Een nieuwe naam, een nieuwe locatie, een ander tijdstip en geen toga’s meer. De TU heeft de lezing waarin zij haar onderzoek toont aan het grote publiek in een nieuw jasje gestoken.
De Hippolytuslezing werd de Van Leeuwenhoeklezing en zie daar: drommen mensen lieten afgelopen zondagochtend de zon voor wat zij was om iets van prof.dr. Jenny Dankelman te leren over de operatiekamer van de toekomst.
De grote opkomst had vast ook iets te maken met het onderwerp, want gezondheid en gezondheidszorg spreken bijna iedereen wel aan. En voor wie de zon zondag moeilijk vaarwel kon zeggen: de lezing staat integraal op collegerama. Daar blijkt het verhaal van Dankelman glashelder over te komen. Alleen naar de woorden van mensen die niet in een (werkende) microfoon praten, moet de kijker raden.
Voorafgaand aan de lezing van Dankelman deed de Delftse burgemeester een van de redenen uit de doeken waarom de stad financieel bijdraagt aan de nieuwe lezingenreeks: “We zijn vergeten om ziekenhuizen en andere instellingen te vernoemen naar Antoni van Leeuwenhoek.” En dat terwijl het zo belangrijk is ‘dat de grote helden van de stad ook vandaag de dag nog betekenis krijgen en bijdragen aan de identiteit van de stad’. “Antoni van Leeuwenhoek leeft bij de inwoners van Delft vast meer dan de oude soldaat Hippolytus.”
Dankelman kon daarna de link tussen Van Leeuwenhoek en haar eigen werk vrij eenvoudig leggen. Met zijn microscoop was Van Leeuwenhoek de eerste die cellen en bacteriën kon bekijken. En die bacteriën wil Dankelman nou juist heel graag uit de operatiekamer houden. Maar er zijn meer redenen waarom volgens haar het verbeteren van minimaal invasief opereren – haar vakgebied – zo belangrijk is.
Neem een sleutelgatoperatie. De voordelen daarvan zijn groot: een patiënt houdt er minder littekens aan over, herstelt sneller, heeft minder pijn en heeft minder kans op bacteriële infecties tijdens de operatie. Omdat zo’n operatie dus lichter is voor de patiënt, kunnen ernstig zieke, zwakke mensen vaak toch geopereerd worden.
Maar nadelen zijn er ook en dan vooral voor de arts. De beelden uit het inwendige van de patiënt kunnen leiden tot misoriëntatie: beweegt de arts zijn operatie-instrument van links naar rechts, dan ziet hij het op het scherm van voren naar achteren bewegen. Ook is de dieptewaarneming beperkt, kan de arts nauwelijks voelen wat hij doet, heeft hij minder correctiemogelijkheden als hij een fout maakt en krijgt hij pijn in handen, schouders en rug.
En daar komt het vakgebied van Dankelman om de hoek kijken. Zij en haar collega’s werken in samenwerking met artsen aan betere, gebruiksvriendelijkere instrumenten. Zoals een instrument dat als een slang om structuren als zenuwen heen kan kronkelen. Of zoals een instrument met sensors in de tip, waarmee weefsels als goed- of kwaadaardig gekarakteriseerd kunnen worden.
Een ander voorbeeld is een stuurbare naald. “Die bestaat nog niet, maar als er bijvoorbeeld een biopt moet worden genomen, moet de arts kunnen bijstellen als hij er net naast prikt. Groot probleem met een stuurbare naald is dat hij ook stijf moet zijn. Daar liggen nog heel mooie uitdagingen.”
Dankelman oogstte na afloop van haar praatje over deze en andere uitdagingen veel lof van het publiek, dat daarna de benauwde zaal weer mocht verruilen voor de warme nazomerzon.
Rullmann verzamelde onlangs kritiek op de borden die afgelopen zomer zijn opgehangen bij de faculteiten Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica (EWI) en Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen.
Die borden bestaan uit vier delen waarop vier beamers elk een andere sheet projecteren, maar achterin grote collegezalen bij EWI zijn die niet te lezen. Soms blijken studenten daarom maar niet te komen.
Als de vier beamers gezamenlijk één groot beeld projecteren, lopen teksten niet goed in elkaar over en blijkt de rechterhelft donkerder dan de linkerhelft. Er wordt geëxperimenteerd met een andere beamer.
Verder blijkt op het bord een hulpstuk hinderlijk in de weg te zitten. Het stuurt de elektronische pen aan voor het schrijven op de onderste twee smartboards.
Als docent en opleidingsdirecteur elektrotechniek Nick van der Meijs de pen demonstreert, verschijnt zijn tekst met vertraging op het bord, op een andere plek dan waar hij schrijft. Volgens de beheerder van de zalenpool, Etty van der Leij, moeten docenten ermee oefenen. Rullmann vindt dat docenten geen technicus hoeven zijn.
Rullmann wijst er op dat zalen alleen in de zomervakantie zijn op te knappen, waardoor de voorbereiding en uitvoering onder hoge druk staan. “Op een gegeven moment ben je afhankelijk van je aannemers.”
Als noodoplossing zijn twee grote uitrolbare schermen aan het plafond bevestigd. “Als docent sta je daar te veel onder om er iets op te kunnen aanwijzen”, zegt Van der Meijs. “Bovendien wordt mijn laptop niet door dit systeem geaccepteerd.”
Onderwijsdirecteur Herman Russchenberg van EWI zegt dat het concept niet goed is en dat hier vooraf voor gewaarschuwd is. Voor wiskundedocenten die willen schrijven zou het niet geschikt zijn. Volgens zalenbeheerder Van der Leij zou het concept bij andere vakken echter prima kunnen werken. “Voor wiskunde geeft het een uitdaging.” Russchenberg: “Een uitdaging? Het werkt niet!”
Als een smartboard is volgeschreven, zouden teksten zijn door te schuiven naar één van de andere borden. Dat werkt echter niet. Videoconferencing evenmin. Een camera waarmee documenten zijn te projecteren, geeft geen scherp beeld. De lessenaar is te klein. Camera’s om colleges op te nemen voor collegerama zijn niet te koppelen.
Van der Leij spreekt over de wet van de remmende voorsprong. Rullmann noemt het ‘vertragende achterstand’. “Het licht dooft nu zowel bij de docent als op het scherm. Misschien hebben we in onze hoogmoed een stap te ver gezet.”
Comments are closed.