In de loop der jaren heeft het begrip ‘park’ een bredere betekenis gekregen, door nieuwe fenomenen als vervoerspark, bedrijvenpark, windpark en lunapark.
,,Binnen een eeuw is het park een wervend begrip geworden”, zegt dipl.-ing. Norfried Pohl. Hij beschrijft in zijn proefschrift een aantal concepten van parken die hij wil gebruiken voor de discussie: waar moet het heen met het park van de toekomst.
Volgens landschapsarchitect Pohl, die vorige week dinsdag in Delft promoveerde, kent het park een universeel gebruik: je kunt er wandelen, zitten en anoniem communiceren. ,,Eigenlijk allemaal dingen die elders ook kunnen maar veel minder makkelijk. Vooral omdat er op straat steeds meer functioneel gedrag gevraagd wordt. Het toenemende verkeer eist de volledige aandacht op.”
De meeste parken worden door mensen nog steeds gewaardeerd. ,,Parken blijken promotiemateriaal voor de stad. Een stad met veel groen is aantrekkelijk voor de vestiging van grote ondernemingen en dat betekent welvaart voor een stad”, zegt Pohl. Vakgenoten van hem vinden echter dat parken niet meer nodig zijn. De bevolking is immers zo mobiel geworden dat ze makkelijk buiten de stad kunnen gaan om te recreëren. Naar het ‘Groene Hart’ of naar het bos. Deze mensen vertegenwoordigen volgens Pohl echter een minderheidsstandpunt.
In het begin van de jaren tachtig zijn de budgetten van stedelijke groendiensten ongeveer gehalveerd. De overheid dacht dat het onderhoud van de parken wel een jaartje opgeschort kon worden, want de natuur heeft een soort buffervermogen. Bovendien ontstond in die tijd ook het beleid om de natuur wat meer de ruimte te geven. ,,Er is wat voor dit idee te zeggen, maar ik denk dat er ook wel misbruik van gemaakt is”, zegt Pohl. ,,Parken raakten zo verwilderd dat het veel moeite kostte om er weer wat van te maken.”
Ook de criminaliteit vormt een probleem. Pohl: ,,Om drugsgebruik en criminaliteit te verminderen worden regelmatig struiken weggehaald. Zo ontstaat een open en overzichtelijk park, wat criminaliteit vermindert.”
Volkspark
Dat er parken aangelegd worden door de overheid, speciaal voor openbaar gebruik, dateert van de laatste 120 jaar. Daarvoor werden parken aangelegd door de adel of gegoede burgerij. In het begin van deze eeuw vonden er in de grote steden enorme stadsuitbreidingen plaats. Nieuwe wijken rezen op als stenige woestijnen. ,,Uit sociaal motief heeft men toen in de nieuwe arbeiderswijken volksparken aangelegd om zo het tekort in particuliere ruimte wat te compenseren”, zegt Pohl. Het Zuiderpark in Den Haag is daar een voorbeeld van. De volksparken kenmerken zich volgens Pohl door hun zakelijke opzet. ,,Nuchter, een echt gebruikspark.”
,,Als reactie op dit volkspark ontstond in de jaren veertig in Oost-Europa, in de socialistische wereld, het cultuurpark”,schrijft Pohl. Het park zou naast een recreatieve, ook een cultuuruitdragende functie moeten krijgen. ,,Men had de pretentieuze doelstelling om de hoogste cultuur van de bevolking te presenteren en alleen de beste architecten werden bij de aanleg ingeschakeld. Behalve dat zo’n park op zichzelf al architectonisch interessant is, staan er in dit type park vaak ook kunstwerken. De cultuurparken zijn niet overgewaaid naar het westen maar alleen aan te treffen in steden als Warschau, Moskou en ook Beijing.”
Pohl, docent ‘stedelijk groen’ aan de Landbouwuniversiteit Wageningen, beschrijft in zijn proefschrift in totaal zeven typen parken. Samen met studenten heeft hij ooit een prijsvraag voor het ontwerp van een park in Frankfurt gewonnen. Dat park ligt er nu, maar dat heeft wel de nodige voeten in aarde gehad. De opdracht was om het park zo te ontwerpen dat er ook ruimte was voor de tweejaarlijkse Bundesgartenschau, een soort Floriade waar de overheid ieder jaar veel geld in steekt. Maar veel veel mensen vonden dat verspilling van geld en uit milieu-oogpunt ook niet juist.
Pohl: ,,Onze plannen werden speelbal van de politiek, en wij werden daarbij soms in de hoek van de voorstanders geduwd, terwijl we daar eigenlijk niet zo heel gelukkig mee waren. Het was voor mij een ethisch dilemma. Moest ik me nu ter beschikking stellen om deze opdracht te vervullen? Het is in zekere zin net zoiets als de vraag of je je moet lenen voor het opsieren van een kerncentrale met bomen. De discussie werd erg emotioneel.”
Overigens verbaast Pohl zich erover dat in Nederland niet een soortgelijke discussie gaande is over de Nederlandse Floriade. ,,Misschien komt het doordat die in Nederland maar eens in de tien jaar plaatsvindt”, gist hij.
Prijsvraag
Pohl is nu betrokken bij de discussie over de invulling van het zogeheten Groene Hart, via een internationale prijsvraag uitgeschreven door de Eo Wijersstichting, waarvan de opdracht luidt: geef een visie op de invulling van het Groene Hart en maak een concreet ontwerp voor een drietal randgebieden. Pohl maakt een analyse van de ingezonden ontwerpen zodra de jury haar taak heeft afgerond, maar laat zich niet alvast verleiden tot een uitspraak welke de bestemming is voor het Groene Hart. Maar mocht de politiek besluiten om te bouwen, en hij acht die kans groot, dan ziet hij wel mogelijkheden voor veel groenvoorzieningen.
,,Steden zijn al lang geen stenen bolwerken meer. Er wordt tegenwoordig geen wijk meer gebouwd waar niet een park in aangebracht is. En steeds vaker lees ik dat er binnen de gemeentegrenzen van Amsterdam nu meer planten- en diersoorten te vinden zijn dan in elke andere plek in Nederland van dezelfde omvang”, zegt Pohl. ,,Waar mensen vroeger spraken over stenige woestijnen hebben ze het nu eerder over de landbouwgebieden als biologische woestijnen.”
Pohl komt na zijn beschouwing in het proefschrift tot de conclusie dat het park als een proces moet worden gezien. Het park van de toekomst moet meer ruimte bieden voor de behoeften van de toekomstige gebruikers. ,,Misschien wil men in plaats van een skateboardbaan liever een felgekleurd kunstig gevormdstalen frame. De wethouder stadsgroen moet in de toekomst zijn landschapsarchitect niet één keer maar tien keer in de loop van twintig jaar meenemen naar de plek van bestemming om hem het park in stappen te laten ontwerpen. Zo voorkom je dat parken in de loop der tijd ervaren worden als saai en oninspirerend. Dus niet kant en klaar afleveren, maar in stappen ontwerpen. Je kunt immers nu niet weten welke behoefte mensen in de toekomst hebben.”
In de loop der jaren heeft het begrip ‘park’ een bredere betekenis gekregen, door nieuwe fenomenen als vervoerspark, bedrijvenpark, windpark en lunapark. ,,Binnen een eeuw is het park een wervend begrip geworden”, zegt dipl.-ing. Norfried Pohl. Hij beschrijft in zijn proefschrift een aantal concepten van parken die hij wil gebruiken voor de discussie: waar moet het heen met het park van de toekomst.
Volgens landschapsarchitect Pohl, die vorige week dinsdag in Delft promoveerde, kent het park een universeel gebruik: je kunt er wandelen, zitten en anoniem communiceren. ,,Eigenlijk allemaal dingen die elders ook kunnen maar veel minder makkelijk. Vooral omdat er op straat steeds meer functioneel gedrag gevraagd wordt. Het toenemende verkeer eist de volledige aandacht op.”
De meeste parken worden door mensen nog steeds gewaardeerd. ,,Parken blijken promotiemateriaal voor de stad. Een stad met veel groen is aantrekkelijk voor de vestiging van grote ondernemingen en dat betekent welvaart voor een stad”, zegt Pohl. Vakgenoten van hem vinden echter dat parken niet meer nodig zijn. De bevolking is immers zo mobiel geworden dat ze makkelijk buiten de stad kunnen gaan om te recreëren. Naar het ‘Groene Hart’ of naar het bos. Deze mensen vertegenwoordigen volgens Pohl echter een minderheidsstandpunt.
In het begin van de jaren tachtig zijn de budgetten van stedelijke groendiensten ongeveer gehalveerd. De overheid dacht dat het onderhoud van de parken wel een jaartje opgeschort kon worden, want de natuur heeft een soort buffervermogen. Bovendien ontstond in die tijd ook het beleid om de natuur wat meer de ruimte te geven. ,,Er is wat voor dit idee te zeggen, maar ik denk dat er ook wel misbruik van gemaakt is”, zegt Pohl. ,,Parken raakten zo verwilderd dat het veel moeite kostte om er weer wat van te maken.”
Ook de criminaliteit vormt een probleem. Pohl: ,,Om drugsgebruik en criminaliteit te verminderen worden regelmatig struiken weggehaald. Zo ontstaat een open en overzichtelijk park, wat criminaliteit vermindert.”
Volkspark
Dat er parken aangelegd worden door de overheid, speciaal voor openbaar gebruik, dateert van de laatste 120 jaar. Daarvoor werden parken aangelegd door de adel of gegoede burgerij. In het begin van deze eeuw vonden er in de grote steden enorme stadsuitbreidingen plaats. Nieuwe wijken rezen op als stenige woestijnen. ,,Uit sociaal motief heeft men toen in de nieuwe arbeiderswijken volksparken aangelegd om zo het tekort in particuliere ruimte wat te compenseren”, zegt Pohl. Het Zuiderpark in Den Haag is daar een voorbeeld van. De volksparken kenmerken zich volgens Pohl door hun zakelijke opzet. ,,Nuchter, een echt gebruikspark.”
,,Als reactie op dit volkspark ontstond in de jaren veertig in Oost-Europa, in de socialistische wereld, het cultuurpark”,schrijft Pohl. Het park zou naast een recreatieve, ook een cultuuruitdragende functie moeten krijgen. ,,Men had de pretentieuze doelstelling om de hoogste cultuur van de bevolking te presenteren en alleen de beste architecten werden bij de aanleg ingeschakeld. Behalve dat zo’n park op zichzelf al architectonisch interessant is, staan er in dit type park vaak ook kunstwerken. De cultuurparken zijn niet overgewaaid naar het westen maar alleen aan te treffen in steden als Warschau, Moskou en ook Beijing.”
Pohl, docent ‘stedelijk groen’ aan de Landbouwuniversiteit Wageningen, beschrijft in zijn proefschrift in totaal zeven typen parken. Samen met studenten heeft hij ooit een prijsvraag voor het ontwerp van een park in Frankfurt gewonnen. Dat park ligt er nu, maar dat heeft wel de nodige voeten in aarde gehad. De opdracht was om het park zo te ontwerpen dat er ook ruimte was voor de tweejaarlijkse Bundesgartenschau, een soort Floriade waar de overheid ieder jaar veel geld in steekt. Maar veel veel mensen vonden dat verspilling van geld en uit milieu-oogpunt ook niet juist.
Pohl: ,,Onze plannen werden speelbal van de politiek, en wij werden daarbij soms in de hoek van de voorstanders geduwd, terwijl we daar eigenlijk niet zo heel gelukkig mee waren. Het was voor mij een ethisch dilemma. Moest ik me nu ter beschikking stellen om deze opdracht te vervullen? Het is in zekere zin net zoiets als de vraag of je je moet lenen voor het opsieren van een kerncentrale met bomen. De discussie werd erg emotioneel.”
Overigens verbaast Pohl zich erover dat in Nederland niet een soortgelijke discussie gaande is over de Nederlandse Floriade. ,,Misschien komt het doordat die in Nederland maar eens in de tien jaar plaatsvindt”, gist hij.
Prijsvraag
Pohl is nu betrokken bij de discussie over de invulling van het zogeheten Groene Hart, via een internationale prijsvraag uitgeschreven door de Eo Wijersstichting, waarvan de opdracht luidt: geef een visie op de invulling van het Groene Hart en maak een concreet ontwerp voor een drietal randgebieden. Pohl maakt een analyse van de ingezonden ontwerpen zodra de jury haar taak heeft afgerond, maar laat zich niet alvast verleiden tot een uitspraak welke de bestemming is voor het Groene Hart. Maar mocht de politiek besluiten om te bouwen, en hij acht die kans groot, dan ziet hij wel mogelijkheden voor veel groenvoorzieningen.
,,Steden zijn al lang geen stenen bolwerken meer. Er wordt tegenwoordig geen wijk meer gebouwd waar niet een park in aangebracht is. En steeds vaker lees ik dat er binnen de gemeentegrenzen van Amsterdam nu meer planten- en diersoorten te vinden zijn dan in elke andere plek in Nederland van dezelfde omvang”, zegt Pohl. ,,Waar mensen vroeger spraken over stenige woestijnen hebben ze het nu eerder over de landbouwgebieden als biologische woestijnen.”
Pohl komt na zijn beschouwing in het proefschrift tot de conclusie dat het park als een proces moet worden gezien. Het park van de toekomst moet meer ruimte bieden voor de behoeften van de toekomstige gebruikers. ,,Misschien wil men in plaats van een skateboardbaan liever een felgekleurd kunstig gevormdstalen frame. De wethouder stadsgroen moet in de toekomst zijn landschapsarchitect niet één keer maar tien keer in de loop van twintig jaar meenemen naar de plek van bestemming om hem het park in stappen te laten ontwerpen. Zo voorkom je dat parken in de loop der tijd ervaren worden als saai en oninspirerend. Dus niet kant en klaar afleveren, maar in stappen ontwerpen. Je kunt immers nu niet weten welke behoefte mensen in de toekomst hebben.”
Comments are closed.