De medezeggenschap onder de nieuwe bestuursstructuur (MUB) krijgt van or-leden Daan Hoogwater en Peter Verheijen respectievelijk een vijf en een vier.
,,Als ik de balans opmaak, overheerst het gevoel dat we aan de kant zitten toekijken. Echte invloed ontbreekt”, zegt or-lid Peter Verheijen. Zijn collega Daan Hoogwater: ,,Universitaire medewerkers willen discussiëren, meepraten, hun ideeën naar voren brengen, maar het zijn geen onderhandelaars. Terwijl in de nieuwe bestuursstructuur een ondernemingsraad juist hard moet onderhandelen.”
Frustrerend? ,,Als dat nog tien jaar zo doorgaat, dan wel”, zegt Verheijen. Maar hij is juist in de or gestapt om zaken te veranderen. Hij maakte zich druk om beslissingen waarin de werkvloer geen zegje had gehad. ‘Als je boos bent, moet je daar ook eens voor uitkomen’, zei een collega bij technische natuurwetenschappen. Waarop Verheijen zich verkiesbaar stelde, nu twee jaar geleden. Hoogwater heeft er al bijna twintig jaar medezeggenschap op zitten en blijft voorlopig vechten voor de positie van medewerkers. ,,We hebben waarde. Als ik daar niet in geloofde, was ik al lang opgestapt.”
Switch
Onder de MUB (modernisering universitair bestuur) verwisselde universiteiten medebestuur voor medezeggenschap. In plaats van faculteits- en universiteitsraad zijn het nu onderdeelcommissies bij de faculteiten en instituten en een centrale ondernemingsraad die de belangen van de medewerkers behartigen. Na vier jaar MUB mogen alle geledingen binnenkort een evaluatie aan de minister voorleggen.
Voorzitter van de ondernemingsraad Hoogwater vindt de switch nog steeds onverstandig. De universiteit is geen onderneming maar een culturele gemeenschap waar het personeel geselecteerd is op eigenwijsheid. ‘Ga jij dit maar even doen’, werkt niet. Bovendien ontbreekt het gemeenschappelijk ondernemingsdoel: winst maken. Een universiteit is meer gericht op presteren dan op produceren. ,,Maar de MUB hebben we aan onszelf te wijten. Op cruciale momenten is er niet genoeg geprotesteerd.”
De dikke onvoldoende die Verheijen uitdeelt aan de medezeggenschap op de TU Delft, komt vooral op conto van het bestuur, dat de ondernemingsraad niet serieus genoeg neemt. ,,We hebben een aantal maal een doordacht advies over grote investeringszaken afgeleverd, waar goed naar geluisterd is. Maar dan moet ik weer in Delta lezen dat de postgraduate school zes miljoen gulden aan investering krijgt. Ik heb dat niet langs zien komen in de or. Als je niet serieus wordt genomen, kun je lang of kort praten, je bereikt niets.” Verheijen steekt echter ook de hand in eigen boezem.,,Misschien dat we niet voldoende body kunnen geven aan het gevecht.”
Hoogwater vindt niet dat de medezeggenschap in een cijfer is uit te drukken. Als het dan toch moet, geeft hij een vijf voor het functioneren van de or binnen de MUB. ,,Het kan beter, het kan slechter. Het topbestuur zou het belang van medezeggenschap meer mogen inzien en de or moet zijn positie en instrumenten beter kennen.”
Maagdenhuis
Volgens Verheijen ontbreekt onder de MUB ook het gevoel dat medewerkers worden gekend in beslissingen, vooral als het om onderwijs- en onderzoeksbeleid gaat. ,,Dit zijn belangrijke processen waarbij iedereen nauw betrokken wil zijn. In de huidige structuur is er echter geen goede plaats waar medewerkers hun ideeën kwijt kunnen.” De ondernemingsraad heeft hierin nauwelijks bevoegdheden. De wet op de ondernemingsraad is vooral gericht op personeelszaken.
,,Soms denk je hoe is het mogelijk”, gaat Verheijen verder, doelend op het plotse besluit al in september te starten met een nieuwe opleiding Sustainable molecular science and technology bij Technische Natuurwetenschappen. ,,Dat is dan even in een klein clubje opgedacht en zo geponeerd. Zoiets kan toch niet zonder goede voorbereiding? Als student verwacht je van de TU Delft een gedegen opleiding.”
”De expertise in onderwijs en onderzoek ligt bij een universiteit juist op de werkvloer”, betoogt Hoogwater. ,,De afstand is nu te groot. Mensen missen het gesprek over de koers van de universiteit. Daar moet iets aan veranderen, anders barst de bom, net zoals in 1969, toen in Amsterdam het Maagdenhuis werd bezet. Het kan vijf of tien jaar duren, maar dat moment komt.”
Om die bom tijdig onschadelijk te maken, zou het college de wet wat breder mogen interpreteren en meer onderwijs- en onderzoekszaken ter advies kunnen voorleggen. Op de Universiteit van Amsterdam gebeurt dat al, heeft Verheijen vernomen. Daar vergadert het college dan ook maandelijks met personeel en studenten. De universitair docent: ,,Het is jammer dat we nogal eens naar de wet moeten grijpen wanneer we ergens over willen praten. Dat is een noodrem. Het is zeker niet de bedoeling zoveel over procedures en rechten te kibbelen.” Het verwijt dat de or soms hele vergaderingen lang met procedures bezig is, klopt volgens Hoogwater echter wel. Bijscholing van de kandidaten moet daar verandering in brengen.
Grijze haren
Hoogwater ergert zich in de ondernemingsraad aan de vrijblijvende sfeer van ‘we hebben ons zegje kunnen doen.’ Hij wil doelen stellen, strategieën uitstippelen en harde onderhandelingen voeren: ‘wanneer jullie akkoord gaan met dit wijzigingsvoorstel dan stemmen wij in met jullie plannen voor ..’. Openbare vergaderingen passen niet in deze tactiek. ,,Je moet je kaarten niet open op tafel leggen.”
Verheijen luistert met opgetrokken wenkbrauwen naar de woorden van de contract manager van TNW. ,,Ik hou juist van openheid. Als dat een handicap is, accepteer ik die. Wij moeten het hebben van een goede connectie met de werkvloer, van kennis van zaken en publiciteit. Open je standpunt verdedigen vind ik beter dan plat onderhandelen.”
De lage opkomst bij de laatste raadsverkiezingen (nog geen veertig procent) baart beide or-leden zorgen. Voor Hoogwater is draagvlak belangrijk voor de positie aan de onderhandeltafel. Verheijen: ,,Heb je geen draagvlak, dan heeft een or geen functie. Ik zou daar mijn conclusies uit trekken. Het bestuur mag zich een lage verkiezingsopkomst overigens ook aantrekken. Het is een slecht teken als mensen zo ongeïnteresseerd zijn in wat er hier gebeurt.” Verheijen moet sowieso nog eens goed nadenken over een volgende termijn. Hij zet zich tot het eind volledig in maar wil dan evalueren of zijn doel ‘meer inbreng van de werkvloer’ te bereiken is via de or.
Hoogwater is niet van plan de strijd op te geven bij een lage verkiezingsopkomst. Twintig procent invloed is nog altijd beter dan nul. Maar een ‘lege’ ondernemingsraad is levensgevaarlijk voor een organisatie, waarschuwt hij. Volgens hem is het grote aantal tijdelijke personeelsleden een belangrijke reden voor de lage opkomst evenals de tijdgeest van individualisering. Verheijen: ,,Maar stel dat het laatste waar is, dan doe ik met mijn grijze haren ook een stap opzij.”
Ondanks de dikke onvoldoendes die de or-leden uitdelen aan de medezeggenschap, bevalt het werk hen wel. Verheijen steekt er veel meer (over)uren in dan hij gedacht had. ,,Het is verfrissend om met hele andere mensen binnen de TU samen te werken en betrokken te zijn bij andere problemen. Dat plaatst alles in perspectief.” Hoogwater: ,,In de or komen alle aspecten van de universiteit naar voren. Ik merk dat de afwisseling me goed doet. Dan erger je je ook minder.”
,,Als ik de balans opmaak, overheerst het gevoel dat we aan de kant zitten toekijken. Echte invloed ontbreekt”, zegt or-lid Peter Verheijen. Zijn collega Daan Hoogwater: ,,Universitaire medewerkers willen discussiëren, meepraten, hun ideeën naar voren brengen, maar het zijn geen onderhandelaars. Terwijl in de nieuwe bestuursstructuur een ondernemingsraad juist hard moet onderhandelen.”
Frustrerend? ,,Als dat nog tien jaar zo doorgaat, dan wel”, zegt Verheijen. Maar hij is juist in de or gestapt om zaken te veranderen. Hij maakte zich druk om beslissingen waarin de werkvloer geen zegje had gehad. ‘Als je boos bent, moet je daar ook eens voor uitkomen’, zei een collega bij technische natuurwetenschappen. Waarop Verheijen zich verkiesbaar stelde, nu twee jaar geleden. Hoogwater heeft er al bijna twintig jaar medezeggenschap op zitten en blijft voorlopig vechten voor de positie van medewerkers. ,,We hebben waarde. Als ik daar niet in geloofde, was ik al lang opgestapt.”
Switch
Onder de MUB (modernisering universitair bestuur) verwisselde universiteiten medebestuur voor medezeggenschap. In plaats van faculteits- en universiteitsraad zijn het nu onderdeelcommissies bij de faculteiten en instituten en een centrale ondernemingsraad die de belangen van de medewerkers behartigen. Na vier jaar MUB mogen alle geledingen binnenkort een evaluatie aan de minister voorleggen.
Voorzitter van de ondernemingsraad Hoogwater vindt de switch nog steeds onverstandig. De universiteit is geen onderneming maar een culturele gemeenschap waar het personeel geselecteerd is op eigenwijsheid. ‘Ga jij dit maar even doen’, werkt niet. Bovendien ontbreekt het gemeenschappelijk ondernemingsdoel: winst maken. Een universiteit is meer gericht op presteren dan op produceren. ,,Maar de MUB hebben we aan onszelf te wijten. Op cruciale momenten is er niet genoeg geprotesteerd.”
De dikke onvoldoende die Verheijen uitdeelt aan de medezeggenschap op de TU Delft, komt vooral op conto van het bestuur, dat de ondernemingsraad niet serieus genoeg neemt. ,,We hebben een aantal maal een doordacht advies over grote investeringszaken afgeleverd, waar goed naar geluisterd is. Maar dan moet ik weer in Delta lezen dat de postgraduate school zes miljoen gulden aan investering krijgt. Ik heb dat niet langs zien komen in de or. Als je niet serieus wordt genomen, kun je lang of kort praten, je bereikt niets.” Verheijen steekt echter ook de hand in eigen boezem.,,Misschien dat we niet voldoende body kunnen geven aan het gevecht.”
Hoogwater vindt niet dat de medezeggenschap in een cijfer is uit te drukken. Als het dan toch moet, geeft hij een vijf voor het functioneren van de or binnen de MUB. ,,Het kan beter, het kan slechter. Het topbestuur zou het belang van medezeggenschap meer mogen inzien en de or moet zijn positie en instrumenten beter kennen.”
Maagdenhuis
Volgens Verheijen ontbreekt onder de MUB ook het gevoel dat medewerkers worden gekend in beslissingen, vooral als het om onderwijs- en onderzoeksbeleid gaat. ,,Dit zijn belangrijke processen waarbij iedereen nauw betrokken wil zijn. In de huidige structuur is er echter geen goede plaats waar medewerkers hun ideeën kwijt kunnen.” De ondernemingsraad heeft hierin nauwelijks bevoegdheden. De wet op de ondernemingsraad is vooral gericht op personeelszaken.
,,Soms denk je hoe is het mogelijk”, gaat Verheijen verder, doelend op het plotse besluit al in september te starten met een nieuwe opleiding Sustainable molecular science and technology bij Technische Natuurwetenschappen. ,,Dat is dan even in een klein clubje opgedacht en zo geponeerd. Zoiets kan toch niet zonder goede voorbereiding? Als student verwacht je van de TU Delft een gedegen opleiding.”
”De expertise in onderwijs en onderzoek ligt bij een universiteit juist op de werkvloer”, betoogt Hoogwater. ,,De afstand is nu te groot. Mensen missen het gesprek over de koers van de universiteit. Daar moet iets aan veranderen, anders barst de bom, net zoals in 1969, toen in Amsterdam het Maagdenhuis werd bezet. Het kan vijf of tien jaar duren, maar dat moment komt.”
Om die bom tijdig onschadelijk te maken, zou het college de wet wat breder mogen interpreteren en meer onderwijs- en onderzoekszaken ter advies kunnen voorleggen. Op de Universiteit van Amsterdam gebeurt dat al, heeft Verheijen vernomen. Daar vergadert het college dan ook maandelijks met personeel en studenten. De universitair docent: ,,Het is jammer dat we nogal eens naar de wet moeten grijpen wanneer we ergens over willen praten. Dat is een noodrem. Het is zeker niet de bedoeling zoveel over procedures en rechten te kibbelen.” Het verwijt dat de or soms hele vergaderingen lang met procedures bezig is, klopt volgens Hoogwater echter wel. Bijscholing van de kandidaten moet daar verandering in brengen.
Grijze haren
Hoogwater ergert zich in de ondernemingsraad aan de vrijblijvende sfeer van ‘we hebben ons zegje kunnen doen.’ Hij wil doelen stellen, strategieën uitstippelen en harde onderhandelingen voeren: ‘wanneer jullie akkoord gaan met dit wijzigingsvoorstel dan stemmen wij in met jullie plannen voor ..’. Openbare vergaderingen passen niet in deze tactiek. ,,Je moet je kaarten niet open op tafel leggen.”
Verheijen luistert met opgetrokken wenkbrauwen naar de woorden van de contract manager van TNW. ,,Ik hou juist van openheid. Als dat een handicap is, accepteer ik die. Wij moeten het hebben van een goede connectie met de werkvloer, van kennis van zaken en publiciteit. Open je standpunt verdedigen vind ik beter dan plat onderhandelen.”
De lage opkomst bij de laatste raadsverkiezingen (nog geen veertig procent) baart beide or-leden zorgen. Voor Hoogwater is draagvlak belangrijk voor de positie aan de onderhandeltafel. Verheijen: ,,Heb je geen draagvlak, dan heeft een or geen functie. Ik zou daar mijn conclusies uit trekken. Het bestuur mag zich een lage verkiezingsopkomst overigens ook aantrekken. Het is een slecht teken als mensen zo ongeïnteresseerd zijn in wat er hier gebeurt.” Verheijen moet sowieso nog eens goed nadenken over een volgende termijn. Hij zet zich tot het eind volledig in maar wil dan evalueren of zijn doel ‘meer inbreng van de werkvloer’ te bereiken is via de or.
Hoogwater is niet van plan de strijd op te geven bij een lage verkiezingsopkomst. Twintig procent invloed is nog altijd beter dan nul. Maar een ‘lege’ ondernemingsraad is levensgevaarlijk voor een organisatie, waarschuwt hij. Volgens hem is het grote aantal tijdelijke personeelsleden een belangrijke reden voor de lage opkomst evenals de tijdgeest van individualisering. Verheijen: ,,Maar stel dat het laatste waar is, dan doe ik met mijn grijze haren ook een stap opzij.”
Ondanks de dikke onvoldoendes die de or-leden uitdelen aan de medezeggenschap, bevalt het werk hen wel. Verheijen steekt er veel meer (over)uren in dan hij gedacht had. ,,Het is verfrissend om met hele andere mensen binnen de TU samen te werken en betrokken te zijn bij andere problemen. Dat plaatst alles in perspectief.” Hoogwater: ,,In de or komen alle aspecten van de universiteit naar voren. Ik merk dat de afwisseling me goed doet. Dan erger je je ook minder.”
Comments are closed.