Onderwijs

‘Drie TU’s even goed als andere universiteiten’

De drie technische universiteiten zullen waarschijnlijk verlies lijden op de overheveling van 100 miljoen euro naar onderzoeksfinancier NWO. “Maar aan de kwaliteit van hun onderzoekers ligt dat niet”, zegt directeur Cees de Visser van NWO.

De Visser heeft eens op een rij gezet hoeveel aanvragen de universiteiten voor de prestigieuze subsidies van de Vernieuwingsimpuls indienen en hoeveel beurzen ze uiteindelijk krijgen.

Afzonderlijke scores wil hij niet geven, maar volgens hem zitten de drie technische universiteiten “samen op het gemiddelde”. Aanvragers van de drie technische universiteiten maken volgens hem evenveel kans als wetenschappers van andere universiteiten en van andere disciplines.

Zo reageert hij op de deining na een artikel van het HOP over de overheveling van 100 miljoen euro uit het budget van de universiteiten naar onderzoeksfinancier NWO, die het geld in de Vernieuwingsimpuls onder de beste wetenschappers mag verdelen.

De technische universiteiten schieten daar naar verwachting miljoenen bij in, terwijl andere universiteiten er financieel juist op vooruit gaan. CDA en SP stelden Kamervragen: hoe komt het dat de TU’s dat geld niet zullen terugwinnen?

In zijn antwoord speculeerde minister Plasterk dat de technische universiteiten misschien minder goede aanvragen indienen. Dit tot woede van de TU’s. Delft en Eindhoven zeiden op hun beurt dat de beoordelings- en selectiemechanismen van NWO niet geschikt zouden zijn voor de ontwerpende ingenieurswetenschappen.

Maar uit de cijfers blijkt dit alles niet, aldus De Visser. Als de technische universiteiten meer zogeheten Veni-, Vidi- en Vici-subsidies willen, zouden ze misschien meer voorstellen moeten indienen.

Wat is uw indruk van deze organisatie?
“Zeer bevlogen en betrokken. Hier wordt hard gewerkt. Er is zeer veel hart voor onderzoek en onderwijs. Bescheiden ook, omdat we weinig aan de buitenwereld vertellen wat we doen. Wel aan vakbroeders, maar we moeten een breder publiek bedienen. Bedrijven en ministeries. We leven in een tijd dat je nuttig gevonden moet worden door anderen. Het moet zakelijker. Het vehikel van de Delft Research Initiatives is daarvoor belangrijk. Het gevoel tot een onderzoeksfamilie te behoren rond maatschappelijke thema’s heeft veel positieve energie opgeleverd. Die energie moeten we naar buiten brengen. Ook naar Europa en Brussel. De TU staat goed in rankings en studenten weten ons te vinden; dat is een fantastische vertrekpositie om het Europese avontuur aan te gaan. Helaas is gewoon goed zijn in je vak niet meer genoeg. Je moet gezien worden. Een natuurlijke vraagbaak zijn. Het Valorisatiecentrum pakt dat nu op en we hebben permanent iemand in het kantoor van de Nederlandse universiteiten in Brussel zitten.”

Uw periode begon na twee maanden al met een crisis: Bouwkunde brandde af. Had u het gevoel dat u de organisatie goed genoeg kende om deze crisis te bezweren?
“Nee, dat kan ik niet beweren, maar al die positieve eigenschappen die ik zojuist noemde werden meteen geëtaleerd. We zaten direct met mensen rond de tafel die een gevoel deelden: laten zien wie hier de boel in de hand heeft. Tijdens het eerste uur dat het pand in lichterlaaie stond, zijn er al tenten en mobieltjes besteld en colleges ingedeeld. Drie dingen zijn bepalend geweest: iedereen die wat zinvols te doen had, zat bij elkaar, we waren besluitvaardig en wat mensen moesten weten, wisten ze. Daar hoef je je organisatie niet zo zeer voor te kennen. Dat breng je mee door ervaring. Dankzij het team ging het heel goed.”

Ernst & Young had als aanbeveling de brand na te spelen met een ‘slechte’ afloop. Is dat al gebeurd?
“Dat hebben wij nog niet gedaan, maar we zijn bezig met het onderwerp risicomanagement. Het is nuttig het ‘over te doen’ en ons af te vragen wat we hadden gedaan als er wel dodelijke slachtoffers waren gevallen. Dat die er niet zijn, heeft te maken met het feit dat we oefenden, en dat plannen werkten.”

Na de brand kondigde zich de volgende tegenslag aan. Decaan Bouwkunde Wytze Patijn werd ernstig ziek, terwijl er onrust was over de verhuizing en het flexwerken.
“We mogen ons zeer gelukkig prijzen met zijn goede plaatsvervanger Jan Rots. En nu is Peter Boelhouwer er die op een rustige, zakelijke manier te werk gaat. Ik hoor dat mensen daar tevreden over zijn. Het fijne is dat we hier een grote populatie van intelligente, verstandige mensen hebben die willen investeren in de universiteit.”

Ongeveer in dezelfde tijd werd duidelijk dat de TU een begrotingstekort heeft van 15,5 miljoen euro. Schrok u van de slechte financiële situatie?
“Eerlijk gezegd dacht ik dat het hier iets meer solide in elkaar zou zitten. Hier is in een vroeg stadium de bachelor-masterstructuur ingevoerd. Dat heeft in 2005 en 2006 veel extra inkomsten opgeleverd die zijn neergeslagen in reserves van faculteiten. Er is toen een beeld ontstaan dat faculteiten konden investeren, maar die extra inkomsten waren maar tijdelijk en in 2008 al voorbij. Dat is onderschat.”

Wiens fout is dat? Die van decanen of uw voorganger?
“Het is flauw te pinpointen op één figuur, maar we plukken daar nu de wrange vruchten van. Daarnaast heeft Delft vorig jaar aangekaart dat de bachelor-masterberekening niet in orde was. Ik heb de indruk dat dit bevestigd lijkt te worden en dat we dit voor de zomer helder hebben. Dat is vooral
belangrijk omdat het ministerie in 2011 naar een nieuwe bekostigingssystematiek wil. Daarbij ligt meer nadruk op inschrijvingen dan op diploma’s.”

Inmiddels is er ook de kredietcrisis waardoor banken niet meer zo gemakkelijk geld lenen aan de TU. Hoe zorgt u er voor dat de universiteit weer financieel gezond wordt?
“Even een misverstand uit de weg ruimen: de universiteit is niet financieel ongezond in de zin dat zij failliet is. De universiteit heeft reserves en kan tegen een stootje. We zijn niet enorm aan remmen gaan trekken in de zin van bezuinigingen, anders draait de boel kapot. We nemen de tijd. We hopen investeringsprojecten, zoals de nieuwe laboratoria van Technische Natuurwetenschappen, uit te voeren. Het gevoel is dat de labs van nu aan het eind van hun levensduur komen, terwijl die heel belangrijk zijn voor toponderzoek.”

Maar bij Civiele Techniek worden laboratoria juist gehalveerd.
“Dat zijn andere labs. Je hebt in de financiering een exploitatiekant en een kapitaalkant. Dat zijn andere dingen. Civiel is erg toe aan een oriëntatie op de toekomst: wat is nodig aan staf en laboratoria? Welk budget past daar bij? Wat heb je nodig om ambities waar te maken? Ik heb bij civiel gezegd dat het heel belangrijk is dat ieder die er wat van vindt, dat ook zegt. Het is goed om te merken dat ingenieursbureaus, bedrijven en ministeries veel belangstelling hebben voor hoe we die koers gaan uitzetten. Ik denk dat die betrokkenheid zich ook in financiële zin zal vertalen.”

Volgens decaan Louis de Quelerij is onder meer het allocatiemodel (de verdeling van het geld over de faculteiten) van de TU zeer nadelig geweest voor civiel. Verandert dat wat u betreft?
“Het allocatiemodel is het product van veel denkwerk en daardoor haast een te mooi model. Het is niet bevredigend als faculteiten met de meeste studentengroei de grootste daling in geld krijgen. Voor 2010 zijn we pragmatisch: het model blijft ongeveer zoals het nu is, maar tarieven voor publicaties met gelijke waardering trekken we gelijk. Voor 2011 willen we het model aanpassen aan de nieuwe bekostiging van het ministerie. Uitgangspunt blijft dat er een nieuw model komt en dat het voor iedereen inzichtelijk is. Ik heb niet de ambitie met een grote geldkist te zitten en hier en daar maar eens wat naar toe te smijten. Dat lijkt me ongewenst.”

Als minder overheidsgeld een van de oorzaken bij civiel is, waarom hebben andere faculteiten daar dan minder last van?
“Het gaat om een verleden dat ik niet zelf heb meegemaakt. Mij is uitgelegd dat Civiele Techniek een infrastructuur heeft die zwaar op de begroting drukt. Maatregelen werden telkens na een jaar ingehaald door de feiten. Ik kan me voorstellen dat deze vraag leeft, maar ik wil weten hoe de besluitvorming nu gaat bij Civiele Techniek en of er iets uitkomt waarvan we allemaal zeggen: dit is de koers die we de komende vijf jaar kunnen varen.”

U besloot een vice-decaan aan te stellen bij civiel. Medewerkers zagen dat als signaal dat de huidige decaan het niet alleen aankan. Zien zij dat goed?
“Het gaat om ingrijpende processen. Het is ontzettend belangrijk dat decanen naar buiten treden, hun netwerk onderhouden. Als je een decaan vraagt dat én zo’n proces goed te doen, vraag je te veel. Jan Zijlstra ondersteunt, zodat de decaan zijn externe rol kan blijven vervullen. Je kunt geen bordje ‘gesloten’ aan de faculteit hangen.”

Toch was de decaan rond die tijd met sabbatical. Sommigen verbaasden zich er over dat het college hem niet terugriep.
“Daar zijn afspraken over gemaakt en die moet je honoreren. De Quelerij heeft voordat hij weg ging een externe commissie ingesteld die de situatie onderzocht.”

Ook is er kritiek op het feit dat nu veel geld wordt gestopt in een fancy uitstraling van het pand van civiel, terwijl medewerkers menen te horen dat er zeventig fte’s weg moeten.
“Ik weet dat dit getal in de wandelgangen wordt genoemd. Ik heb nog geen plan gezien waar dat ook echt in staat. Het gaat bij civiel niet om een koele rekensom met een getal onder de streep, we kijken er op zorgvuldige wijze naar. De exploitatie moet kloppen: faculteiten moeten werken binnen budgetten. Het is ook belangrijk dat de universiteit goed voorzien is van de juiste outillage voor wetenschappers. Alle twee zijn nodig. Je kunt dus tegelijkertijd investeringen hebben en de noodzaak tot vermindering van fte’s. Ik zei al, je moet onderscheid maken tussen kapitaalrekening en exploitatierekening”

Binnen de or is wel eens gezegd: straks hebben we nieuwe gebouwen maar geen mensen om er in te zitten.
“Ik geloof dat zo’n beeld met 15.500 studenten ver van ons is.”

En nu is er dan de evaluatie van de reorganisatie (OOD). Er was te veel gelet op de verhouding wetenschappers/ondersteuners en te weinig op financiën. Welke aanbevelingen hebben wat u betreft prioriteit?
“Die OOD is voor mij een beetje verleden tijd, als ik het zo oneerbiedig mag zeggen. Ik zie een organisatiemodel dat eigenlijk wel goed is. De ondersteuning is door alle faculteiten heen van hetzelfde kaliber. Op punten werkt het nog niet helemaal goed, zoals bij finance & control en personeel & organisatie. Ik ben van het pragmatische: we definiëren nu acht tot twaalf projecten. Heel concreet: is de secretariële functie op faculteiten goed genoeg bezet en gewaardeerd? Een ander voorbeeld: shared service centra worden als te afstandelijk ervaren. Dat willen we aanpakken.”

U heeft geen technische achtergrond. Op welke momenten heeft u dat gemist?
“Ik pretendeer niet dat ik mij kan mengen in gesprekken over welke kant onderzoek op moet. Door mijn studie econometrie, met veel wiskunde, heb ik wel een denktrend die past bij de manier van werken hier. Ik heb het zelf niet ervaren als een gemis of als onmogelijkheid om hier aan te sluiten.”

Welke vraag is gelukkig niet gesteld?
(Lacht.) “Ik vind het leuk om nog te zeggen dat ik onder de indruk ben van hoe studenten hun mening articuleren. Het is erg goed wat hier zo rondloopt. De studentenprojecten zijn fantastische initiatieven. Ook daar zijn de overgave en het commitment inspirerend.”

De Visser heeft eens op een rij gezet hoeveel aanvragen de universiteiten voor de prestigieuze subsidies van de Vernieuwingsimpuls indienen en hoeveel beurzen ze uiteindelijk krijgen.

Afzonderlijke scores wil hij niet geven, maar volgens hem zitten de drie technische universiteiten “samen op het gemiddelde”. Aanvragers van de drie technische universiteiten maken volgens hem evenveel kans als wetenschappers van andere universiteiten en van andere disciplines.

Zo reageert hij op de deining na een artikel van het Hoger Onderwijs Persbureau over de overheveling van 100 miljoen euro uit het budget van de universiteiten naar onderzoeksfinancier NWO, die het geld in de Vernieuwingsimpuls onder de beste wetenschappers mag verdelen.

De technische universiteiten schieten daar naar verwachting miljoenen bij in, terwijl andere universiteiten er financieel juist op vooruit gaan. CDA en SP stelden Kamervragen: hoe komt het dat de TU’s dat geld niet zullen terugwinnen?

In zijn antwoord speculeerde minister Plasterk dat de technische universiteiten misschien minder goede aanvragen indienen. Dit tot woede van de TU’s. Delft en Eindhoven zeiden op hun beurt dat de beoordelings- en selectiemechanismen van NWO niet geschikt zouden zijn voor de ontwerpende ingenieurswetenschappen.

Maar uit de cijfers blijkt dit alles niet, aldus De Visser. Als de technische universiteiten meer zogeheten Veni-, Vidi- en Vici-subsidies willen, zouden ze misschien meer voorstellen moeten indienen.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.