Slavenkelders in kastelen en geruïneerde forten, dat lieten de Nederlandse ingenieurs ruim honderd jaar geleden achter in Ghana. David Keuning, Delta-medewerker en net afgestudeerde bouko, ging een maand naar Afrika om de plannen met de forten te inventariseren.
Niet alleen Nederlanders, maar ook emotionele Afro-Americans bemoeien zich ermee.
Onze taxichauffeur zou de oversteek toch niet wagen als hij er zelf geen vertrouwen in had. Ik stapte weer in de taxi, nadat de chauffeur de gaten in de houten brug had gevuld met bamboetakken van het palmstrand. Net toen ik dacht dat we veilig de overkant hadden bereikt, klonk er een geweldig geraas. De bamboestokken braken als luciferhoutjes. De auto zakte met het linkerachterwiel naar beneden en het chassis steunde op een houten balk. Voorzichtig deed ik het portier open en balanceerde met het hart in mijn keel over een randje naar achteren.
Relaxed pakte de chauffeur een krik uit de achterbak. Met hulp van twee toegeschoten omstanders, die na afloop hun hulp in verfomfaaid papier vertaald wilden zien, hing het wiel na tien minuten weer op het oude niveau. Daarna trokken we elders op de brug wat planken los en schoven die onder het wiel. Met slechts een kwartier vertraging vervolgden we onze weg.
Vandaag heeft iedereen de tijd in Ghana; overmorgen bestaat niet. Onderhoud is niet belangrijk; je repareert pas iets als het van ellende uit elkaar dreigt te vallen.
Of iets krijgt een nieuwe bestemming. We zijn in Ghana op zoek naar Nederlandse nederzettingen uit de zestiende en zeventiende eeuw en treffen in Mouri de stenen resten van Fort Nassau. Het fort is overwoekerd door ronde lemen oventjes. Tussen rondscharrelende geiten koken vrouwen daarop met grote wokachtige pannen.
Goudkust
‘Zoek zoveel uit als je kunt’, had professor Funo van de universiteit van Kyoto ons gevraagd. Zijn vakgroep kreeg van de Japanse overheid geld voor een grootscheeps onderzoek naar voormalige Nederlandse nederzettingen overzee in het kader van vierhonderd jaar handelsbetrekkingen tussen Nederland en Japan. Gretig namen mijn studiegenoot Heleen Bothof en ik de opdracht aan. Ghana, waar lag dat ook alweer?
De Europese ingenieurs waren eeuwen geleden beter op de hoogte van de geografie van de Goudkust. Op ruim veertig strategische plaatsen langs de kust bouwden ze kastelen, forten, handelsposten en nederzettingen, met precies dezelfde architectuur als in Nederland. Sommige zijn groot en goed gerestaureerd, zoals bijvoorbeeld kasteel Elmina, fort Coenraadsburg en kasteel Cape Coast. Andere forten liggen in ongelooflijk primitieve vissersdorpjes en zijn volledig geruïneerd. In de hoofdstad Accra dient fort St. James als gevangenis. Langs de weg zagen we van bovenaf hoe een aantal gevangenen hard aan het scheppen was op de binnenplaats. Een beeld dat wellicht niet anders is dan pakweg driehonderd jaar geleden, toen in het gebouw geen gevangenen maar slaven opgesloten zaten.
Het leed dat in die gebouwen is geleden moet enorm zijn geweest, ontdekken we als we door donkere en bedompte slavenkelders lopen, waar mannen en vrouwen gescheiden werden gebrandmerkt en ‘opgeslagen’. In Elmina lopen ook nog steeds families rond met namen als Van Dijck, Platte en Vroom. Vrouwen werden een binnenplein van het fort opgedreven als een officier zin had in een verzetje. De bastaardkinderen kregen de naam van hun vader.
,,Don’t the white people ever feel quilty when they are here?”, vragen Afro-Americans die op zoek zijn naar hun roots. Van de plaatselijke bevolking krijgen ze vaak maar de helft van het verhaal te horen. Systematisch verzwijgen de rondleiders dat sommige Afrikaanse stammen, zoals de Ashanti, een groot deel van hun rijkdommen te danken hadden aan de verkoop van slaven, die ze gevangen namen in de stammenoorlogen. Sinds zelfs de familie van Louis Armstrong heeft uitgevonden dat hun roots in fort Amsterdam in Ghana liggen, stellen ook de Afro-Americans eisen aan de nieuwe functies van de forten. Het mag vooral niet te frivool zijn.
Spies
De Legon University of Ghana biedt ons een onschatbare bron van informatie en is een oase van rust in de drukke stad. Terwijl in de rest van Accra geen gebouwen staan die de stedenbouwkundige zeggingskracht van eenstacaravan overstijgen, is de door de Engelsen gebouwde campus een toonbeeld van architectonisch evenwicht. Lage witte gebouwen met rode dakpannen staan tussen botanische tuinen, vijvers en grasvelden.De bibliotheek ademt ouderwetse geleerdheid: gedempt licht, enorme rijen houten catalogibladen met vergeelde kaartjes, ingebouwde boekenkasten en lange leestafels.
In de rare books room zijn prachtige boeken over ons onderwerp, ook in het Nederlands, met reisbeschrijvingen die me de radio en de constant in- en uitlopende mensen volledig doen vergeten. Sommige verhalen zijn zeer vermakelijk, andere ronduit luguber. Zo klaagt ene Van Hoolwerff op 31 januari 1687 in een brief aan zijn bazen in Nederland over de onbeleefdheid van de negers.
Eén van hen had de vlag van de Compagnie verscheurd. ‘Ik heb daarom, op mijn eigen kosten, de vlaggenschender op laten pakken en namens Zijne Excellentie de Generaal per kano naar Elmina gestuurd. De Generaal heeft hem publiekelijk veroordeeld en laten onthoofden, en heeft het afgehouwen hoofd vervolgens aan boord van het schip ‘Goude Tyger’ gestuurd, als een voorbeeld van de gevolgen van zulk vandalistisch gedrag. Ik heb het daarna op een spies gestoken en hier bij de handelspost neergezet’.
Brede lach
Een paar keer word ik uitgenodigd op Nederlandse feestjes. Zo spreek ik mensen van de ambassade en van Unicef. Een geliefd gespreksonderwerp is de frustratie die gepaard gaat met ontwikkelingswerk. Want hoe het ook wordt aangepakt, de vooruitgang gaat langzaam. Hoe dat precies komt, schijnt niemand te weten. Wat ik inmiddels wel weet, is dat het koloniale verleden slechts een van de vele factoren is. Maar steeds als ik de oorzaken bij de mensen hier leg, heb ik het gevoel dat ik een racist begin te worden. Gelukkig ben ik niet de enige die last heeft van vooroordelen. Sommige Ghanezen zeggen zonder blikken of blozen dat blanken beter zijn, niet liegen en goed kunnen organiseren.
En dan denk ik aan de mensen die we tegenkwamen tijdens onze reis. Aan de trotse schoonheid van de vrouwen, ondanks hun armoede. Aan hun kleurrijke, zorgvuldig schoongehouden kleding. Aan hun verzadigd vermogen tot niets doen en daarvan met een brede lach te genieten. Alsof ze, terwijl ze me zwijgend aankijken, me uitdagen om hetzelfde te doen. Wij maken tijd; hier hebben ze tijd.
Fort Nassau, eens een verhandelplaats voor slaven, nu overwoekerd door lemen oventjes
Fort Elmina, ruim twee eeuwen lang het hoofdkantoor van de Nederlanders op de Ghanese kust
Fort San Sebastian heeft net als de meeste forten nog geen duidelijke nieuwe functie gekregen
Slavenkelders in kastelen en geruïneerde forten, dat lieten de Nederlandse ingenieurs ruim honderd jaar geleden achter in Ghana. David Keuning, Delta-medewerker en net afgestudeerde bouko, ging een maand naar Afrika om de plannen met de forten te inventariseren. Niet alleen Nederlanders, maar ook emotionele Afro-Americans bemoeien zich ermee.
Onze taxichauffeur zou de oversteek toch niet wagen als hij er zelf geen vertrouwen in had. Ik stapte weer in de taxi, nadat de chauffeur de gaten in de houten brug had gevuld met bamboetakken van het palmstrand. Net toen ik dacht dat we veilig de overkant hadden bereikt, klonk er een geweldig geraas. De bamboestokken braken als luciferhoutjes. De auto zakte met het linkerachterwiel naar beneden en het chassis steunde op een houten balk. Voorzichtig deed ik het portier open en balanceerde met het hart in mijn keel over een randje naar achteren.
Relaxed pakte de chauffeur een krik uit de achterbak. Met hulp van twee toegeschoten omstanders, die na afloop hun hulp in verfomfaaid papier vertaald wilden zien, hing het wiel na tien minuten weer op het oude niveau. Daarna trokken we elders op de brug wat planken los en schoven die onder het wiel. Met slechts een kwartier vertraging vervolgden we onze weg.
Vandaag heeft iedereen de tijd in Ghana; overmorgen bestaat niet. Onderhoud is niet belangrijk; je repareert pas iets als het van ellende uit elkaar dreigt te vallen.
Of iets krijgt een nieuwe bestemming. We zijn in Ghana op zoek naar Nederlandse nederzettingen uit de zestiende en zeventiende eeuw en treffen in Mouri de stenen resten van Fort Nassau. Het fort is overwoekerd door ronde lemen oventjes. Tussen rondscharrelende geiten koken vrouwen daarop met grote wokachtige pannen.
Goudkust
‘Zoek zoveel uit als je kunt’, had professor Funo van de universiteit van Kyoto ons gevraagd. Zijn vakgroep kreeg van de Japanse overheid geld voor een grootscheeps onderzoek naar voormalige Nederlandse nederzettingen overzee in het kader van vierhonderd jaar handelsbetrekkingen tussen Nederland en Japan. Gretig namen mijn studiegenoot Heleen Bothof en ik de opdracht aan. Ghana, waar lag dat ook alweer?
De Europese ingenieurs waren eeuwen geleden beter op de hoogte van de geografie van de Goudkust. Op ruim veertig strategische plaatsen langs de kust bouwden ze kastelen, forten, handelsposten en nederzettingen, met precies dezelfde architectuur als in Nederland. Sommige zijn groot en goed gerestaureerd, zoals bijvoorbeeld kasteel Elmina, fort Coenraadsburg en kasteel Cape Coast. Andere forten liggen in ongelooflijk primitieve vissersdorpjes en zijn volledig geruïneerd. In de hoofdstad Accra dient fort St. James als gevangenis. Langs de weg zagen we van bovenaf hoe een aantal gevangenen hard aan het scheppen was op de binnenplaats. Een beeld dat wellicht niet anders is dan pakweg driehonderd jaar geleden, toen in het gebouw geen gevangenen maar slaven opgesloten zaten.
Het leed dat in die gebouwen is geleden moet enorm zijn geweest, ontdekken we als we door donkere en bedompte slavenkelders lopen, waar mannen en vrouwen gescheiden werden gebrandmerkt en ‘opgeslagen’. In Elmina lopen ook nog steeds families rond met namen als Van Dijck, Platte en Vroom. Vrouwen werden een binnenplein van het fort opgedreven als een officier zin had in een verzetje. De bastaardkinderen kregen de naam van hun vader.
,,Don’t the white people ever feel quilty when they are here?”, vragen Afro-Americans die op zoek zijn naar hun roots. Van de plaatselijke bevolking krijgen ze vaak maar de helft van het verhaal te horen. Systematisch verzwijgen de rondleiders dat sommige Afrikaanse stammen, zoals de Ashanti, een groot deel van hun rijkdommen te danken hadden aan de verkoop van slaven, die ze gevangen namen in de stammenoorlogen. Sinds zelfs de familie van Louis Armstrong heeft uitgevonden dat hun roots in fort Amsterdam in Ghana liggen, stellen ook de Afro-Americans eisen aan de nieuwe functies van de forten. Het mag vooral niet te frivool zijn.
Spies
De Legon University of Ghana biedt ons een onschatbare bron van informatie en is een oase van rust in de drukke stad. Terwijl in de rest van Accra geen gebouwen staan die de stedenbouwkundige zeggingskracht van eenstacaravan overstijgen, is de door de Engelsen gebouwde campus een toonbeeld van architectonisch evenwicht. Lage witte gebouwen met rode dakpannen staan tussen botanische tuinen, vijvers en grasvelden.De bibliotheek ademt ouderwetse geleerdheid: gedempt licht, enorme rijen houten catalogibladen met vergeelde kaartjes, ingebouwde boekenkasten en lange leestafels.
In de rare books room zijn prachtige boeken over ons onderwerp, ook in het Nederlands, met reisbeschrijvingen die me de radio en de constant in- en uitlopende mensen volledig doen vergeten. Sommige verhalen zijn zeer vermakelijk, andere ronduit luguber. Zo klaagt ene Van Hoolwerff op 31 januari 1687 in een brief aan zijn bazen in Nederland over de onbeleefdheid van de negers.
Eén van hen had de vlag van de Compagnie verscheurd. ‘Ik heb daarom, op mijn eigen kosten, de vlaggenschender op laten pakken en namens Zijne Excellentie de Generaal per kano naar Elmina gestuurd. De Generaal heeft hem publiekelijk veroordeeld en laten onthoofden, en heeft het afgehouwen hoofd vervolgens aan boord van het schip ‘Goude Tyger’ gestuurd, als een voorbeeld van de gevolgen van zulk vandalistisch gedrag. Ik heb het daarna op een spies gestoken en hier bij de handelspost neergezet’.
Brede lach
Een paar keer word ik uitgenodigd op Nederlandse feestjes. Zo spreek ik mensen van de ambassade en van Unicef. Een geliefd gespreksonderwerp is de frustratie die gepaard gaat met ontwikkelingswerk. Want hoe het ook wordt aangepakt, de vooruitgang gaat langzaam. Hoe dat precies komt, schijnt niemand te weten. Wat ik inmiddels wel weet, is dat het koloniale verleden slechts een van de vele factoren is. Maar steeds als ik de oorzaken bij de mensen hier leg, heb ik het gevoel dat ik een racist begin te worden. Gelukkig ben ik niet de enige die last heeft van vooroordelen. Sommige Ghanezen zeggen zonder blikken of blozen dat blanken beter zijn, niet liegen en goed kunnen organiseren.
En dan denk ik aan de mensen die we tegenkwamen tijdens onze reis. Aan de trotse schoonheid van de vrouwen, ondanks hun armoede. Aan hun kleurrijke, zorgvuldig schoongehouden kleding. Aan hun verzadigd vermogen tot niets doen en daarvan met een brede lach te genieten. Alsof ze, terwijl ze me zwijgend aankijken, me uitdagen om hetzelfde te doen. Wij maken tijd; hier hebben ze tijd.
Fort Nassau, eens een verhandelplaats voor slaven, nu overwoekerd door lemen oventjes
Fort Elmina, ruim twee eeuwen lang het hoofdkantoor van de Nederlanders op de Ghanese kust
Fort San Sebastian heeft net als de meeste forten nog geen duidelijke nieuwe functie gekregen
Comments are closed.