Campus

Eindelijk erkenning voor de ontwerper

De Adviesraad voor het Technologiebeleid van de TU Delft (ARTD) wil dat de TU Delft meer status toekent aan het ontwerpen. De weggestuurde hoogleraar Van Till meent juist dat hij als ontwerper niet serieus genomen werd. Spoort dat?

,,Ontwerpen zou imago-bepalend moeten worden voor de TU Delft. In de TU-opleidingen is ontwerpen het centrale onderwerp om motivatie te kweken en verbindingen te leggen. Het maakt het curriculum interessanter en meer wereldgericht”, verklaart prof.dr.ir. P. Dewilde, voorzitter van de Adviesraad voor het Technologiebeleid van de TU Delft (ARTD). ,,Een aantal opleidingen zijn al bezig met het inbrengen van de ontwerpcomponent, maar die is nog niet fors genoeg.”

De inzet van Dewilde is duidelijk: er moet meer aandacht komen voor ontwerpen in zowel onderwijs als onderzoek. Het blijkt vooral te gaan om bestuurlijke aandacht, want om ontwerpen echt de ruimte te geven die het nodig heeft, moeten zowel het onderwijs- als het onderzoekssysteem meer op ontwerpen afgestemd worden. De ARTD wil dat het ontwerpen in het onderwijs meer wordt gestimuleerd en dat het verdeelmodel ontwerpprestaties beter honoreert.

Die bestuurlijke aandacht is er nu. In het recent opgestelde implementatieplan bijvoorbeeld wordt ‘kennisintensief ontwerpen’ als ‘één van de hoofdkenmerken van de TU Delft’ gepromoot.

Ontwerpen is dus belangrijk voor de TU, maar dan wel onder bepaalde voorwaarden. Uiteindelijk werden de leden van de ARTD het erover eens dat de term ‘visionair ontwerpen’ het soort ontwerpen dekt dat zij willen stimuleren. ,,Het gaat dus om het innovatieve element ervan. Ontwerpen is voor ons niet een elektricien die een elektrische installatie voor een huis ontwerpt, maar het bedenken van een nieuwe oplossing voor een bestaand probleem”, legt Dewilde uit. Of volgens de officiële ARTD-definitie, die afkomstig is van prof.dr.ir. H.A.J. de Ridder: ‘Ontwerpen is het zoeken naar harmonie tussen vorm en context. De context is het probleem, de vorm de oplossing.’

De Ridder blijkt al veel langer bezig met da status van het ontwerpen en hij is dan ook blij dat er nu iets lijkt te gebeuren op dit vlak. Hij legde in 1996 de basis voor dit ARTD-rapport met een niet-voltooid onderzoek naar het ontwerpen binnen de TU. Destijds werd hij daarvoor als externe consultant ingehuurd. ,,Ontwerpers zijn binnen de TU lang als paria’s beschouwd, maar daarin lijkt nu verandering te komen.”
Schitterende roman


1 Illustratie: Gripp

Is dat werkelijk zo? ‘Internet-hoogleraar’ ir. Jaap van Till meent juist dat hij als ontwerper met onredelijke publicatie-eisen werd geconfronteerd. Dat zou tot de afwijzing van zijn herbenoeming hebben geleid. Wordt de ontwerpende hoogleraar wel echt gewaardeerd? Dewilde meent van wel, maar bij deeltijd-hoogleraar Van Till is volgens hem iets anders aan de hand. ,,Een ontwerper uit de industrie zoals Van Till zou je met andere maatstaven moeten beoordelen.” Voor de striktuniversitaire ontwerphoogleraar gelden dezelfde eisen als voor onderzoekers. ,,Want een ontwerper die niet publiceert is als een romanschrijver die een schitterende roman in zijn hoofd heeft, maar hem niet op papier zet.”

Zo denkt het college van bestuur er ook over, blijkens een lijst met regels voor hoogleraarsbenoemingen die het in oktober aan de faculteiten stuurde. Een hoogleraar mag ook op basis van zijn ‘portfolio’ met gerealiseerde gebouwen, waterwerken of robots aangesteld worden, zo luidde de nieuwe beleidslijn. Maar wil hij als deeltijdhoogleraar voor herbenoeming in aanmerking komen, dan moet hij ook publiceren in wetenschappelijke tijdschriften. De Ridder vindt dat niet terecht: ,,Zo iemand als Van Till moet in kranten staan en worden geciteerd door mensen in de frontline, niet door stoffige professoren. Bovendien, als je die publicatie-eisen doortrekt naar full time-hoogleraren, dan zouden er nog veel meer slachtoffers vallen.”

Prof.ir. L.B. Vogelesang, lid van de ARTD en de raad van hoogleraren – die over (her-)benoemingen adviseert – meent dat er nu juist een goede balans gevonden is: ,,Als je alleen met de toepassing bezig bent, zit je op TH-niveau. Wij willen juist een wetenschappelijke instelling vormen. Ontwerpen moeten grensverleggend zijn. Je kunt wel ict als werkterrein hebben, maar dan moet je met nieuwe ontwikkelingen komen, niet de trends volgen.”

,,In het recente verleden lag de bestuurlijke nadruk aan de TU wel eens te veel op fundamenteel onderzoek, maar dat is nu rechtgetrokken”, meent hij. ,,Er is nog nooit zo veel aandacht besteed aan de benoeming van ontwerpende hoogleraren als de laatste tijd. Ook de raad van hoogleraren bestaat voor de helft uit ontwerpers. Ikzelf ben ontwerper, evenals de hoogleraren Eekhout en Stassen.”

Naar aanleiding van de ARTD-rapportage heeft het college van bestuur, prof.dr.ir. A. Berkhout voorop, het initiatief genomen om op 13 december tijdens een conferentie verder te discussiëren over de aanbevelingen van de ARTD. Volgens ARTD-voorzitter Dewilde moeten daar de wat algemene aanbevelingen van de ARTD worden aangescherpt.

,,Ontwerpen zou imago-bepalend moeten worden voor de TU Delft. In de TU-opleidingen is ontwerpen het centrale onderwerp om motivatie te kweken en verbindingen te leggen. Het maakt het curriculum interessanter en meer wereldgericht”, verklaart prof.dr.ir. P. Dewilde, voorzitter van de Adviesraad voor het Technologiebeleid van de TU Delft (ARTD). ,,Een aantal opleidingen zijn al bezig met het inbrengen van de ontwerpcomponent, maar die is nog niet fors genoeg.”

De inzet van Dewilde is duidelijk: er moet meer aandacht komen voor ontwerpen in zowel onderwijs als onderzoek. Het blijkt vooral te gaan om bestuurlijke aandacht, want om ontwerpen echt de ruimte te geven die het nodig heeft, moeten zowel het onderwijs- als het onderzoekssysteem meer op ontwerpen afgestemd worden. De ARTD wil dat het ontwerpen in het onderwijs meer wordt gestimuleerd en dat het verdeelmodel ontwerpprestaties beter honoreert.

Die bestuurlijke aandacht is er nu. In het recent opgestelde implementatieplan bijvoorbeeld wordt ‘kennisintensief ontwerpen’ als ‘één van de hoofdkenmerken van de TU Delft’ gepromoot.

Ontwerpen is dus belangrijk voor de TU, maar dan wel onder bepaalde voorwaarden. Uiteindelijk werden de leden van de ARTD het erover eens dat de term ‘visionair ontwerpen’ het soort ontwerpen dekt dat zij willen stimuleren. ,,Het gaat dus om het innovatieve element ervan. Ontwerpen is voor ons niet een elektricien die een elektrische installatie voor een huis ontwerpt, maar het bedenken van een nieuwe oplossing voor een bestaand probleem”, legt Dewilde uit. Of volgens de officiële ARTD-definitie, die afkomstig is van prof.dr.ir. H.A.J. de Ridder: ‘Ontwerpen is het zoeken naar harmonie tussen vorm en context. De context is het probleem, de vorm de oplossing.’

De Ridder blijkt al veel langer bezig met da status van het ontwerpen en hij is dan ook blij dat er nu iets lijkt te gebeuren op dit vlak. Hij legde in 1996 de basis voor dit ARTD-rapport met een niet-voltooid onderzoek naar het ontwerpen binnen de TU. Destijds werd hij daarvoor als externe consultant ingehuurd. ,,Ontwerpers zijn binnen de TU lang als paria’s beschouwd, maar daarin lijkt nu verandering te komen.”
Schitterende roman


1 Illustratie: Gripp

Is dat werkelijk zo? ‘Internet-hoogleraar’ ir. Jaap van Till meent juist dat hij als ontwerper met onredelijke publicatie-eisen werd geconfronteerd. Dat zou tot de afwijzing van zijn herbenoeming hebben geleid. Wordt de ontwerpende hoogleraar wel echt gewaardeerd? Dewilde meent van wel, maar bij deeltijd-hoogleraar Van Till is volgens hem iets anders aan de hand. ,,Een ontwerper uit de industrie zoals Van Till zou je met andere maatstaven moeten beoordelen.” Voor de striktuniversitaire ontwerphoogleraar gelden dezelfde eisen als voor onderzoekers. ,,Want een ontwerper die niet publiceert is als een romanschrijver die een schitterende roman in zijn hoofd heeft, maar hem niet op papier zet.”

Zo denkt het college van bestuur er ook over, blijkens een lijst met regels voor hoogleraarsbenoemingen die het in oktober aan de faculteiten stuurde. Een hoogleraar mag ook op basis van zijn ‘portfolio’ met gerealiseerde gebouwen, waterwerken of robots aangesteld worden, zo luidde de nieuwe beleidslijn. Maar wil hij als deeltijdhoogleraar voor herbenoeming in aanmerking komen, dan moet hij ook publiceren in wetenschappelijke tijdschriften. De Ridder vindt dat niet terecht: ,,Zo iemand als Van Till moet in kranten staan en worden geciteerd door mensen in de frontline, niet door stoffige professoren. Bovendien, als je die publicatie-eisen doortrekt naar full time-hoogleraren, dan zouden er nog veel meer slachtoffers vallen.”

Prof.ir. L.B. Vogelesang, lid van de ARTD en de raad van hoogleraren – die over (her-)benoemingen adviseert – meent dat er nu juist een goede balans gevonden is: ,,Als je alleen met de toepassing bezig bent, zit je op TH-niveau. Wij willen juist een wetenschappelijke instelling vormen. Ontwerpen moeten grensverleggend zijn. Je kunt wel ict als werkterrein hebben, maar dan moet je met nieuwe ontwikkelingen komen, niet de trends volgen.”

,,In het recente verleden lag de bestuurlijke nadruk aan de TU wel eens te veel op fundamenteel onderzoek, maar dat is nu rechtgetrokken”, meent hij. ,,Er is nog nooit zo veel aandacht besteed aan de benoeming van ontwerpende hoogleraren als de laatste tijd. Ook de raad van hoogleraren bestaat voor de helft uit ontwerpers. Ikzelf ben ontwerper, evenals de hoogleraren Eekhout en Stassen.”

Naar aanleiding van de ARTD-rapportage heeft het college van bestuur, prof.dr.ir. A. Berkhout voorop, het initiatief genomen om op 13 december tijdens een conferentie verder te discussiëren over de aanbevelingen van de ARTD. Volgens ARTD-voorzitter Dewilde moeten daar de wat algemene aanbevelingen van de ARTD worden aangescherpt.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.