervoermiddel bij uitstek te gaan verplaatsen: de fiets.

Zelf ben ik door gebrek aan alternatief genoodzaakt om ook bij strenge vorst, hagel, storm en striemende regen van dit Spartaanse transportmedium gebruik te maken, maar dit terzijde. Dat dit een toenemende verkeersdruk op de fietsverkeersaders door de stad geeft laat zich raden; vooral ook omdat deze fietsverkeersaders niet overal even overdadig gedimensioneerd zijn. Toch, vergeleken met bijvoorbeeld de colonne automobilisten die, tot mijn grote verbijstering, nog steeds manhafigte pogingen doet het centrum van de stad te benaderen om tijdens de guerilla voor een volgende meter vast te lopen in de inmiddels in deerniswekkende staat verkerende Irenetunnel, is het bereiken van de meeste reisdoelen per rijwiel betrekkelijk eenvoudig.

Geen wonder dan ook, dat al weer geruime tijd geleden de fiets als ideaal vervoermiddel voor de TU-medewerker werd aangemerkt en plannen ontwikkeld zouden zijn om het fietsgebruik bij het woon-werkverkeer te bevorderen. De voordelen zijn eenvoudig en door ieder op te sommen: zowel fysiek als psychisch is de medewerker na zijn fietstocht in optimale conditie en het milieu wordt nauwelijks belast. Nu kan het aan mij liggen, maar in de praktijk heb ik, op enkele publicaties over actieplannen en dergelijke na, weinig stimulans vernomen om mij meer per fiets te gaan verplaatsen. Nu zou dat kunnen liggen aan het feit dat ik in Delft woonachtig ben, hoewel in het dorp Tanthof, dat door sommigen niet meer tot Delft als zodanig wordt gerekend.

Toch lijkt het bevorderen van het fietsgebruik mij op eenvoudige wijze te bevorderen. Neem nu bijvoorbeeld de Mekelweg. Een fraaie laan, omzoomd met luisterrijk groen en statige panden. Automobielen zweven over het keurige plaveisel van gebouw A naar B. Echter niet ik, op mijn inmiddels sterk gedesintegreerde rijwiel van duistere makelij. Her en der onderdelen verliezend stuiter ik vanaf de Kruithuisweg de Mekelweg op, om een eindje verder vervolgens mijn voorwielen in een gleuf tussen de tegels te belanden, hetgeen voor een akelige confrontatie met de harde betontegels zorgt. ’s Avonds probeer ik vanuit de stad zoveel mogelijk de vervaarlijk omhoogstaande tegels te vermijden, en terwijl boven mij het lover feestelijk verlicht wordt door de straatverlichting, heerst op mijn pad diepe duisternis. Over het gedrag van automobilisten, die in mijn ogen veel te veel voorrang hebben of dat gewoon nemen, of het fietspad blokkeren terwijl ze de weg op proberen te draaien, zult u mij niet horen spreken. Overigens is het niet allemaal treurnis; mijn tocht wordt wel begeleid door het olijke gerinkel van losliggende tegels.

Zolang de paden waarover ik mag hotsen echter nog niet door een fiets-stimulerend actieplan zijn opgewaardeerd, verlang ik somsterug naar het bezitten van zo’n stukje paradijs op afgeveerde wielen, waarmee ik over gladde asfaltstroken mag zoeven, vrijwel altijd voorrang heb en lekker droog van gebouw A naar B kan zweven, beschut en niet geteisterd door gaten en losliggende tegels.

Nu de buitentemperatuur eindelijk de twintig graden weer overschrijdt, zullen veel mensen geneigd zijn zich met het Nederlandse vervoermiddel bij uitstek te gaan verplaatsen: de fiets. Zelf ben ik door gebrek aan alternatief genoodzaakt om ook bij strenge vorst, hagel, storm en striemende regen van dit Spartaanse transportmedium gebruik te maken, maar dit terzijde. Dat dit een toenemende verkeersdruk op de fietsverkeersaders door de stad geeft laat zich raden; vooral ook omdat deze fietsverkeersaders niet overal even overdadig gedimensioneerd zijn. Toch, vergeleken met bijvoorbeeld de colonne automobilisten die, tot mijn grote verbijstering, nog steeds manhafigte pogingen doet het centrum van de stad te benaderen om tijdens de guerilla voor een volgende meter vast te lopen in de inmiddels in deerniswekkende staat verkerende Irenetunnel, is het bereiken van de meeste reisdoelen per rijwiel betrekkelijk eenvoudig.

Geen wonder dan ook, dat al weer geruime tijd geleden de fiets als ideaal vervoermiddel voor de TU-medewerker werd aangemerkt en plannen ontwikkeld zouden zijn om het fietsgebruik bij het woon-werkverkeer te bevorderen. De voordelen zijn eenvoudig en door ieder op te sommen: zowel fysiek als psychisch is de medewerker na zijn fietstocht in optimale conditie en het milieu wordt nauwelijks belast. Nu kan het aan mij liggen, maar in de praktijk heb ik, op enkele publicaties over actieplannen en dergelijke na, weinig stimulans vernomen om mij meer per fiets te gaan verplaatsen. Nu zou dat kunnen liggen aan het feit dat ik in Delft woonachtig ben, hoewel in het dorp Tanthof, dat door sommigen niet meer tot Delft als zodanig wordt gerekend.

Toch lijkt het bevorderen van het fietsgebruik mij op eenvoudige wijze te bevorderen. Neem nu bijvoorbeeld de Mekelweg. Een fraaie laan, omzoomd met luisterrijk groen en statige panden. Automobielen zweven over het keurige plaveisel van gebouw A naar B. Echter niet ik, op mijn inmiddels sterk gedesintegreerde rijwiel van duistere makelij. Her en der onderdelen verliezend stuiter ik vanaf de Kruithuisweg de Mekelweg op, om een eindje verder vervolgens mijn voorwielen in een gleuf tussen de tegels te belanden, hetgeen voor een akelige confrontatie met de harde betontegels zorgt. ’s Avonds probeer ik vanuit de stad zoveel mogelijk de vervaarlijk omhoogstaande tegels te vermijden, en terwijl boven mij het lover feestelijk verlicht wordt door de straatverlichting, heerst op mijn pad diepe duisternis. Over het gedrag van automobilisten, die in mijn ogen veel te veel voorrang hebben of dat gewoon nemen, of het fietspad blokkeren terwijl ze de weg op proberen te draaien, zult u mij niet horen spreken. Overigens is het niet allemaal treurnis; mijn tocht wordt wel begeleid door het olijke gerinkel van losliggende tegels.

Zolang de paden waarover ik mag hotsen echter nog niet door een fiets-stimulerend actieplan zijn opgewaardeerd, verlang ik somsterug naar het bezitten van zo’n stukje paradijs op afgeveerde wielen, waarmee ik over gladde asfaltstroken mag zoeven, vrijwel altijd voorrang heb en lekker droog van gebouw A naar B kan zweven, beschut en niet geteisterd door gaten en losliggende tegels.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.