Campus

Dr. H. Bavinck

Het onderwijs op de TU staat volop in de belangstelling. Hoe wordt het programma studeerbaar? Hoe kan een docent ervoor zorgen dat de stof overkomt? In deze serie komt een aantal docenten aan het woord waarvan studenten vinden dat ze goed onderwijs geven.

Docenten wier liefde voor het onderwijs uit hun lessen naar voren komt. Als eerste dr. H. Bavinck, docent van de vakken analyse, functietheorie en Fourier- en Laplace-transformaties.

,,Lesgeven is in zekere zin een act die je opvoert. Ik wil de stof zo brengen dat ze overkomt. Ik probeer met m’n hele persoon weer te geven wat er op het bord gebeurt. Daarbij gebruik ik stembuigingen die direct uit de toneelsfeer komen.

Ook als er teveel gepraat wordt, komen toneeltrucjes van pas. Dan kijk ik naar de hoek waar het gepraat vandaan komt en sta verder helemaal stil. Ik bevries als het ware midden in een beweging. Pas als het weer rustig is, ga ik zo zachtjes mogelijk verder. Dat valt trouwens niet mee, want ik heb nogal een harde stem.

Verder gebruik ik een bepaald jargon: een aantal huis-, tuin- en keukenkreten waaraan ik m’n verhaal ophang. Er is bijvoorbeeld een begrip in de analyse, dat een gebied in de ruimte aangeeft dat zich in drie richtingen op dezelfde manier moet gedragen. Dat gedrag moet je controleren, drie keer kijken of het klopt. De link met de oude reclame voor het nootje van Duyvis, waar steeds iets ‘oké’ is, ligt dan voor de hand.

Als voorbereiding blader ik de stof nog even door. Ik kijk bijvoorbeeld nog even naar een ‘rotbewijs’. Die voorbereiding is voornamelijk nodig om mijn timing op orde te brengen. Dan kan ik zien hoeveel tijd ik heb om extra voorbeelden te geven of zijpaden te bewandelen.

De analyse-studenten krijgen aan het begin van het collegejaar een schema, waarop per uur de behandelde stof staat. Ik dwing mezelf om me daaraan te houden. Dan weten de studenten, als ze er eens niet mochten zijn, wat er behandeld is. Dat schema is trouwens zo krap, dat ik denk dat er problemen ontstaan als ik ooit een keer uitval.

Ik ben inmiddels 23 en een half jaar aan de TU verbonden en al die tijd heb ik analyse geven. In het begin was college geven een probleem voor me. Ik durfde in de zaal mezelf niet te zijn. Ik stond toen ook toneel te spelen, maar op een verkeerde manier. Normaal gesproken vertel ik gekke verhalen als ze me te binnen schieten en toepasselijk zijn. Dat kon ik toen niet proberen, want dan werd het rumoerig. Je moet een zaal goed in de hand hebben om de studenten te laten lachen en daarna weer stil te krijgen. Door de jaren heen krijg je daar meer ervaring in.

Analyse blijf ik een leuk vak vinden. Inmiddels kan ik aangeven waar de problemen meestal zitten. En bij het college geven kan ik beter inschatten waar ik de accenten moet leggen.

De laatste tijd ben ik wel meer gaan preken en moraliseren. Dat is een erfelijke belasting, denk ik, want ik ben eendomineeszoon. Regelmatig fulmineer ik tegen de minimumhouding die studenten soms ten toon spreiden. Het gaat ze er alleen maar om dat ze het tentamen halen met zo min mogelijk inspanning. Maar ze zijn met hun eigen opleiding bezig – een minimumhouding is dan raar, vind ik. Studeren aan een universiteit is zoiets als topsport bedrijven, dus er moet voldoende getraind worden.

De ongeïnteresseerdheid van studenten is soms verschrikkelijk. Zelfs bij complexe functietheorie, het snoepje van de wiskunde, weten de studenten niet hoe snel ze in de pauze hun speelkaarten tevoorschijn moeten halen. Wat een mentaliteit…

Het rare is, dat het probleem alleen bij technische natuurkunde niet of nauwelijks speelt. Natuurkunde-studenten vormen de best geïnteresseerde groep die er is, wat analyse betreft dan.

Onderwijs geven blijft een persoonlijke zaak. Ik doe het zoals ik het doe en daar voel ik me prima bij. Maar verschil van mening blijft er. Sommige studenten gaan tijdens een college uit hun dak en lopen met je weg. Dan heb je precies hun gevoelige snaar geraakt. Maar dat ligt bij iedereen weer anders.

Het ergste dat me ooit is overkomen, gebeurde in de Aula. Ik wilde het bord schoonmaken, maar toen ik de kraan opendraaide schoot de dop eraf. Er spoot een straal water uit en ik stond er als versteend naar te kijken. Tot overmaat van ramp viel ook een deel van de verlichting uit. In de zaal weerklonk één groot lachsalvo.

Gelukkig was één van de studenten zo slim om naar de collegedienst te lopen. De man die hij wist te waarschuwen was minder bang voor een nat pak dan ik en hij wurmde de dop weer op de kraan. De studenten waren natuurlijk niet meer stil te krijgen. Ik heb al wadend door het water het college afgemaakt. Aan het eind kwam er een student naar me toe en zei: ,,En dan zeggen ze dat wiskunde zo’n droog vak is…” Een onbetaalbare opmerking. Die had ik graag zelf gemaakt.”

Delta is nog op zoek naar docenten (niet-hoogleraren), die uitblinken in het geven van onderwijs. Meld uw eigen topdocent aan bij de redactie, voor adres zie colofon.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.