Fotografie is razend populair. ‘Is het wel kunst?’, werd er twintig jaar geleden nog druk gediscussieerd. Die vraag is verstomd: fototentoonstellingen zijn doorgedrongen tot de meest gerenommeerde cultuurtempels.
Tot en met 7 mei heeft Rotterdam nu zelfs een ware Foto Biënnale: 35 tentoonstellingen verspreid over de hele stad.
‘Engagement in de fotografie’ is het thema van de eerste Foto Biënnale Rotterdam. Engagement: actieve betrokkenheid bij medemens en samenleving. Tot voor kort was het bijna vanzelfsprekend dat fotografen en journalisten geëngageerd waren. Maar vandaag de dag lijkt het begrip zijn zeggingskracht verloren te hebben. Flauwekul, zo wil de Foto Biënnale bewijzen.
De term engagement is vooral populair geworden door existentialistisch angehauchte schrijvers. De mond van maître Sartre liep ervan over. Kunst omwille van de kunst, dat mocht niet, vond hij. Schrijvers die zich er schuldig aan maakten, beschuldigde Sartre van ‘kwade trouw’. De ware schrijver loopt mee in demonstraties en stelt in zijn werk de sociale misstanden van de burgerlijke maatschappij aan de kaak.
Er zijn boeken geweest die de wereld hebben veranderd. Denk bijvoorbeeld aan Multatuli’s ‘Max Havelaar’, die het Nederlands denken over kolonialisme grondig heeft gewijzigd. Of Alexander Solzjenitsyns ‘Goelag Archipel’ over de verschrikkingen van de Sovjet-strafkampen. Het beeld van de Sovjet-Unie als modelstaat onder West-Europese intellectuelen kreeg de nekslag.
Ook sommige foto’s hebben grote invloed op de publieke opinie. Los van de vraag of engagement de drijfveer van de fotograaf was, hebben de Amerikanen de Vietnamoorlog mede verloren door de wereldberoemde foto van de door napalm verbrande, in doodsangst wegrennende Vietnamese kinderen. En de televisieacties voor hongerend Afrika zouden lang zo veel geld niet opgehaald hebben zonder de schrijnende foto’s van uitgemergelde peuters.
Kinderprostituees
Als er in fotografie sprake is van engagement, dan betreft het foto’s waarop het menselijk lijden staat afgebeeld, zo lijkt het. Een bezoek aan de Foto Biënnale kan die stelling bevestigen. Vrijwel iedereen komt aangedaan naar buiten: afgehakte hoofden op Borneo, massaslachtingen in Braziliaanse sloppenwijken, Indiase kinderprostituees met aids, en ga zo maar door.
Is engagement dan synoniem met de weergave van ellende? Menselijk geluk, hoop en liefde: behoort dat niet ook tot het werk van een geëngageerd fotograaf? Gelukkig is daarvan op de Rotterdamse Biënnale toch iets te zien, op de tentoonstelling die misschien wel het hoogtepunt is van het fotofestival: Inferno & Paradiso, samengesteld door de Chileense fotograaf/curator Alfredo Jaar.
Net als de Italiaanse schrijver Dante in zijn ‘Divina Commedia‘ heeft Jaar geprobeerd een beeld van de hemel en hel (op aarde) te schetsen. Hij vroeg daarvoor aan achttien bekende persfotografen detreurigste en meest vreugdevolle foto uit hun eigen oeuvre te kiezen. Het ontroerende resultaat is te zien in een achterafzaal van het Nederlandse Foto Instituut.
Dante wist zevenhonderd jaar geleden de verschrikkingen van de hel in geuren en kleuren te beschrijven, maar met de hemel had hij aanmerkelijk meer moeite. Geluk is veel minder pakkend dan leed. Daarom is het zo knap dat het de achttien fotografen in het Foto Instituut redelijk gelukt is intense menselijke vreugde in een foto te vangen. Natuurlijk zijn er foto’s bij met een hoog ‘bungee-jumpgehalte’, en romantisch gezwijmel tussen verliefden, moeders die de eerste blik werpen op hun net-geboren baby. Maar er is ook minder voorspelbaar menselijk geluk te zien: de vreugde-uitbarsting van een Rwandees meisje dat haar doodgewaande broertje omhelst; Deense corporale types die uitgelaten en naakt de golven induiken; de vader die voor zijn hut in Zuid-Afrika gitaar speelt met zijn dochtertje.
Pakhuis
Toch is het ‘de hel’ die overheerst op de Foto Biënnale. Dat geldt natuurlijk in de eerste plaats voor de tweede serie foto’s van Jaars achttiental: het huilende weesje naast het lichaam van zijn overleden vader in Zaïre, het vel over been in Somalië, de Algerijnse, radeloze vrouw die jammert om haar vermoorde verwanten (de world press photo van 1998).
Ook in het Las-Palmasgebouw, hoofdlocatie van de Biënnale, loert de hel om iedere hoek. Hier is het verhaal te aanschouwen van de Argentijnse fotograaf Marcelo Brodsky, die zijn klasgenoten van de lagere school opspoorde om het groepsportret van lang geleden nog eens over te doen. Velen ontbreken, onder wie Brodsky’s beste vriendje van toen: allen vermoord door de militaire junta.
Verder een fotoreportage van het menselijk leed achter de eerste oorlog in Tsjetsjenië van Stanley Greene, actueel omdat de geschiedenis zich nu herhaalt. En de gevolgen van de jarenlange terreur in Cambodja. Kinderen zonder benen: nog dagelijks stappen mensen op landmijnen.
Het Las-Palmasgebouw ademt een sfeer die bij uitstek past bij de Foto Biënnale. Het is er kaal, donker en koud. Nog niets wijst erop dat dit oude pakhuis aan de Maas binnenkort de zetel wordt van het prestigieuze Beeldinstituut, vooral bekend geworden door het geruzie tussen Amsterdam en Rotterdam.
Deze eerste Foto Biënnale (die elke twee jaar herhaald zal worden) vormt in elk geval een waardige inwijding van het gebouw. Hoewel de bezoekersaantallen wat tegenvallen, is de Biënnale kwalitatief en kwantitatief geslaagd. Naast Las Palmas en het Nederlands Foto Instituut zijn er tientallen andere Rotterdamse instituten die meedoen, waaronder het Architectuurinstituut, Museum Bijkans en vele galeries. Alsof de Maasstad voor eens en altijd duidelijk wil maken dé fotostad van Nederland te zijn.
De Foto Biënnale loopt tot en met 7 mei. De belangrijkste locaties zijn Las Palmas (Wilheminakade 66) en het Nederlands Foto Instituut (Witte de Withstraat 63, www.nfi.nl).
Fotografie is razend populair. ‘Is het wel kunst?’, werd er twintig jaar geleden nog druk gediscussieerd. Die vraag is verstomd: fototentoonstellingen zijn doorgedrongen tot de meest gerenommeerde cultuurtempels. Tot en met 7 mei heeft Rotterdam nu zelfs een ware Foto Biënnale: 35 tentoonstellingen verspreid over de hele stad.
‘Engagement in de fotografie’ is het thema van de eerste Foto Biënnale Rotterdam. Engagement: actieve betrokkenheid bij medemens en samenleving. Tot voor kort was het bijna vanzelfsprekend dat fotografen en journalisten geëngageerd waren. Maar vandaag de dag lijkt het begrip zijn zeggingskracht verloren te hebben. Flauwekul, zo wil de Foto Biënnale bewijzen.
De term engagement is vooral populair geworden door existentialistisch angehauchte schrijvers. De mond van maître Sartre liep ervan over. Kunst omwille van de kunst, dat mocht niet, vond hij. Schrijvers die zich er schuldig aan maakten, beschuldigde Sartre van ‘kwade trouw’. De ware schrijver loopt mee in demonstraties en stelt in zijn werk de sociale misstanden van de burgerlijke maatschappij aan de kaak.
Er zijn boeken geweest die de wereld hebben veranderd. Denk bijvoorbeeld aan Multatuli’s ‘Max Havelaar’, die het Nederlands denken over kolonialisme grondig heeft gewijzigd. Of Alexander Solzjenitsyns ‘Goelag Archipel’ over de verschrikkingen van de Sovjet-strafkampen. Het beeld van de Sovjet-Unie als modelstaat onder West-Europese intellectuelen kreeg de nekslag.
Ook sommige foto’s hebben grote invloed op de publieke opinie. Los van de vraag of engagement de drijfveer van de fotograaf was, hebben de Amerikanen de Vietnamoorlog mede verloren door de wereldberoemde foto van de door napalm verbrande, in doodsangst wegrennende Vietnamese kinderen. En de televisieacties voor hongerend Afrika zouden lang zo veel geld niet opgehaald hebben zonder de schrijnende foto’s van uitgemergelde peuters.
Kinderprostituees
Als er in fotografie sprake is van engagement, dan betreft het foto’s waarop het menselijk lijden staat afgebeeld, zo lijkt het. Een bezoek aan de Foto Biënnale kan die stelling bevestigen. Vrijwel iedereen komt aangedaan naar buiten: afgehakte hoofden op Borneo, massaslachtingen in Braziliaanse sloppenwijken, Indiase kinderprostituees met aids, en ga zo maar door.
Is engagement dan synoniem met de weergave van ellende? Menselijk geluk, hoop en liefde: behoort dat niet ook tot het werk van een geëngageerd fotograaf? Gelukkig is daarvan op de Rotterdamse Biënnale toch iets te zien, op de tentoonstelling die misschien wel het hoogtepunt is van het fotofestival: Inferno & Paradiso, samengesteld door de Chileense fotograaf/curator Alfredo Jaar.
Net als de Italiaanse schrijver Dante in zijn ‘Divina Commedia‘ heeft Jaar geprobeerd een beeld van de hemel en hel (op aarde) te schetsen. Hij vroeg daarvoor aan achttien bekende persfotografen detreurigste en meest vreugdevolle foto uit hun eigen oeuvre te kiezen. Het ontroerende resultaat is te zien in een achterafzaal van het Nederlandse Foto Instituut.
Dante wist zevenhonderd jaar geleden de verschrikkingen van de hel in geuren en kleuren te beschrijven, maar met de hemel had hij aanmerkelijk meer moeite. Geluk is veel minder pakkend dan leed. Daarom is het zo knap dat het de achttien fotografen in het Foto Instituut redelijk gelukt is intense menselijke vreugde in een foto te vangen. Natuurlijk zijn er foto’s bij met een hoog ‘bungee-jumpgehalte’, en romantisch gezwijmel tussen verliefden, moeders die de eerste blik werpen op hun net-geboren baby. Maar er is ook minder voorspelbaar menselijk geluk te zien: de vreugde-uitbarsting van een Rwandees meisje dat haar doodgewaande broertje omhelst; Deense corporale types die uitgelaten en naakt de golven induiken; de vader die voor zijn hut in Zuid-Afrika gitaar speelt met zijn dochtertje.
Pakhuis
Toch is het ‘de hel’ die overheerst op de Foto Biënnale. Dat geldt natuurlijk in de eerste plaats voor de tweede serie foto’s van Jaars achttiental: het huilende weesje naast het lichaam van zijn overleden vader in Zaïre, het vel over been in Somalië, de Algerijnse, radeloze vrouw die jammert om haar vermoorde verwanten (de world press photo van 1998).
Ook in het Las-Palmasgebouw, hoofdlocatie van de Biënnale, loert de hel om iedere hoek. Hier is het verhaal te aanschouwen van de Argentijnse fotograaf Marcelo Brodsky, die zijn klasgenoten van de lagere school opspoorde om het groepsportret van lang geleden nog eens over te doen. Velen ontbreken, onder wie Brodsky’s beste vriendje van toen: allen vermoord door de militaire junta.
Verder een fotoreportage van het menselijk leed achter de eerste oorlog in Tsjetsjenië van Stanley Greene, actueel omdat de geschiedenis zich nu herhaalt. En de gevolgen van de jarenlange terreur in Cambodja. Kinderen zonder benen: nog dagelijks stappen mensen op landmijnen.
Het Las-Palmasgebouw ademt een sfeer die bij uitstek past bij de Foto Biënnale. Het is er kaal, donker en koud. Nog niets wijst erop dat dit oude pakhuis aan de Maas binnenkort de zetel wordt van het prestigieuze Beeldinstituut, vooral bekend geworden door het geruzie tussen Amsterdam en Rotterdam.
Deze eerste Foto Biënnale (die elke twee jaar herhaald zal worden) vormt in elk geval een waardige inwijding van het gebouw. Hoewel de bezoekersaantallen wat tegenvallen, is de Biënnale kwalitatief en kwantitatief geslaagd. Naast Las Palmas en het Nederlands Foto Instituut zijn er tientallen andere Rotterdamse instituten die meedoen, waaronder het Architectuurinstituut, Museum Bijkans en vele galeries. Alsof de Maasstad voor eens en altijd duidelijk wil maken dé fotostad van Nederland te zijn.
De Foto Biënnale loopt tot en met 7 mei. De belangrijkste locaties zijn Las Palmas (Wilheminakade 66) en het Nederlands Foto Instituut (Witte de Withstraat 63, www.nfi.nl).
Comments are closed.