Het is nu ruim twee jaar geleden dat de minister van Onderwijs de MUB invoerde, waardoor de bestuursstructuur van de TU Delft grondig veranderde.
Dat betekende naast een juridische ook een cultuuromslag. Dit is het vijfde van zes interviews, waarin verschillende TU-medewerkers een bepaald aspect van de veranderingen belichten.
Een pleidooi voor wetenschappelijke vrijheid, dat houden prof.ir. Cor van Kruijsdijk en prof.dr.ing.habil. Waltraud Gerhardt. Geheel vrijblijvend is die vrijheid niet. Wetenschappers moeten volgens hen na een paar jaar afgerekend worden op hun daden. Wie niet voldoet, moet op zoek naar ander werk.
Cor van Kruijsdijk (Aardwetenschappen) en Waltraud Gerhardt (Informatica) zijn twee relatief jonge profs. Hun mening over wetenschappelijke vrijheid en leiding geven aan wetenschappers komt overeen met die van de meeste ‘jonge hoogleraren’, zeggen ze zelf. ,,Wij komen uit een andere cultuur dan de zestigers.”
Verandert de wetenschapscultuur aan de TU? Ja, menen Gerhardt en Van Kruijsdijk. ,,Processen verlopen meer bottom-up. Wetenschappers bepalen steeds meer zelf hoe ze iets doen”, zegt de laatste. ,,Een goede zaak, want daardoor wordt de wetenschappelijke vrijheid groter.” Met de MUB heeft die ontwikkeling niets te maken, vinden beiden. Van Kruijsdijk: ,,Het is een cultuurverandering. De MUB is paradoxaal genoeg juist top-down gericht.”
Staat de MUB dan haaks op de wetenschappelijke praktijk? ,,Dat hoeft niet”, zegt Van Kruijsdijk. ,,De MUB en de bottom-up benadering kunnen best compatibel zijn, mits de decanen en het cvb niet inhoudelijk gaan sturen. Het voordeel van de MUB is dat daardoor het aantal bestuurlijke lagen gereduceerd is. Op die manier is het juist makkelijker om een vrije, academische omgeving te creëren dan met de oude bestuursstructuur.”
Leiding geven in een wetenschappelijke cultuur bestaat eigenlijk niet. ,,Aan wetenschappers geef je geen leiding, je begeleidt ze. Wetenschappers moet je hun gang laten gaan en ze zeker niet vertellen wat ze moeten doen”, zegt Van Kruijsdijk. Het onderzoek moet wel passen binnen de sectie waar de wetenschapper werkt, dat is zo ongeveer de enige voorwaarde, vinden de twee. ,,Maar in de aanpak, de methode, is iedereen helemaal vrij”, aldus Gerhardt.
Heeft de hoogleraar nog een rol tussen al deze eigenwijze, autonome wetenschappers? Hij kan wat bijsturen, menen Gerhardt en Van Kruijsdijk: ,,Je moet als hoogleraar zorgen dat er heel veel gecommuniceerd wordt, via colloquia en werkdiscussies bijvoorbeeld. Zorgen dat mensen elkaar tegenkomen. Zo voorkom je tevens dat een groep te veel uit los zand gaat bestaan.”
Ook bij het aannemen van nieuwe mensen kan de prof zijn sectie sturen. ,,Bij sollicitaties selecteer ik mensen zo, dat er een zo groot mogelijke diversiteit onstaat in de groep”, zegt Van Kruijsdijk. ,,Zo divers mogelijk op alle terreinen: kleur, leeftijd, ras, land, etcetera. In het bedrijfsleven heb ikzelf ervaren dat creativiteit verdwijnt als een groep te homogeen wordt.”
Subjectief
De wetenschappelijke vrijheid kan dus niet groot genoeg zijn volgens de twee ‘jonkies’. Maar dat betekent geenszins dat wetenschappers tot hun pensioen maar wat kunnen aanrommelen. Integendeel, veel meer dan nu moeten ze op hun daden worden afgerekend, vinden Gerhardt en Van Kruijsdijk.
Daar doemt meteen een groot probleem op: hoe beoordeel je iemand. Op grond van het aantal publicaties, zoals nu gebeurt? Gerhardt en Van Kruijsdijk gruwen van die methode. De laatste: ,,Zo wordt voornamelijk beoordeeld of iemand goed kan reproduceren. Het allocatiemodel heeft mensen wakker gemaakt, maar is nu uit de tijd. Het werkt niet meer. Hoe eerder het verdwijnt, hoe beter.”
Het belangrijkste bezwaar tegen het tellen van publicaties: creativiteit en risico nemen – en daar gaat het om in de wetenschap – wordt er nauwelijks mee beloond. ,,Iemand kan met zijn onderzoek helemaal geen succes hebben, maar toch een goede wetenschapper zijn. Aan de TU worden veel te weinig risico’s genomen, en dat komt door het allocatiemodel. Wij vatten resultaat veel te letterlijk op, zoals in het bedrijfsleven”, meent Van Kruijsdijk.
Maar er moet toch een objectieve maat zijn om wetenschappers te beoordelen? Gerhardt: ,,Objectief beoordelen van mensen, dat bestaat helemaal niet.” En Van Kruijsdijk: ,,Een subjectieve beoordeling is veel nauwkeuriger dan het zogenaamde objectieve beoordelen. Als tien deskundigen een mening moeten geven over het werk van een wetenschapper, denk ik dat zeker negen het daarover grondig met elkaar eens zijn. Zo’n subjectieve beoordeling, zonder harde, objectieve criteria, is zo slecht nog niet.”
Of wetenschappers wel of niet functioneren, moet dus beoordeeld worden door internationale collega’s in het vakgebied, vinden Gerhardt en Van Kruijsdijk. ,,Het is heel goed mogelijk om aan je Amerikaanse collega te vragen: joh, wat vind jij nou van het werk van hem.” Mochten de deskundigen het er over eens zijn dat het werk niet voldoet, dan moet de betreffende wetenschapper op zoek naar een ander onderzoeksgebied of zelfs een andere baan. ,,Maar zo’n beoordeling kun je pas na een paar jaar geven”, waarschuwt Gerhardt. ,,Juist in de wetenschap moeten mensen ruim de tijd krijgen om zich te bewijzen.”
Het is nu ruim twee jaar geleden dat de minister van Onderwijs de MUB invoerde, waardoor de bestuursstructuur van de TU Delft grondig veranderde. Dat betekende naast een juridische ook een cultuuromslag. Dit is het vijfde van zes interviews, waarin verschillende TU-medewerkers een bepaald aspect van de veranderingen belichten.
Een pleidooi voor wetenschappelijke vrijheid, dat houden prof.ir. Cor van Kruijsdijk en prof.dr.ing.habil. Waltraud Gerhardt. Geheel vrijblijvend is die vrijheid niet. Wetenschappers moeten volgens hen na een paar jaar afgerekend worden op hun daden. Wie niet voldoet, moet op zoek naar ander werk.
Cor van Kruijsdijk (Aardwetenschappen) en Waltraud Gerhardt (Informatica) zijn twee relatief jonge profs. Hun mening over wetenschappelijke vrijheid en leiding geven aan wetenschappers komt overeen met die van de meeste ‘jonge hoogleraren’, zeggen ze zelf. ,,Wij komen uit een andere cultuur dan de zestigers.”
Verandert de wetenschapscultuur aan de TU? Ja, menen Gerhardt en Van Kruijsdijk. ,,Processen verlopen meer bottom-up. Wetenschappers bepalen steeds meer zelf hoe ze iets doen”, zegt de laatste. ,,Een goede zaak, want daardoor wordt de wetenschappelijke vrijheid groter.” Met de MUB heeft die ontwikkeling niets te maken, vinden beiden. Van Kruijsdijk: ,,Het is een cultuurverandering. De MUB is paradoxaal genoeg juist top-down gericht.”
Staat de MUB dan haaks op de wetenschappelijke praktijk? ,,Dat hoeft niet”, zegt Van Kruijsdijk. ,,De MUB en de bottom-up benadering kunnen best compatibel zijn, mits de decanen en het cvb niet inhoudelijk gaan sturen. Het voordeel van de MUB is dat daardoor het aantal bestuurlijke lagen gereduceerd is. Op die manier is het juist makkelijker om een vrije, academische omgeving te creëren dan met de oude bestuursstructuur.”
Leiding geven in een wetenschappelijke cultuur bestaat eigenlijk niet. ,,Aan wetenschappers geef je geen leiding, je begeleidt ze. Wetenschappers moet je hun gang laten gaan en ze zeker niet vertellen wat ze moeten doen”, zegt Van Kruijsdijk. Het onderzoek moet wel passen binnen de sectie waar de wetenschapper werkt, dat is zo ongeveer de enige voorwaarde, vinden de twee. ,,Maar in de aanpak, de methode, is iedereen helemaal vrij”, aldus Gerhardt.
Heeft de hoogleraar nog een rol tussen al deze eigenwijze, autonome wetenschappers? Hij kan wat bijsturen, menen Gerhardt en Van Kruijsdijk: ,,Je moet als hoogleraar zorgen dat er heel veel gecommuniceerd wordt, via colloquia en werkdiscussies bijvoorbeeld. Zorgen dat mensen elkaar tegenkomen. Zo voorkom je tevens dat een groep te veel uit los zand gaat bestaan.”
Ook bij het aannemen van nieuwe mensen kan de prof zijn sectie sturen. ,,Bij sollicitaties selecteer ik mensen zo, dat er een zo groot mogelijke diversiteit onstaat in de groep”, zegt Van Kruijsdijk. ,,Zo divers mogelijk op alle terreinen: kleur, leeftijd, ras, land, etcetera. In het bedrijfsleven heb ikzelf ervaren dat creativiteit verdwijnt als een groep te homogeen wordt.”
Subjectief
De wetenschappelijke vrijheid kan dus niet groot genoeg zijn volgens de twee ‘jonkies’. Maar dat betekent geenszins dat wetenschappers tot hun pensioen maar wat kunnen aanrommelen. Integendeel, veel meer dan nu moeten ze op hun daden worden afgerekend, vinden Gerhardt en Van Kruijsdijk.
Daar doemt meteen een groot probleem op: hoe beoordeel je iemand. Op grond van het aantal publicaties, zoals nu gebeurt? Gerhardt en Van Kruijsdijk gruwen van die methode. De laatste: ,,Zo wordt voornamelijk beoordeeld of iemand goed kan reproduceren. Het allocatiemodel heeft mensen wakker gemaakt, maar is nu uit de tijd. Het werkt niet meer. Hoe eerder het verdwijnt, hoe beter.”
Het belangrijkste bezwaar tegen het tellen van publicaties: creativiteit en risico nemen – en daar gaat het om in de wetenschap – wordt er nauwelijks mee beloond. ,,Iemand kan met zijn onderzoek helemaal geen succes hebben, maar toch een goede wetenschapper zijn. Aan de TU worden veel te weinig risico’s genomen, en dat komt door het allocatiemodel. Wij vatten resultaat veel te letterlijk op, zoals in het bedrijfsleven”, meent Van Kruijsdijk.
Maar er moet toch een objectieve maat zijn om wetenschappers te beoordelen? Gerhardt: ,,Objectief beoordelen van mensen, dat bestaat helemaal niet.” En Van Kruijsdijk: ,,Een subjectieve beoordeling is veel nauwkeuriger dan het zogenaamde objectieve beoordelen. Als tien deskundigen een mening moeten geven over het werk van een wetenschapper, denk ik dat zeker negen het daarover grondig met elkaar eens zijn. Zo’n subjectieve beoordeling, zonder harde, objectieve criteria, is zo slecht nog niet.”
Of wetenschappers wel of niet functioneren, moet dus beoordeeld worden door internationale collega’s in het vakgebied, vinden Gerhardt en Van Kruijsdijk. ,,Het is heel goed mogelijk om aan je Amerikaanse collega te vragen: joh, wat vind jij nou van het werk van hem.” Mochten de deskundigen het er over eens zijn dat het werk niet voldoet, dan moet de betreffende wetenschapper op zoek naar een ander onderzoeksgebied of zelfs een andere baan. ,,Maar zo’n beoordeling kun je pas na een paar jaar geven”, waarschuwt Gerhardt. ,,Juist in de wetenschap moeten mensen ruim de tijd krijgen om zich te bewijzen.”
Comments are closed.