Wetenschap

Een auto koop je; een rolstoel krijg je toegewezen

Een schoenwinkel inlopen en vijf paar gympies passen; dat lijkt heel gewoon. Maar voor rolstoelen, krukken en steunkousen gaat dat niet op. Hulpmiddelen krijg je toegewezen.

De klant heeft nauwelijks iets in te brengen. Het gevolg is een sterk behoudende markt, stelt ir. V.P.P. Swarte. De markt voor hulpmiddelen ontrafelend nam hij ook zijn eigen werk voor de overheid kritisch onder de loep.

Swarte werkt in de medische technologie. Hij heeft evaluatie-onderzoek van hulpmiddelen opgezet en is directeur van een organisatie-adviesbureau. Aangemoedigd om zijn praktijkkennis te analyseren zette hij een promotie-onderzoek op. Wat belemmert of stimuleert de innovatie van technische hulpmiddelen voor gehandicapten, is zijn vraag. Dinsdag 23 mei promoveert hij.

Veel hulpmiddelen kunnen nog sterk verbeterd worden. In warenonderzoek scoren ze gemiddeld een magere 5,4 tegenover een 7,4 voor andere produkten. Innovatie is dus nodig. Bovendien neemt de behoefte aan hulpmiddelen in snel tempo toe. Swarte somt op: ,,Een bekend verschijnsel is de vergrijzing. Ook is er een tendens om gehandicapten in de maatschappij te integreren en de thuiszorg groeit. Bovendien worden gehandicapten mondiger. Door dit alles neemt de vraag toe, zowel kwalitatief als kwantitatief.”

Kortom: er is een jonge groeimarkt. En het bedrijfsleven beschikt over kennis en dus innovatiepotentieel. Toch zijn grote vernieuwingen schaars. Wat blijkt? De afstand tussen klant en producent remt innovatie. Minstens tachtig procent van alle hulpmiddelen bereikt de gebruiker via bedrijfsverenigingen en ziektekostenverzekeraars. Zij bepalen of een nieuw hulpmiddel in het pakket wordt opgenomen. Eigenlijk zijn zij dus de enige klant van producenten en niet de gehandicapte.
Steunzool

Zo’n situatie met maar één potentiële koper is een afwijking van de volledig vrije markt. Swarte signaleert nog een paar deviaties. Gebruikers beschikken niet over voldoende informatie: welke varianten zijn er, wat zijn de prijzen, wie levert een vergelijkbaar produkt? Tussen verschillende producenten is er weinig concurrentie. De meeste producenten beperken zich tot hun vertrouwde marktsegmentje. Al deze inbreuken op het vrije-markt model belemmeren innovatie. Immers, als een bedrijf zijn radicaal verbeterde steunzool op de markt brengt, is het afhankelijk van kopers die daar wel eens een gokje mee willen wagen. Maar een bedrijfsvereniging heeft geen boodschap aan nieuwlichterij. Daar telt gegarandeerde kwaliteit. Die nieuwe steunzool redt het dus niet.

Volgens Swarte is verandering van de markt voor de handliggend. ,,Bij de invoering in 1976 was overheidsregulering een goede zaak. De uitvoering veranderde in 1994 door de nieuwe wet voorzieningen gehandicapten. En in de toekomst wijzigt zich nog meer. We gaan naar het persoonsgebonden budget toe; de gebruiker kan dan zelf zijn keuze bepalen.”

Eindelijk een kans voor de nieuwe steunzool. De tijd is er rijp voor, want gehandicapten en ouderen worden steeds mondiger. Ze willen zelf de hulpmiddelenwinkel in. Maar volgens Swarte moet dan wel meer informatie voorhanden zijn. ,,Zeker bij een eerste aanschaf zijn veel kopers onzeker. Vergelijk het maar eens met het kopen van een auto: het weggedrag en alle details worden tot vervelens toe onder de aandacht gebracht. Maar waar moet je op letten bij het kopen van een rolstoel, een gehoorapparaat, een stomazakje? Daarvoor is informatie en advies nodig.”

Naast de marktwerking bestudeerde Swarte twee stimuleringsprogramma’s van de overheid. Ze hadden tot doel innovatie, en kwaliteits- en bruikbaarheidsonderzoek op poten te zetten. Bij de uitvoering van beide projecten is hij zelf betrokken geweest. Hij beaamt dat het lastig is om je eigen werk te evalueren. Achteraf concludeert hij dat de projecten hoogstens een tijdelijk effect hebben gehad. Voor een blijvend resultaat hadden ze ook langer moeten draaien.

In een bijzin van het proefschrift geeft Swarte aan dat radicale innovaties vaak van onderzoeksinstituten en universiteiten vandaan komen. Deze worden echter zelden een commercieel succes.

Swarte: ,,Vaak worden die innovaties in de marge van een groter onderzoek ontwikkeld. De ontwikkelingskosten ervan zijn soms zo hoog, dat is niet terug te verdienen. De kunstarmen van professor Cool bijvoorbeeld zijn echt de top, maar commercieel zullen ze gewoon niet aanslaan. Dat is helemaal niet erg, want de kennis sijpelt weer door naar het bedrijfsleven. Het kennisniveau is daar enorm hoog. In een vrije markt zou dat een grote kracht zijn. Nederlandse bedrijven kunnen hun positie versterken door radicale innovaties.”


De kunstarmen van prof.ir. J.C. Cool (Werktuigbouw), ,,zijn echt de top maar zullen commercieel niet aanslaan”

Een schoenwinkel inlopen en vijf paar gympies passen; dat lijkt heel gewoon. Maar voor rolstoelen, krukken en steunkousen gaat dat niet op. Hulpmiddelen krijg je toegewezen. De klant heeft nauwelijks iets in te brengen. Het gevolg is een sterk behoudende markt, stelt ir. V.P.P. Swarte. De markt voor hulpmiddelen ontrafelend nam hij ook zijn eigen werk voor de overheid kritisch onder de loep.

Swarte werkt in de medische technologie. Hij heeft evaluatie-onderzoek van hulpmiddelen opgezet en is directeur van een organisatie-adviesbureau. Aangemoedigd om zijn praktijkkennis te analyseren zette hij een promotie-onderzoek op. Wat belemmert of stimuleert de innovatie van technische hulpmiddelen voor gehandicapten, is zijn vraag. Dinsdag 23 mei promoveert hij.

Veel hulpmiddelen kunnen nog sterk verbeterd worden. In warenonderzoek scoren ze gemiddeld een magere 5,4 tegenover een 7,4 voor andere produkten. Innovatie is dus nodig. Bovendien neemt de behoefte aan hulpmiddelen in snel tempo toe. Swarte somt op: ,,Een bekend verschijnsel is de vergrijzing. Ook is er een tendens om gehandicapten in de maatschappij te integreren en de thuiszorg groeit. Bovendien worden gehandicapten mondiger. Door dit alles neemt de vraag toe, zowel kwalitatief als kwantitatief.”

Kortom: er is een jonge groeimarkt. En het bedrijfsleven beschikt over kennis en dus innovatiepotentieel. Toch zijn grote vernieuwingen schaars. Wat blijkt? De afstand tussen klant en producent remt innovatie. Minstens tachtig procent van alle hulpmiddelen bereikt de gebruiker via bedrijfsverenigingen en ziektekostenverzekeraars. Zij bepalen of een nieuw hulpmiddel in het pakket wordt opgenomen. Eigenlijk zijn zij dus de enige klant van producenten en niet de gehandicapte.
Steunzool

Zo’n situatie met maar één potentiële koper is een afwijking van de volledig vrije markt. Swarte signaleert nog een paar deviaties. Gebruikers beschikken niet over voldoende informatie: welke varianten zijn er, wat zijn de prijzen, wie levert een vergelijkbaar produkt? Tussen verschillende producenten is er weinig concurrentie. De meeste producenten beperken zich tot hun vertrouwde marktsegmentje. Al deze inbreuken op het vrije-markt model belemmeren innovatie. Immers, als een bedrijf zijn radicaal verbeterde steunzool op de markt brengt, is het afhankelijk van kopers die daar wel eens een gokje mee willen wagen. Maar een bedrijfsvereniging heeft geen boodschap aan nieuwlichterij. Daar telt gegarandeerde kwaliteit. Die nieuwe steunzool redt het dus niet.

Volgens Swarte is verandering van de markt voor de handliggend. ,,Bij de invoering in 1976 was overheidsregulering een goede zaak. De uitvoering veranderde in 1994 door de nieuwe wet voorzieningen gehandicapten. En in de toekomst wijzigt zich nog meer. We gaan naar het persoonsgebonden budget toe; de gebruiker kan dan zelf zijn keuze bepalen.”

Eindelijk een kans voor de nieuwe steunzool. De tijd is er rijp voor, want gehandicapten en ouderen worden steeds mondiger. Ze willen zelf de hulpmiddelenwinkel in. Maar volgens Swarte moet dan wel meer informatie voorhanden zijn. ,,Zeker bij een eerste aanschaf zijn veel kopers onzeker. Vergelijk het maar eens met het kopen van een auto: het weggedrag en alle details worden tot vervelens toe onder de aandacht gebracht. Maar waar moet je op letten bij het kopen van een rolstoel, een gehoorapparaat, een stomazakje? Daarvoor is informatie en advies nodig.”

Naast de marktwerking bestudeerde Swarte twee stimuleringsprogramma’s van de overheid. Ze hadden tot doel innovatie, en kwaliteits- en bruikbaarheidsonderzoek op poten te zetten. Bij de uitvoering van beide projecten is hij zelf betrokken geweest. Hij beaamt dat het lastig is om je eigen werk te evalueren. Achteraf concludeert hij dat de projecten hoogstens een tijdelijk effect hebben gehad. Voor een blijvend resultaat hadden ze ook langer moeten draaien.

In een bijzin van het proefschrift geeft Swarte aan dat radicale innovaties vaak van onderzoeksinstituten en universiteiten vandaan komen. Deze worden echter zelden een commercieel succes.

Swarte: ,,Vaak worden die innovaties in de marge van een groter onderzoek ontwikkeld. De ontwikkelingskosten ervan zijn soms zo hoog, dat is niet terug te verdienen. De kunstarmen van professor Cool bijvoorbeeld zijn echt de top, maar commercieel zullen ze gewoon niet aanslaan. Dat is helemaal niet erg, want de kennis sijpelt weer door naar het bedrijfsleven. Het kennisniveau is daar enorm hoog. In een vrije markt zou dat een grote kracht zijn. Nederlandse bedrijven kunnen hun positie versterken door radicale innovaties.”


De kunstarmen van prof.ir. J.C. Cool (Werktuigbouw), ,,zijn echt de top maar zullen commercieel niet aanslaan”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.