Faculteiten krijgen voortaan een eigen budget voor het aannemen van leerlingen en stagiaires. Dat vloeit voort uit het nieuwe contract met de Regionale Onderneming voor Beroepskwalificering (ROB)
Ruim vijf jaar geleden werd de ROB, de voormalige bedrijfsopleiding, geprivatiseerd. De TU liet de nieuwe stichting niet aan haar lot over en gaf de garantie vijf jaar lang 90 leerlingen en 175 stagiaires (mbo/hbo) per jaar te plaatsen. Dit jaar liep die termijn af. In voorafgaande maanden is er uitvoerig overleg geweest met de ROB over een nieuwe koers. Dit resulteerde in een nieuw contract dat sinds 1 februari van kracht is.
Drs. J.M.T van Duijn, beleidsmedewerker Personeel en Organisatie bij de staf van het college van bestuur is hierbij nauw betrokken geweest. ,,De TU wilde een meer zakelijke relatie met de ROB. In dit contract is daarom vastgelegd dat de TU geen garanties meer geeft maar dat de behoefte van de faculteiten en diensten bepalend is voor het aantal plaatsingen.” Voortaan maakt de ROB ieder jaar een ronde langs de beheerseenheden en inventariseert hoeveel leerlingen en stagiaires zij willen plaatsen. Daar kan de ROB dan haar wervingstraject en selectiebeleid op afstemmen. Van Duijn: ,,Wij hebben hiermee een einde gemaakt aan de ‘gedwongen winkelnering’. Niet alleen moesten de beheerseenheden een vast aantal plaatsingen verzorgen maar bovendien mochten de stagiaires alleen via de ROB binnenkomen. In de praktijk werd daar echter soepel mee omgegaan. Soms belden leerlingen zelf naar beheerseenheden voor een stage en dan kon de betreffende P&O-afdeling het zelf regelen of doorverwijzen naar de ROB.”
Kweekvijver
Het afsluiten van een nieuw contract met de ROB is ook aanleiding geweest om de financieringsgrondslag te veranderen. Niet langer is er een centraal budget voor de vergoeding voor stagiaires en leerlingen. De financiële middelen zijn nu overgeheveld naar de beheerseenheden. ,,Dit is in overeenstemming met het collegebeleid dat als uitgangspunt heeft: decentraal tenzij.”
Deze decentralisatie draagt volgens Van Duijn bij aan de prikkeling van het kostenbewustzijn van de beheerseenheden. ,,De houding ‘Wat wil ik?’ en ‘Wat heb ik er voor over?’ moet nog meer gemeengoed binnen de universitaire gemeenschap worden. Beheerseenheden konden bij het vorige contract in de verleiding komen om leerlingen en stagiaires aan te nemen omdat ze aangeboden werden en niet omdat ze per se nodig waren. Dat is verleden tijd. Zeker omdat het betreffende budget, als het niet wordt aangewend voor plaatsingen, gebruikt mag worden voor andere zaken.”
Tevens betekent deze financiële decentralisatie dat de ROB scherp moet blijven om een goede dienstverlening te verzorgen. ,,Het is niet meer vanzelfsprekend dat TU-onderdelen bij haar aankloppen voor stagiaires. De ROB moet bewijzen dat zij een meerwaarde heeft.”
Met deze koerswijziging bestaat er een risico dat de beheerseenheden het aantal plaatsen voor leerlingen en stagiaires gaan beperken. Van Duijn: ,,Ik hoop dat het stagebeleid voortzetting vindt en dat het geld niet aangewend wordt voor bijvoorbeeld de aanschaf van computers. Deze jongeren vormen een belangrijke kweekvijver voor nieuwe professionele medewerkers. Het is ook collegebeleid om de kwaliteit van de ondersteunende diensten te versterken en het is goed als je dan kunt kiezen uit sollicitanten die bewezen hebben aan de kwaliteitseisen van de TU te voldoen.”
Ruim vijf jaar geleden werd de ROB, de voormalige bedrijfsopleiding, geprivatiseerd. De TU liet de nieuwe stichting niet aan haar lot over en gaf de garantie vijf jaar lang 90 leerlingen en 175 stagiaires (mbo/hbo) per jaar te plaatsen. Dit jaar liep die termijn af. In voorafgaande maanden is er uitvoerig overleg geweest met de ROB over een nieuwe koers. Dit resulteerde in een nieuw contract dat sinds 1 februari van kracht is.
Drs. J.M.T van Duijn, beleidsmedewerker Personeel en Organisatie bij de staf van het college van bestuur is hierbij nauw betrokken geweest. ,,De TU wilde een meer zakelijke relatie met de ROB. In dit contract is daarom vastgelegd dat de TU geen garanties meer geeft maar dat de behoefte van de faculteiten en diensten bepalend is voor het aantal plaatsingen.” Voortaan maakt de ROB ieder jaar een ronde langs de beheerseenheden en inventariseert hoeveel leerlingen en stagiaires zij willen plaatsen. Daar kan de ROB dan haar wervingstraject en selectiebeleid op afstemmen. Van Duijn: ,,Wij hebben hiermee een einde gemaakt aan de ‘gedwongen winkelnering’. Niet alleen moesten de beheerseenheden een vast aantal plaatsingen verzorgen maar bovendien mochten de stagiaires alleen via de ROB binnenkomen. In de praktijk werd daar echter soepel mee omgegaan. Soms belden leerlingen zelf naar beheerseenheden voor een stage en dan kon de betreffende P&O-afdeling het zelf regelen of doorverwijzen naar de ROB.”
Kweekvijver
Het afsluiten van een nieuw contract met de ROB is ook aanleiding geweest om de financieringsgrondslag te veranderen. Niet langer is er een centraal budget voor de vergoeding voor stagiaires en leerlingen. De financiële middelen zijn nu overgeheveld naar de beheerseenheden. ,,Dit is in overeenstemming met het collegebeleid dat als uitgangspunt heeft: decentraal tenzij.”
Deze decentralisatie draagt volgens Van Duijn bij aan de prikkeling van het kostenbewustzijn van de beheerseenheden. ,,De houding ‘Wat wil ik?’ en ‘Wat heb ik er voor over?’ moet nog meer gemeengoed binnen de universitaire gemeenschap worden. Beheerseenheden konden bij het vorige contract in de verleiding komen om leerlingen en stagiaires aan te nemen omdat ze aangeboden werden en niet omdat ze per se nodig waren. Dat is verleden tijd. Zeker omdat het betreffende budget, als het niet wordt aangewend voor plaatsingen, gebruikt mag worden voor andere zaken.”
Tevens betekent deze financiële decentralisatie dat de ROB scherp moet blijven om een goede dienstverlening te verzorgen. ,,Het is niet meer vanzelfsprekend dat TU-onderdelen bij haar aankloppen voor stagiaires. De ROB moet bewijzen dat zij een meerwaarde heeft.”
Met deze koerswijziging bestaat er een risico dat de beheerseenheden het aantal plaatsen voor leerlingen en stagiaires gaan beperken. Van Duijn: ,,Ik hoop dat het stagebeleid voortzetting vindt en dat het geld niet aangewend wordt voor bijvoorbeeld de aanschaf van computers. Deze jongeren vormen een belangrijke kweekvijver voor nieuwe professionele medewerkers. Het is ook collegebeleid om de kwaliteit van de ondersteunende diensten te versterken en het is goed als je dan kunt kiezen uit sollicitanten die bewezen hebben aan de kwaliteitseisen van de TU te voldoen.”
Comments are closed.