Na acht jaar neemt dr. Annemarie Rima, hoofd van het Student Facility Centre, afscheid van de TU Delft. Haar fietshotel in de Ardennen lonkt, maar ze blijft trouw aan de universitaire wereld.
Waarom gaat u weg bij de TU Delft?
“Per 1 oktober ga ik werken als academisch directeur van de Maastricht Graduate School of Governance. De Universiteit Maastricht heeft de masters en de PhD-programma’s op het gebied van governance gebundeld in één nieuw instituut. Daar worden bijvoorbeeld EU-ambtenaren opgeleid, maar ook de toekomstige directeur van een ziekenhuis kan daar terecht. Die Graduate School is in september 2004 opgericht. Nieuwe dingen starten . dat is de belangrijkste rode draad in mijn loopbaan. Ik vind het leuk om daar mijn energie in te steken.”
Het zijn niet altijd de makkelijkste klussen.
“Je ontmoet gegarandeerd weerstand, want je pakt macht van mensen af. Dat was in Delft ook zo toen we het Masters of Science-bureau begonnen. De faculteiten moesten zaken uit handen geven. Je moet dan wantrouwen overwinnen. Maar aan de andere kant: je staat niet in de schaduw van een voorganger. Dat maakt het weer makkelijker.”
Heeft uw vertrek ook te maken met de nieuwe ondersteunersorganisatie die nu wordt opgetuigd?
“Nee, want daar heb ik hoge verwachtingen van. De samenwerking met de faculteiten is nu veel beter verankerd in de organisatie dan na vorige reorganisaties. In dat opzicht vind ik het zelfs jammer dat ik weg ga. Ik denk echt dat de reorganisatie kan slagen. Ik zie twee obstakels. Het is altijd lastig om de vertrouwde manier van werken te doorbreken. En er staan nog veel vacatures open, met name bij de secretaresses. In de beginperiode wordt het daar dus aanpoten.
Ik was toe aan iets nieuws. Als je mijn cv bekijkt, zie je dat ik tot nu toe bijna overal vijf jaar heb gezeten. Ik werk al acht jaar op de TU Delft, dus dat is eigenlijk al drie jaar te lang! Nee hoor, ik zat niet op hete kolen. Ik heb hier tenslotte verschillende functies gehad. En ik heb vier verschillende reorganisaties meegemaakt, dus ook in dat opzicht had ik over afwisseling niets te klagen. Er is nog een andere belangrijke reden waarom ik naar Maastricht ga: zo zit ik dichter bij het fietshotel in de Ardennen dat ik een paar jaar geleden met mijn partner ben begonnen. Zes jaar geleden hebben we het pand aangekocht. In principe zit ik er elk weekend. Doordeweeks runt mijn partner de boel.”
Waarom zijn jullie zoiets gaan doen?
“We wilden iets opbouwen voor als we met pensioen zouden gaan. We zijn dus eigenlijk een beetje te vroeg begonnen. We gingen vaak met onze wielerclub naar de Ardennen en stoorden ons dan aan een flink aantal praktische zaken. Je kon bijvoorbeeld je fiets nergens stallen. We zagen een gat in de markt. In Frankrijk bestonden al fietshotels, maar in de Ardennen nog niet.”
Zit het hotel vaak vol?
“Ja, het gaat goed. Het moet niet veel drukker worden.”
Hadden uw ouders ook een hotel?
“Mijn vader was directeur van het Rode Kruis Ziekenhuis in Den Haag, maar hij is na zijn pensioen een camping begonnen in Brabant. Het zit dus toch in de familie. Het fietshotel voelt niet aan als een baan, het geeft me een gevoel van vrijheid. Toch vind ik het te vroeg om me er nu al volledig op te concentreren. Daarvoor biedt het toch te weinig intellectuele uitdaging. Alleen maar kamers schoonmaken en ontbijt serveren…”
Doen jullie dat ook zelf?
“Ja hoor. Er is geen personeel. We doen alles zelf.”
Is de TU Delft veranderd in de acht jaar dat u hier heeft gewerkt?
“Ja. Er is een duidelijk verschil tussen het vorige en het huidige college van bestuur. Het vorige college had een meer autoritaire stijl, en dat werkte averechts. Dan zaten de decanen in het overleg netjes te knikken . en vervolgens gingen ze terug naar de faculteit en deden daar precies het tegenovergestelde. De strategie getuigde ook van weinig realiteitszin: tot de topvijf van beste universiteiten ter wereld willen behoren, dat soort ambities. Ook de plannen voor de campus waren te hoog gegrepen, in ieder geval in financieel opzicht. Uiteindelijk heeft de raad van toezicht ingegrepen en is er een nieuw college gekomen.
Ik vond het erg goed dat Hans van Luijk bij zijn aantreden meer commitment aan de decanen heeft gevraagd, en ook veel meer contact met ze heeft. De decanen zijn nu meer bereid samen te werken, met elkaar en met de centrale diensten. En sinds de komst van Paul Rullmann is er meer aandacht voor onderwijs en studentenzaken.”
Wat vond u uw interessantste baan op de TU Delft?
“Het starten en leiden van het Masters of Science-bureau. Er waren nog geen Engelstalige masters, dat moesten we nog helemaal ontwikkelen. We zijn in 1998 gestart met zes opleidingen en dertien studenten. Inmiddels zijn er 26 masteropleidingen en dit jaar komen er ruim driehonderd nieuwe studenten binnen.”
Had u die groei voorzien?
“Jawel, maar ik had niet gedacht dat het aantal buitenlandse masterstudenten zou blijven groeien. Tot op de dag van vandaag. Ondanks de concurrentie van andere universiteiten. De TU Delft heeft een voorsprong opgebouwd. Toen ik in juni de Technische Universiteit in Aken bezocht om een presentatie te houden over het Student Facility Centre, bleek hoeveel medewerkers op de studentenadministratie daar nog steeds weigeren Engels te spreken. ‘We zijn een Duitse universiteit, dus de studenten moeten het Duits beheersen’ is de gedachte. Zolang die mentaliteit blijft bestaan, lukt het ze nooit om Chinese studenten te trekken.”
Die buitenlandse masterstudenten moeten wel een pittig bedrag neerleggen om in Delft te kunnen studeren.
“Dat heeft een goede reden. Je kunt nu al voorzien dat universiteiten voor niet-Europese studenten straks geen geld meer zullen ontvangen van het ministerie van onderwijs. Je kunt daar beter langzaam naartoe groeien dan straks opeens veel meer geld te vragen. De collegegelden in de Verenigde Staten zijn overigens nog altijd veel hoger.”
Veel masterstudenten van de lichting 2003 bleken ontevreden over de huurprijs van hun appartement.
“Er was veel ophef over de skyboxwoningen, en jaarhuurcontracten die als wurgcontracten werden ervaren. Dat heeft de studenten volgens mij meer geërgerd dan de huurprijzen. Het heeft met een gebrek aan flexibiliteit te maken. In Londen zie je vaak dat vijf Chinese studenten samen één kamer van vijfhonderd pond huren. Hier mag dat niet, omdat de regels strikter zijn.”
Zou het van u iets flexibeler mogen?
“Ja. De studenten zijn in China gewend om met meer mensen één appartementje te bewonen. En als zij dat nou willen… Je moet dan wel zorgen dat ze elders kunnen studeren. Met zijn vijven op één kamer studeren is niet zo praktisch.”
Heeft u een bepaalde stijl van leiding geven?
“Ik hoor vaak van medewerkers dat ze het waarderen dat ik ze voldoende eigen verantwoordelijkheid laat. En ik neem ze serieus als ze met een probleem zitten. Ik laat zoiets niet drie weken liggen. Het afscheid van de medewerkers valt me zwaar. Ik zou nooit een interim manager kunnen zijn. Ik bouw graag een band op met mijn medewerkers. Ik wil weten wat ze energie geeft, wat ze leuk vinden aan hun werk. En soms moet je rekening houden met hun privé-omstandigheden. Ik ben geen bulldozer. Dat is niet mijn stijl.”
(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)
Wie is Annemarie Rima?
Annemarie Rima (1956) studeerde econometrie aan de Vrije Universiteit (VU). Ze promoveerde in 1987. Rima werkte toen al als stafmedewerker van het college van bestuur van de VU. “Ik ben niet doorgegaan als wetenschapper. Ik vond het boeiend om dingen uit te pluizen, maar ik werk het liefst in een team, en onderzoeksteams zijn betrekkelijk zeldzaam onder economen.” Rima werd directeur van het Tinbergen Instituut, net opgericht door de economiefaculteiten van de VU, de Universiteit van Amsterdam en de Erasmus Universiteit. Een grote carrièrestap. “Een mooie tijd, maar na een paar jaar dreigde ik ‘mevrouw Tinbergen’ te worden.” Rima stapte over naar de Heao Arnhem, die later zou fuseren met twee hogescholen. “Die fusie zaaide veel verdeeldheid. Maar op het hbo is veel aandacht voor onderwijsvernieuwing, en dat sprak me aan.”
Haar loopbaan bij de TU Delft begon Rima in 1997 als hoofd van de stafeenheid Communicatie & Marketing. Later leidde ze het Msc-bureau, dat twee jaar geleden tijdens een slecht doordachte reorganisatie werd opgeheven. De laatste jaren was ze hoofd van het Student Facility Centre. Rima is onlangs met haar vriend (“we zijn al 25 jaar samen”) van Utrecht naar Maastricht verhuisd.
Waarom gaat u weg bij de TU Delft?
“Per 1 oktober ga ik werken als academisch directeur van de Maastricht Graduate School of Governance. De Universiteit Maastricht heeft de masters en de PhD-programma’s op het gebied van governance gebundeld in één nieuw instituut. Daar worden bijvoorbeeld EU-ambtenaren opgeleid, maar ook de toekomstige directeur van een ziekenhuis kan daar terecht. Die Graduate School is in september 2004 opgericht. Nieuwe dingen starten . dat is de belangrijkste rode draad in mijn loopbaan. Ik vind het leuk om daar mijn energie in te steken.”
Het zijn niet altijd de makkelijkste klussen.
“Je ontmoet gegarandeerd weerstand, want je pakt macht van mensen af. Dat was in Delft ook zo toen we het Masters of Science-bureau begonnen. De faculteiten moesten zaken uit handen geven. Je moet dan wantrouwen overwinnen. Maar aan de andere kant: je staat niet in de schaduw van een voorganger. Dat maakt het weer makkelijker.”
Heeft uw vertrek ook te maken met de nieuwe ondersteunersorganisatie die nu wordt opgetuigd?
“Nee, want daar heb ik hoge verwachtingen van. De samenwerking met de faculteiten is nu veel beter verankerd in de organisatie dan na vorige reorganisaties. In dat opzicht vind ik het zelfs jammer dat ik weg ga. Ik denk echt dat de reorganisatie kan slagen. Ik zie twee obstakels. Het is altijd lastig om de vertrouwde manier van werken te doorbreken. En er staan nog veel vacatures open, met name bij de secretaresses. In de beginperiode wordt het daar dus aanpoten.
Ik was toe aan iets nieuws. Als je mijn cv bekijkt, zie je dat ik tot nu toe bijna overal vijf jaar heb gezeten. Ik werk al acht jaar op de TU Delft, dus dat is eigenlijk al drie jaar te lang! Nee hoor, ik zat niet op hete kolen. Ik heb hier tenslotte verschillende functies gehad. En ik heb vier verschillende reorganisaties meegemaakt, dus ook in dat opzicht had ik over afwisseling niets te klagen. Er is nog een andere belangrijke reden waarom ik naar Maastricht ga: zo zit ik dichter bij het fietshotel in de Ardennen dat ik een paar jaar geleden met mijn partner ben begonnen. Zes jaar geleden hebben we het pand aangekocht. In principe zit ik er elk weekend. Doordeweeks runt mijn partner de boel.”
Waarom zijn jullie zoiets gaan doen?
“We wilden iets opbouwen voor als we met pensioen zouden gaan. We zijn dus eigenlijk een beetje te vroeg begonnen. We gingen vaak met onze wielerclub naar de Ardennen en stoorden ons dan aan een flink aantal praktische zaken. Je kon bijvoorbeeld je fiets nergens stallen. We zagen een gat in de markt. In Frankrijk bestonden al fietshotels, maar in de Ardennen nog niet.”
Zit het hotel vaak vol?
“Ja, het gaat goed. Het moet niet veel drukker worden.”
Hadden uw ouders ook een hotel?
“Mijn vader was directeur van het Rode Kruis Ziekenhuis in Den Haag, maar hij is na zijn pensioen een camping begonnen in Brabant. Het zit dus toch in de familie. Het fietshotel voelt niet aan als een baan, het geeft me een gevoel van vrijheid. Toch vind ik het te vroeg om me er nu al volledig op te concentreren. Daarvoor biedt het toch te weinig intellectuele uitdaging. Alleen maar kamers schoonmaken en ontbijt serveren…”
Doen jullie dat ook zelf?
“Ja hoor. Er is geen personeel. We doen alles zelf.”
Is de TU Delft veranderd in de acht jaar dat u hier heeft gewerkt?
“Ja. Er is een duidelijk verschil tussen het vorige en het huidige college van bestuur. Het vorige college had een meer autoritaire stijl, en dat werkte averechts. Dan zaten de decanen in het overleg netjes te knikken . en vervolgens gingen ze terug naar de faculteit en deden daar precies het tegenovergestelde. De strategie getuigde ook van weinig realiteitszin: tot de topvijf van beste universiteiten ter wereld willen behoren, dat soort ambities. Ook de plannen voor de campus waren te hoog gegrepen, in ieder geval in financieel opzicht. Uiteindelijk heeft de raad van toezicht ingegrepen en is er een nieuw college gekomen.
Ik vond het erg goed dat Hans van Luijk bij zijn aantreden meer commitment aan de decanen heeft gevraagd, en ook veel meer contact met ze heeft. De decanen zijn nu meer bereid samen te werken, met elkaar en met de centrale diensten. En sinds de komst van Paul Rullmann is er meer aandacht voor onderwijs en studentenzaken.”
Wat vond u uw interessantste baan op de TU Delft?
“Het starten en leiden van het Masters of Science-bureau. Er waren nog geen Engelstalige masters, dat moesten we nog helemaal ontwikkelen. We zijn in 1998 gestart met zes opleidingen en dertien studenten. Inmiddels zijn er 26 masteropleidingen en dit jaar komen er ruim driehonderd nieuwe studenten binnen.”
Had u die groei voorzien?
“Jawel, maar ik had niet gedacht dat het aantal buitenlandse masterstudenten zou blijven groeien. Tot op de dag van vandaag. Ondanks de concurrentie van andere universiteiten. De TU Delft heeft een voorsprong opgebouwd. Toen ik in juni de Technische Universiteit in Aken bezocht om een presentatie te houden over het Student Facility Centre, bleek hoeveel medewerkers op de studentenadministratie daar nog steeds weigeren Engels te spreken. ‘We zijn een Duitse universiteit, dus de studenten moeten het Duits beheersen’ is de gedachte. Zolang die mentaliteit blijft bestaan, lukt het ze nooit om Chinese studenten te trekken.”
Die buitenlandse masterstudenten moeten wel een pittig bedrag neerleggen om in Delft te kunnen studeren.
“Dat heeft een goede reden. Je kunt nu al voorzien dat universiteiten voor niet-Europese studenten straks geen geld meer zullen ontvangen van het ministerie van onderwijs. Je kunt daar beter langzaam naartoe groeien dan straks opeens veel meer geld te vragen. De collegegelden in de Verenigde Staten zijn overigens nog altijd veel hoger.”
Veel masterstudenten van de lichting 2003 bleken ontevreden over de huurprijs van hun appartement.
“Er was veel ophef over de skyboxwoningen, en jaarhuurcontracten die als wurgcontracten werden ervaren. Dat heeft de studenten volgens mij meer geërgerd dan de huurprijzen. Het heeft met een gebrek aan flexibiliteit te maken. In Londen zie je vaak dat vijf Chinese studenten samen één kamer van vijfhonderd pond huren. Hier mag dat niet, omdat de regels strikter zijn.”
Zou het van u iets flexibeler mogen?
“Ja. De studenten zijn in China gewend om met meer mensen één appartementje te bewonen. En als zij dat nou willen… Je moet dan wel zorgen dat ze elders kunnen studeren. Met zijn vijven op één kamer studeren is niet zo praktisch.”
Heeft u een bepaalde stijl van leiding geven?
“Ik hoor vaak van medewerkers dat ze het waarderen dat ik ze voldoende eigen verantwoordelijkheid laat. En ik neem ze serieus als ze met een probleem zitten. Ik laat zoiets niet drie weken liggen. Het afscheid van de medewerkers valt me zwaar. Ik zou nooit een interim manager kunnen zijn. Ik bouw graag een band op met mijn medewerkers. Ik wil weten wat ze energie geeft, wat ze leuk vinden aan hun werk. En soms moet je rekening houden met hun privé-omstandigheden. Ik ben geen bulldozer. Dat is niet mijn stijl.”
(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)
Wie is Annemarie Rima?
Annemarie Rima (1956) studeerde econometrie aan de Vrije Universiteit (VU). Ze promoveerde in 1987. Rima werkte toen al als stafmedewerker van het college van bestuur van de VU. “Ik ben niet doorgegaan als wetenschapper. Ik vond het boeiend om dingen uit te pluizen, maar ik werk het liefst in een team, en onderzoeksteams zijn betrekkelijk zeldzaam onder economen.” Rima werd directeur van het Tinbergen Instituut, net opgericht door de economiefaculteiten van de VU, de Universiteit van Amsterdam en de Erasmus Universiteit. Een grote carrièrestap. “Een mooie tijd, maar na een paar jaar dreigde ik ‘mevrouw Tinbergen’ te worden.” Rima stapte over naar de Heao Arnhem, die later zou fuseren met twee hogescholen. “Die fusie zaaide veel verdeeldheid. Maar op het hbo is veel aandacht voor onderwijsvernieuwing, en dat sprak me aan.”
Haar loopbaan bij de TU Delft begon Rima in 1997 als hoofd van de stafeenheid Communicatie & Marketing. Later leidde ze het Msc-bureau, dat twee jaar geleden tijdens een slecht doordachte reorganisatie werd opgeheven. De laatste jaren was ze hoofd van het Student Facility Centre. Rima is onlangs met haar vriend (“we zijn al 25 jaar samen”) van Utrecht naar Maastricht verhuisd.
Comments are closed.