Opinie

Een prof is alleen prof als er prof op staat

De ene hoogleraar is de andere niet, dus ontstaan er verschillende types professoraten. Dat betekent wel dat de titel ‘prof.’ steeds minder zegt over iemands verdiensten.

Ooit was een secretaresse gewoon een secretaresse. Tegenwoordig stel je als secretaresse weinig voor als je niet op zijn minst management assistente bent. Titelinflatie heet dat en het is al jaren schering en inslag. Al die tijd is de hoogleraarstitel stabiel gebleven. Een prof heeft heel veel verstand van een bepaald wetenschappelijk vakgebied en hoger is er niet. Punt uit.

Daar komt nu langzaam verandering in. De nieuwe decaan van Bouwkunde, ir. H. Beunderman, is uitverkoren op grond van zijn management-capaciteiten – en gezien het takenpakket van de hedendaagse decaan is dat geen verkeerde keuze. Dat hij met kunst- en vliegwerk tot hoogleraar benoemd moet worden, is een gevolg van de wet, die beoogt dat een decaan ook wetenschappelijke status moet hebben. Daar valt wat voor te zeggen. Maar het blijft natuurlijk de vraag of je respect afdwingt door iemand een titel te geven die hij helemaal niet kán waarmaken, omdat hij zich met andere zaken dan onderzoek gaat bezighouden.

Bij Bouwkunde lag de zaak des te controversiëler, omdat eerder dit jaar een kandidaat-hoogleraar door het college van bestuur werd afgewezen. Reden: hij had geen dr. maar slechts ir. voor zijn naam staan. Dat was des te zuurder, omdat toen al vast stond dat die formele stellingname bij de benoeming van een decaan verlaten zouden worden. Ook bij Werktuigbouw speelde een inflatiekwestie. Dr.ir. S.A. Miedema mocht aanvankelijk geen opleidingsdirecteur worden, omdat hij geen hoogleraar was.

De hoogleraar krijgt steeds meer taken toegeschoven die wel met onderzoek te maken hebben, maar geen onderzoek zijn. De titel ‘prof.’ geeft status en dus krijgt een functie extra prestige mee als ze door een hoogleraar vervuld wordt. Dat is logisch, maar het is de vraag of het ook wenselijk is. Het is immers een van tweeën: of de bestaande hoogleraren krijgen meer oneigenlijke zaken toebedeeld, of het hooglerarencorps wordt uitgebreid om andere dan wetenschappelijke taken te kunnen slijten.
Vrolijk

Ook binnen het wetenschappelijk personeel is een opwaartse druk waarneembaar. De TU kent sinds kort het fenomeen van de C-hoogleraar. Dat is iemand die een kei is in zijn vak en daarom extra privileges krijgt. Voor talentvolle uhd’s worden parkeer-hoogleraarschappen bedacht, zodat ze alvast aan de ultieme wetenschappelijke status kunnen wennen. Met name dat C-hoogleraarschap draagt de tekenen van inflatie. Wie hoogleraar is geworden, heeft niet langer de top bereikt. Er zijn daarbinnen nog treden te bestijgen.

Kortom, het wordt steeds meer bon ton om aan functies titels te verbinden die daarvoor helemaal niet nodig zijn, met als gevolg dat de behoefte ontstaat aan extra onderscheidingenvoor degenen die de titels van oorsprong dragen. Voorlopig speelt het nog niet, maar ooit zal zich ongetwijfeld de vraag aandienen of een nieuwe decaan wel kan functioneren als hij geen plaats krijgt in de hoogste profklasse. Dat zal dan een nieuwe inflatieronde inluiden.

Rest de hamvraag: is het erg dat een secretaresse tegenwoordig management assistente heet, dat iedereen zich manager noemt en dat de hoogleraarstitel steeds makkelijker vergeven wordt? Eigenlijk niet, behalve uit oogpunt van taalvervuiling. Maar je houdt elkaar natuurlijk wel gewoon voor de gek.

Ooit was een secretaresse gewoon een secretaresse. Tegenwoordig stel je als secretaresse weinig voor als je niet op zijn minst management assistente bent. Titelinflatie heet dat en het is al jaren schering en inslag. Al die tijd is de hoogleraarstitel stabiel gebleven. Een prof heeft heel veel verstand van een bepaald wetenschappelijk vakgebied en hoger is er niet. Punt uit.

Daar komt nu langzaam verandering in. De nieuwe decaan van Bouwkunde, ir. H. Beunderman, is uitverkoren op grond van zijn management-capaciteiten – en gezien het takenpakket van de hedendaagse decaan is dat geen verkeerde keuze. Dat hij met kunst- en vliegwerk tot hoogleraar benoemd moet worden, is een gevolg van de wet, die beoogt dat een decaan ook wetenschappelijke status moet hebben. Daar valt wat voor te zeggen. Maar het blijft natuurlijk de vraag of je respect afdwingt door iemand een titel te geven die hij helemaal niet kán waarmaken, omdat hij zich met andere zaken dan onderzoek gaat bezighouden.

Bij Bouwkunde lag de zaak des te controversiëler, omdat eerder dit jaar een kandidaat-hoogleraar door het college van bestuur werd afgewezen. Reden: hij had geen dr. maar slechts ir. voor zijn naam staan. Dat was des te zuurder, omdat toen al vast stond dat die formele stellingname bij de benoeming van een decaan verlaten zouden worden. Ook bij Werktuigbouw speelde een inflatiekwestie. Dr.ir. S.A. Miedema mocht aanvankelijk geen opleidingsdirecteur worden, omdat hij geen hoogleraar was.

De hoogleraar krijgt steeds meer taken toegeschoven die wel met onderzoek te maken hebben, maar geen onderzoek zijn. De titel ‘prof.’ geeft status en dus krijgt een functie extra prestige mee als ze door een hoogleraar vervuld wordt. Dat is logisch, maar het is de vraag of het ook wenselijk is. Het is immers een van tweeën: of de bestaande hoogleraren krijgen meer oneigenlijke zaken toebedeeld, of het hooglerarencorps wordt uitgebreid om andere dan wetenschappelijke taken te kunnen slijten.
Vrolijk

Ook binnen het wetenschappelijk personeel is een opwaartse druk waarneembaar. De TU kent sinds kort het fenomeen van de C-hoogleraar. Dat is iemand die een kei is in zijn vak en daarom extra privileges krijgt. Voor talentvolle uhd’s worden parkeer-hoogleraarschappen bedacht, zodat ze alvast aan de ultieme wetenschappelijke status kunnen wennen. Met name dat C-hoogleraarschap draagt de tekenen van inflatie. Wie hoogleraar is geworden, heeft niet langer de top bereikt. Er zijn daarbinnen nog treden te bestijgen.

Kortom, het wordt steeds meer bon ton om aan functies titels te verbinden die daarvoor helemaal niet nodig zijn, met als gevolg dat de behoefte ontstaat aan extra onderscheidingenvoor degenen die de titels van oorsprong dragen. Voorlopig speelt het nog niet, maar ooit zal zich ongetwijfeld de vraag aandienen of een nieuwe decaan wel kan functioneren als hij geen plaats krijgt in de hoogste profklasse. Dat zal dan een nieuwe inflatieronde inluiden.

Rest de hamvraag: is het erg dat een secretaresse tegenwoordig management assistente heet, dat iedereen zich manager noemt en dat de hoogleraarstitel steeds makkelijker vergeven wordt? Eigenlijk niet, behalve uit oogpunt van taalvervuiling. Maar je houdt elkaar natuurlijk wel gewoon voor de gek.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.