Campus

Discussie over bachelor-master-opzet terug van weggeweest

Een paar jaar geleden sprak het hele hoger onderwijs erover: het Angelsaksische model. Maar de discussie, aangezwengeld door het eerste paarse kabinet, bloedde dood. Nu wordt het model aan een aantal universiteiten toch ingevoerd. En de rest zal volgen, denken sommigen.

,,Water loopt nu eenmaal altijd naar het laagste punt”, zegt prof.dr. Hans Adriaansens tevreden. Vier jaar geleden pleitte hij namens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) voor de invoering van het Angelsaksische model. Er moesten brede basisopleidingen komen die studenten in drie jaar aan de titel ‘bachelor’ hielpen. Wie doorstudeerde, kon daarna in twee jaar ‘master’ worden.

Maar het WRR-rapport verscheen onder een ongunstig gesternte. Weliswaar had het kabinet een half jaar eerder in zijn regeerakkoord bepaald dat zo’n Angelsaksisch model er moest komen. Maar tegelijk moest het hoger onderwijs bezuinigen. De universiteiten waren bang dat ze voortaan slechts voor driejarige studies betaald zouden krijgen. Daarom hadden ze geen zin in een discussie over het WRR-model. ,,Begrijpelijk”, erkent Adriaansens. ,,Maar ook een beetje kortzichtig.”

Van de paarse plannen kwam niets terecht en het WRR-rapport verdween in een bureaula. In arren moede zette Adriaansens zelf maar een opleiding volgens het Angelsaksische model op: het Utrecht University College. Dat biedt studenten precies die brede, driejarige opleiding die hijzelf bepleit had.
Dromen

Maar Adriaansens is niet langer de ‘fool on the hill’, die tegen de klippen op zijn eigen dromen blijft najagen. De Universiteit van Amsterdam kiest voor de drie-plus-twee-opzet voor de vijfjarige bèta-studie waarmee ze komend studiejaar start. De Amsterdamse universiteit vindt die opzet goed passen bij de verbrede bèta-studies. Het bachelors-diploma is daarin de afbakening tussen basis en specialisatie. Ook de Vrije Universiteit voert de drie-plus-twee-opzet in voor haar bèta-studies, maar vooralsnog zonder officieel bachelors-diploma.

De universiteiten in Wageningen en Eindhoven gaan nog verder. Die willen in september 2000 zelfs al hun studies de bachelor-master-opzet geven. Veel afgestudeerden van de Wageningse universiteit komen in het buitenland terecht, legt een woordvoerder uit. ,,Die hebben veel uit te leggen om hun diploma erkend te krijgen.” Wageningen geeft studenten die in het buitenland stage lopen daarom zelfs een papiertje mee waarop staat dat ze weliswaar geen officieel bachelors-diploma, maar wel dat niveau hebben.

Met de overstap op het Angelsaksische model slaat Wageningen twee vliegen in één klap. Afgestudeerden krijgen een internationaal gangbaar diploma en buitenlanders kunnen makkelijker aanschuiven in het Wageningse onderwijs. Datlaatste is van belang, omdat de universiteit vanouds veel buitenlanders trekt. De speciale master-programma’s voor hen worden nu overbodig, ook al omdat alle master-studies straks in het Engels gegeven worden.

Adriaansens is niet verbaasd over de doorbraak van ‘zijn’ model. Water stroomt naar beneden, en de argumenten voor het Angelsaksische model zijn onverminderd geldig. Een academische opleiding moet een basis bieden, zegt hij, en studenten de ‘intellectuele flexibiliteit’ bijbrengen om later alle kanten op te kunnen. Een breed undergraduate- met daarna voor sommigen een graduate-opleiding voorziet in die behoefte. ,,In de hele wereld is het zo geregeld.”
Op_de_rem

Dat ‘de hele wereld’ het Angelsaksische model omhelst, is ook minister Hermans opgevallen. Vorig jaar ondertekenden de onderwijsministers van Frankrijk, Engeland, Duitsland en Italië de zogeheten Sorbonne-verklaring. De vier onderkennen dat de bachelor-master-structuur internationaal gezien steeds meer opgeld doet. Ze zien daarin kansen voor wederzijdse erkenning van studies, zodat het voor studenten eenvoudiger wordt om in het buitenland aan de slag te gaan.

Hermans heeft de Sorbonne-verklaring inmiddels op zijn eigen agenda gezet. De komende maanden wil hij met universiteiten en hogescholen praten over de graduate-undergraduate-structuur. In september, als hij in het Hoger Onderwijs- en Onderzoekplan (HOOP) zijn toekomstplannen voor het hoger onderwijs op papier moet zetten, wil de minister conclusies trekken.

Dat laatste zal hem niet lukken, want de universiteiten zijn op de rem gaan staan. Eind januari stak een aantal bestuurders de koppen bij elkaar op een ‘strategiedag’, en uit een verslag daarvan blijkt dat zij onderling sterk van mening verschillen. De Twentse collegevoorzitter Van der Hek betoogde onomwonden dat ‘Nederland moet aansluiten’, omdat ‘de bachelor-master-structuur steeds meer internationaal geaccepteerd raakt’.

Lijnrecht tegenover hem stond zijn Groningse collega Bleumink. Die is nog steeds bang dat een drie-plus-twee-structuur bezuinigingen uitlokt. De overheid kan maar al te eenvoudig haar handen aftrekken van het masters-deel: die moet dan maar betaald worden door de markt. ,,Het is onverstandig deze materie op de HOOP-agenda te plaatsen”, vat het verslag van de strategiedag Bleuminks betoog samen. ,,Dat gaat de financiering van de universitaire opleidingen schaden.”

Voor zijn terughoudendheid heeft Bleumink ook inhoudelijke redenen, zo blijkt bij navraag. Wie over de bachelor-master-opzet begint, stelt ook de verhouding tussen wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs ter discussie, zegt hij. ,,Nu leidt het wo op tot master, en het hbo tot bachelor”, zegt hij. ,,We doen er goed aan dat te koesteren. Als je dat wilt veranderen, moet je goed weten wat je doet.”
Spontaan

Vooralsnog heeft de benadering van Bleumink het binnen de VSNU, de vereniging van universiteiten, gewonnen. ,,We moeten de discussie wel voeren, maar in een verantwoord tempo”, zegtVSNU-voorzitter Meijerink. Van de Sorbonne-verklaring hoeft Nederland niet te schrikken. ,,Die stelt niet veel voor. De ondertekenaars hebben er zelf nog bijna niets mee gedaan.” En dat Nederlandse doctorandussen in het buitenland met de handen in het haar zitten met een onduidelijk diploma, gelooft hij ook al niet.

Toch ziet Meijerink het nut van een discussie wel. Daarin kan wellicht de verwarring over de titel master opgehelderd worden. Die is nu verbonden aan de universiteiten. Maar ook post-hbo- en post-academische cursussen beloven hun klanten vaak zo’n titel, en hoe de waarde daarvan zich verhoudt met de ‘gewone’ wo-titel is niet duidelijk.

Ook het gegeven dat een aantal universiteiten spontaan al met het Angelsaksische model werkt, vraagt om discussie, zegt Meijerink. Tegelijk bewijst het dat het debat niet hoeft te gaan over de vraag of dat model wel of niet moet. Dat zoeken de afzonderlijke universiteiten zelf maar uit.

,,Eigenlijk staat maar weinig wettelijks de invoering van een bachelor-master-structuur in de weg”, zei ook Van der Hek al tijdens de VSNU-strategiedag. Met name de bepaling – een jaar geleden dankzij toenmalig PvdA-Kamerlid Van Gelder in de wet opgenomen – dat universiteiten weer een kandidaatsdiploma kunnen instellen, heeft ruimte geschapen.

De belangrijkste hindernis is nu nog geld. Een vijfjarige studie (drie-plus-twee) is alleen aantrekkelijk voor studenten als die niet vier, maar vijf jaar beurs krijgen. Maar minister Hermans betaalt die extra studiefinanciering vooralsnog alleen voor studenten in de techniek, de landbouw en de bèta-hoek.

Ook voor universiteiten zit er een addertje onder het gras. Voor studenten die na drie jaar overstappen om aan een andere universiteit hun master-diploma te halen, krijgen zij geen overheidsvergoeding. Voor een student die bijvoorbeeld in Utrecht zijn bachelors haalt en in Amsterdam zijn masters, krijgt alleen Amsterdam geld.

,,Malle regels”, vindt Adriaansens. Maar daardoor moeten de universiteiten zich niet laten afschrikken. ,,Laten ze vooral niet gaan zitten wachten. Want er kan al heel veel.” (HOP)

,,Water loopt nu eenmaal altijd naar het laagste punt”, zegt prof.dr. Hans Adriaansens tevreden. Vier jaar geleden pleitte hij namens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) voor de invoering van het Angelsaksische model. Er moesten brede basisopleidingen komen die studenten in drie jaar aan de titel ‘bachelor’ hielpen. Wie doorstudeerde, kon daarna in twee jaar ‘master’ worden.

Maar het WRR-rapport verscheen onder een ongunstig gesternte. Weliswaar had het kabinet een half jaar eerder in zijn regeerakkoord bepaald dat zo’n Angelsaksisch model er moest komen. Maar tegelijk moest het hoger onderwijs bezuinigen. De universiteiten waren bang dat ze voortaan slechts voor driejarige studies betaald zouden krijgen. Daarom hadden ze geen zin in een discussie over het WRR-model. ,,Begrijpelijk”, erkent Adriaansens. ,,Maar ook een beetje kortzichtig.”

Van de paarse plannen kwam niets terecht en het WRR-rapport verdween in een bureaula. In arren moede zette Adriaansens zelf maar een opleiding volgens het Angelsaksische model op: het Utrecht University College. Dat biedt studenten precies die brede, driejarige opleiding die hijzelf bepleit had.
Dromen

Maar Adriaansens is niet langer de ‘fool on the hill’, die tegen de klippen op zijn eigen dromen blijft najagen. De Universiteit van Amsterdam kiest voor de drie-plus-twee-opzet voor de vijfjarige bèta-studie waarmee ze komend studiejaar start. De Amsterdamse universiteit vindt die opzet goed passen bij de verbrede bèta-studies. Het bachelors-diploma is daarin de afbakening tussen basis en specialisatie. Ook de Vrije Universiteit voert de drie-plus-twee-opzet in voor haar bèta-studies, maar vooralsnog zonder officieel bachelors-diploma.

De universiteiten in Wageningen en Eindhoven gaan nog verder. Die willen in september 2000 zelfs al hun studies de bachelor-master-opzet geven. Veel afgestudeerden van de Wageningse universiteit komen in het buitenland terecht, legt een woordvoerder uit. ,,Die hebben veel uit te leggen om hun diploma erkend te krijgen.” Wageningen geeft studenten die in het buitenland stage lopen daarom zelfs een papiertje mee waarop staat dat ze weliswaar geen officieel bachelors-diploma, maar wel dat niveau hebben.

Met de overstap op het Angelsaksische model slaat Wageningen twee vliegen in één klap. Afgestudeerden krijgen een internationaal gangbaar diploma en buitenlanders kunnen makkelijker aanschuiven in het Wageningse onderwijs. Datlaatste is van belang, omdat de universiteit vanouds veel buitenlanders trekt. De speciale master-programma’s voor hen worden nu overbodig, ook al omdat alle master-studies straks in het Engels gegeven worden.

Adriaansens is niet verbaasd over de doorbraak van ‘zijn’ model. Water stroomt naar beneden, en de argumenten voor het Angelsaksische model zijn onverminderd geldig. Een academische opleiding moet een basis bieden, zegt hij, en studenten de ‘intellectuele flexibiliteit’ bijbrengen om later alle kanten op te kunnen. Een breed undergraduate- met daarna voor sommigen een graduate-opleiding voorziet in die behoefte. ,,In de hele wereld is het zo geregeld.”
Op_de_rem

Dat ‘de hele wereld’ het Angelsaksische model omhelst, is ook minister Hermans opgevallen. Vorig jaar ondertekenden de onderwijsministers van Frankrijk, Engeland, Duitsland en Italië de zogeheten Sorbonne-verklaring. De vier onderkennen dat de bachelor-master-structuur internationaal gezien steeds meer opgeld doet. Ze zien daarin kansen voor wederzijdse erkenning van studies, zodat het voor studenten eenvoudiger wordt om in het buitenland aan de slag te gaan.

Hermans heeft de Sorbonne-verklaring inmiddels op zijn eigen agenda gezet. De komende maanden wil hij met universiteiten en hogescholen praten over de graduate-undergraduate-structuur. In september, als hij in het Hoger Onderwijs- en Onderzoekplan (HOOP) zijn toekomstplannen voor het hoger onderwijs op papier moet zetten, wil de minister conclusies trekken.

Dat laatste zal hem niet lukken, want de universiteiten zijn op de rem gaan staan. Eind januari stak een aantal bestuurders de koppen bij elkaar op een ‘strategiedag’, en uit een verslag daarvan blijkt dat zij onderling sterk van mening verschillen. De Twentse collegevoorzitter Van der Hek betoogde onomwonden dat ‘Nederland moet aansluiten’, omdat ‘de bachelor-master-structuur steeds meer internationaal geaccepteerd raakt’.

Lijnrecht tegenover hem stond zijn Groningse collega Bleumink. Die is nog steeds bang dat een drie-plus-twee-structuur bezuinigingen uitlokt. De overheid kan maar al te eenvoudig haar handen aftrekken van het masters-deel: die moet dan maar betaald worden door de markt. ,,Het is onverstandig deze materie op de HOOP-agenda te plaatsen”, vat het verslag van de strategiedag Bleuminks betoog samen. ,,Dat gaat de financiering van de universitaire opleidingen schaden.”

Voor zijn terughoudendheid heeft Bleumink ook inhoudelijke redenen, zo blijkt bij navraag. Wie over de bachelor-master-opzet begint, stelt ook de verhouding tussen wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs ter discussie, zegt hij. ,,Nu leidt het wo op tot master, en het hbo tot bachelor”, zegt hij. ,,We doen er goed aan dat te koesteren. Als je dat wilt veranderen, moet je goed weten wat je doet.”
Spontaan

Vooralsnog heeft de benadering van Bleumink het binnen de VSNU, de vereniging van universiteiten, gewonnen. ,,We moeten de discussie wel voeren, maar in een verantwoord tempo”, zegtVSNU-voorzitter Meijerink. Van de Sorbonne-verklaring hoeft Nederland niet te schrikken. ,,Die stelt niet veel voor. De ondertekenaars hebben er zelf nog bijna niets mee gedaan.” En dat Nederlandse doctorandussen in het buitenland met de handen in het haar zitten met een onduidelijk diploma, gelooft hij ook al niet.

Toch ziet Meijerink het nut van een discussie wel. Daarin kan wellicht de verwarring over de titel master opgehelderd worden. Die is nu verbonden aan de universiteiten. Maar ook post-hbo- en post-academische cursussen beloven hun klanten vaak zo’n titel, en hoe de waarde daarvan zich verhoudt met de ‘gewone’ wo-titel is niet duidelijk.

Ook het gegeven dat een aantal universiteiten spontaan al met het Angelsaksische model werkt, vraagt om discussie, zegt Meijerink. Tegelijk bewijst het dat het debat niet hoeft te gaan over de vraag of dat model wel of niet moet. Dat zoeken de afzonderlijke universiteiten zelf maar uit.

,,Eigenlijk staat maar weinig wettelijks de invoering van een bachelor-master-structuur in de weg”, zei ook Van der Hek al tijdens de VSNU-strategiedag. Met name de bepaling – een jaar geleden dankzij toenmalig PvdA-Kamerlid Van Gelder in de wet opgenomen – dat universiteiten weer een kandidaatsdiploma kunnen instellen, heeft ruimte geschapen.

De belangrijkste hindernis is nu nog geld. Een vijfjarige studie (drie-plus-twee) is alleen aantrekkelijk voor studenten als die niet vier, maar vijf jaar beurs krijgen. Maar minister Hermans betaalt die extra studiefinanciering vooralsnog alleen voor studenten in de techniek, de landbouw en de bèta-hoek.

Ook voor universiteiten zit er een addertje onder het gras. Voor studenten die na drie jaar overstappen om aan een andere universiteit hun master-diploma te halen, krijgen zij geen overheidsvergoeding. Voor een student die bijvoorbeeld in Utrecht zijn bachelors haalt en in Amsterdam zijn masters, krijgt alleen Amsterdam geld.

,,Malle regels”, vindt Adriaansens. Maar daardoor moeten de universiteiten zich niet laten afschrikken. ,,Laten ze vooral niet gaan zitten wachten. Want er kan al heel veel.” (HOP)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.