Campus

‘Die reorganisatie-koers is met zekerheid de verkeerde’

Prof.dr.ir. Niko Wijnolst is een produktief man. De hoogleraar rederijkunde aan de faculteit Werktuigbouwkunde en Maritieme Techniek presenteerde vorige maand zijn tiende boek met de titel ‘Design innovations in shipping’.

Portret van een hoogleraar die met beide benen in de praktijk staat: ,,Je hebt altijd een achtergrond nodig om de voorgrond te kunnen zien.”

Na zijn studie civiele techniek in Delft, wilde hij in 1970 zijn wereldbeeld verbreden; de sfeer in Delft vond de jonge Wijnolst te gericht op techniek alleen en dus volgde hij in zijn diensttijd een avondstudie economie. Als wetenschappelijk medewerker kwam hij terug aan de TH en na een wegenbouwproject in Kenia opgezet te hebben, promoveerde hij, om vervolgens werkzaam te zijn in de haven- en transportsector. Gedurende tien jaar deed hij ervaring op in de logistiek van overslag en transport. Sinds 1988 is Wijnolst deeltijdhoogleraar in de rederijkunde bij de vakgroep ontwerp en exploitatie van maritieme objecten, en is hij adviseur voor ondernemingen op het gebied van de internationale scheepvaart en handel.

Wijnolst: ,,Voor mij is die combinatie een ideale job. Door mijn adviseurschappen word ik iedere week geconfronteerd met concrete zaken in de scheepvaartwereld. Vervolgens kan ik die problemen en uitdagingen overbrengen op de studenten, die ik in colleges enthousiast probeer te maken voor het vakgebied. Studenten zijn namelijk door de bank genomen intelligent, maar hebben andere prioriteiten dan de studie. Dit kan ik doen door mijn vroegere frustraties, of beter: mijn eigen leerproces en uiteindelijke succes, op hen over te brengen.”
Achterhaald

Voor de studenten is het belangrijk snel te weten wat er in de ‘echte wereld’ speelt, zegt Wijnolst: ,,Vroeger kon je als beginnend ingenieur in je eerste jaar nog fouten maken, maar die tijd wordt je nu niet meer gegund. Niemand zit nu op de afgestudeerde ingenieur te wachten. Het aanbod is erg groot. Een internationaal bedrijf kan nu niet alleen kiezen uit een Nederlandse student werktuigbouwkunde of natuurkunde, maar kan ook een student uit Taiwan of zuid-Brazilië nemen. De arbeidsmarkt is internationaler geworden en de perceptie dat wij in Nederland een intellectuele voorsprong hebben is achterhaald.”

,,In de scheepsbouw schaffen de Chinezen en Koreanen op dit moment vanuit de grootste achterstand de modernste technologie aan. Het is ook zo betuttelend en koloniaal hoe Nederland bijvoorbeeld over het ‘ontwikkelingsland’ India denkt, terwijl India de meeste miljonairs ter wereld telt en een groot deel van de 900 miljoen inwoners een zeer hoog opleidingsniveau heeft. Wij doen alsof we die mensen nog uit het rijstkommetje eten moeten geven, en worden aan alle kanten ingehaald. Wij moeten onszelf dwingen tot het benchmarken van onze opleidingaan buitenlandse toeleveranciers van talent. Op dit moment zijn wij hier nog veel te zelfgenoegzaam en denken we dat we nog bij de top-drie van Europa zitten.”

,,Ik wil geen angstpsychose op gang brengen, maar je moet in de gaten houden wat er om je heen gebeurt; dat bepaalt je strategie. Als de TU wil overleven moet zij zich opstellen als ondernemer. Het huidige inkrimpingsbeleid van de TU zorgt ervoor dat mijn collegae noodgedwongen met allerlei reorganisaties bezig zijn, zodat er van hen weinig nieuwe, ondernemende impulsen uitgaan. Ik betreur het dat hierdoor weinig tijd over is om met elkaar te brainstormen en ideeën uit te wisselen.”

Jantje van Leiden

Wijnolst hecht veel waarde aan de relatie tussen wetenschap en praktijk: ,,De TU Delft is geen universiteit. Wij zijn, zoals de Amerikanen zeggen, een ‘Institute of Technology’. Een universiteit heeft een andere opdracht dan een hogeschool. Oké, nu kun je zeggen: ‘What’s in a word’, maar het gaat om de mind-set van de mensen die er werken. Ik positioneer mijzelf als toegepast wetenschapper. Ik kan niet alleen met abstracte theorieën bezig zijn omdat het altijd opgehangen is aan iets, in mijn geval aan een schip. Je moet dan ook in heel nauwe samenspraak met dat vakgebied onderzoek doen en de grenzen verleggen. Ik ben er niet bang voor dat we op die manier op de TU het spoor bijster raken en populariseren, als we maar niet klakkeloos dingen gaan overnemen uit het bedrijfsleven.”

,,Een ander voordeel van zo’n nauwe relatie is dat een heleboel medewerkers op de universiteit, die nog nooit hun neus in het bedrijfsleven hebben gestoken, een exposure krijgen van de werkdruk en de stress die hen wordt opgelegd in een commerciële omgeving. Een groot aantal medewerkers hier op de TU gaat ’s ochtends om acht uur van huis en komt om half zes weer thuis. Dan hebben ze op zich prima gewerkt, maar ze hoeven bijvoorbeeld niet twee maanden per jaar op reis om klanten op te zoeken in een of ander godvergeten land, terwijl het thuisfront ook eisen stelt. Ze zitten hier in een uitermate beschermde omgeving en bovendien heeft niemand de macht over de ambtenaar. Je kunt je er als ambtenaar met een Jantje van Leiden vanaf maken zonder ontslagen te worden, als je maar niet met je hand in de geldkist zit. Dat is in het bedrijfsleven wel anders. Juist die onzekerheid en stress, die maken je scherp.”

Zijn kritiek richt zich niet op de hoogleraren, maar vooral op de laag die daar net onder zit. Wijnolst: ,,Die mensen hebben na jaren een salaris opgebouwd dat ze in het bedrijfsleven niet zo snel zouden krijgen. Maar ze hebben gewoon niet meer de urge en de drive om te performen. Als ze hun vakje maar draaien en een beetje begeleiden is het wel goed. Die mentaliteit buig je niet zomaar om. De goeden niet te na gesproken zijn dat mijn indrukken van het werk op de TU. Eigenlijk is de TU een luizejob. Het is geheel afhankelijk van je persoonlijke motivatie en instelling of je de uitdagingen die hier liggen aangrijpt.”
Utopisch

Wijnolst heeft al voorgesteld om de vakgroep maritieme techniek te verzelfstandigen en contractonderwijs te gaan doen. Dit zou betekenen dat het beleid van de vakgroep, of beter het maritiem technologie-instituut, bepaald wordt door een directie onder toezicht van een raad van commissarissen. De commissarissen zijn afkomstig van de universiteit en uit het bedrijfsleven. Wijnolst: ,,Die mensen kun je echt geen onzin verkopen.” Het voordeel van contractonderwijs is dat het overal vandaan gehaald kan worden, van andere faculteiten, maar ook van andere universiteiten of instellingen. ,,Als de TU Delft het niet goed doet, dan koop je het ergens anders.”

Wijnolst vervolgt: ,,Als we de flexibiliteit hebben dat we marktconform kunnen werken en mensen mogen ontslaan, zijn we in staat een uitstekend opleidings- en onderzoekinstituut op te zetten. Dit instituut kan dan contractonderzoek verrichten en zijn studenten het beste onderwijs bieden. Het is misschien een beetje utopisch, maar dit soort ideeën hebben vaak een zekere incubatietijd nodig. De reorganisatie-koers van de afgelopen tien jaar is zeker de verkeerde. Volgens het ‘salami’-model verdwijnt er nu steeds weer een leerstoel. Er blijft dan een onderwijsmachientje over dat studenten opleidt zonder dat het echt aan de weg kan timmeren. Dat zijn, zeker in de scheepvaartsector die jaarlijks zo’n drie procent groeit, gemiste kansen.”

In die nieuwe opzet bestaat de ‘universiteit’ uit het collectieve geheugen van de mensen die de kennis overdragen aan een nieuwe generatie. Het wordt bepaald door de dynamiek waarmee bestaande kennis wordt doorgegeven en nieuwe wordt gecreëerd. Wijnolst: ,,Ik durf dan de toets van nationale en vooral internationale vakgenoten wel aan.”


Figuur 1 ,,Ze hebben gewoon niet meer de urge en de drive om te performen”

Marc ter Beek

Prof.dr.ir. Niko Wijnolst is een produktief man. De hoogleraar rederijkunde aan de faculteit Werktuigbouwkunde en Maritieme Techniek presenteerde vorige maand zijn tiende boek met de titel ‘Design innovations in shipping’. Portret van een hoogleraar die met beide benen in de praktijk staat: ,,Je hebt altijd een achtergrond nodig om de voorgrond te kunnen zien.”

Na zijn studie civiele techniek in Delft, wilde hij in 1970 zijn wereldbeeld verbreden; de sfeer in Delft vond de jonge Wijnolst te gericht op techniek alleen en dus volgde hij in zijn diensttijd een avondstudie economie. Als wetenschappelijk medewerker kwam hij terug aan de TH en na een wegenbouwproject in Kenia opgezet te hebben, promoveerde hij, om vervolgens werkzaam te zijn in de haven- en transportsector. Gedurende tien jaar deed hij ervaring op in de logistiek van overslag en transport. Sinds 1988 is Wijnolst deeltijdhoogleraar in de rederijkunde bij de vakgroep ontwerp en exploitatie van maritieme objecten, en is hij adviseur voor ondernemingen op het gebied van de internationale scheepvaart en handel.

Wijnolst: ,,Voor mij is die combinatie een ideale job. Door mijn adviseurschappen word ik iedere week geconfronteerd met concrete zaken in de scheepvaartwereld. Vervolgens kan ik die problemen en uitdagingen overbrengen op de studenten, die ik in colleges enthousiast probeer te maken voor het vakgebied. Studenten zijn namelijk door de bank genomen intelligent, maar hebben andere prioriteiten dan de studie. Dit kan ik doen door mijn vroegere frustraties, of beter: mijn eigen leerproces en uiteindelijke succes, op hen over te brengen.”
Achterhaald

Voor de studenten is het belangrijk snel te weten wat er in de ‘echte wereld’ speelt, zegt Wijnolst: ,,Vroeger kon je als beginnend ingenieur in je eerste jaar nog fouten maken, maar die tijd wordt je nu niet meer gegund. Niemand zit nu op de afgestudeerde ingenieur te wachten. Het aanbod is erg groot. Een internationaal bedrijf kan nu niet alleen kiezen uit een Nederlandse student werktuigbouwkunde of natuurkunde, maar kan ook een student uit Taiwan of zuid-Brazilië nemen. De arbeidsmarkt is internationaler geworden en de perceptie dat wij in Nederland een intellectuele voorsprong hebben is achterhaald.”

,,In de scheepsbouw schaffen de Chinezen en Koreanen op dit moment vanuit de grootste achterstand de modernste technologie aan. Het is ook zo betuttelend en koloniaal hoe Nederland bijvoorbeeld over het ‘ontwikkelingsland’ India denkt, terwijl India de meeste miljonairs ter wereld telt en een groot deel van de 900 miljoen inwoners een zeer hoog opleidingsniveau heeft. Wij doen alsof we die mensen nog uit het rijstkommetje eten moeten geven, en worden aan alle kanten ingehaald. Wij moeten onszelf dwingen tot het benchmarken van onze opleidingaan buitenlandse toeleveranciers van talent. Op dit moment zijn wij hier nog veel te zelfgenoegzaam en denken we dat we nog bij de top-drie van Europa zitten.”

,,Ik wil geen angstpsychose op gang brengen, maar je moet in de gaten houden wat er om je heen gebeurt; dat bepaalt je strategie. Als de TU wil overleven moet zij zich opstellen als ondernemer. Het huidige inkrimpingsbeleid van de TU zorgt ervoor dat mijn collegae noodgedwongen met allerlei reorganisaties bezig zijn, zodat er van hen weinig nieuwe, ondernemende impulsen uitgaan. Ik betreur het dat hierdoor weinig tijd over is om met elkaar te brainstormen en ideeën uit te wisselen.”

Jantje van Leiden

Wijnolst hecht veel waarde aan de relatie tussen wetenschap en praktijk: ,,De TU Delft is geen universiteit. Wij zijn, zoals de Amerikanen zeggen, een ‘Institute of Technology’. Een universiteit heeft een andere opdracht dan een hogeschool. Oké, nu kun je zeggen: ‘What’s in a word’, maar het gaat om de mind-set van de mensen die er werken. Ik positioneer mijzelf als toegepast wetenschapper. Ik kan niet alleen met abstracte theorieën bezig zijn omdat het altijd opgehangen is aan iets, in mijn geval aan een schip. Je moet dan ook in heel nauwe samenspraak met dat vakgebied onderzoek doen en de grenzen verleggen. Ik ben er niet bang voor dat we op die manier op de TU het spoor bijster raken en populariseren, als we maar niet klakkeloos dingen gaan overnemen uit het bedrijfsleven.”

,,Een ander voordeel van zo’n nauwe relatie is dat een heleboel medewerkers op de universiteit, die nog nooit hun neus in het bedrijfsleven hebben gestoken, een exposure krijgen van de werkdruk en de stress die hen wordt opgelegd in een commerciële omgeving. Een groot aantal medewerkers hier op de TU gaat ’s ochtends om acht uur van huis en komt om half zes weer thuis. Dan hebben ze op zich prima gewerkt, maar ze hoeven bijvoorbeeld niet twee maanden per jaar op reis om klanten op te zoeken in een of ander godvergeten land, terwijl het thuisfront ook eisen stelt. Ze zitten hier in een uitermate beschermde omgeving en bovendien heeft niemand de macht over de ambtenaar. Je kunt je er als ambtenaar met een Jantje van Leiden vanaf maken zonder ontslagen te worden, als je maar niet met je hand in de geldkist zit. Dat is in het bedrijfsleven wel anders. Juist die onzekerheid en stress, die maken je scherp.”

Zijn kritiek richt zich niet op de hoogleraren, maar vooral op de laag die daar net onder zit. Wijnolst: ,,Die mensen hebben na jaren een salaris opgebouwd dat ze in het bedrijfsleven niet zo snel zouden krijgen. Maar ze hebben gewoon niet meer de urge en de drive om te performen. Als ze hun vakje maar draaien en een beetje begeleiden is het wel goed. Die mentaliteit buig je niet zomaar om. De goeden niet te na gesproken zijn dat mijn indrukken van het werk op de TU. Eigenlijk is de TU een luizejob. Het is geheel afhankelijk van je persoonlijke motivatie en instelling of je de uitdagingen die hier liggen aangrijpt.”
Utopisch

Wijnolst heeft al voorgesteld om de vakgroep maritieme techniek te verzelfstandigen en contractonderwijs te gaan doen. Dit zou betekenen dat het beleid van de vakgroep, of beter het maritiem technologie-instituut, bepaald wordt door een directie onder toezicht van een raad van commissarissen. De commissarissen zijn afkomstig van de universiteit en uit het bedrijfsleven. Wijnolst: ,,Die mensen kun je echt geen onzin verkopen.” Het voordeel van contractonderwijs is dat het overal vandaan gehaald kan worden, van andere faculteiten, maar ook van andere universiteiten of instellingen. ,,Als de TU Delft het niet goed doet, dan koop je het ergens anders.”

Wijnolst vervolgt: ,,Als we de flexibiliteit hebben dat we marktconform kunnen werken en mensen mogen ontslaan, zijn we in staat een uitstekend opleidings- en onderzoekinstituut op te zetten. Dit instituut kan dan contractonderzoek verrichten en zijn studenten het beste onderwijs bieden. Het is misschien een beetje utopisch, maar dit soort ideeën hebben vaak een zekere incubatietijd nodig. De reorganisatie-koers van de afgelopen tien jaar is zeker de verkeerde. Volgens het ‘salami’-model verdwijnt er nu steeds weer een leerstoel. Er blijft dan een onderwijsmachientje over dat studenten opleidt zonder dat het echt aan de weg kan timmeren. Dat zijn, zeker in de scheepvaartsector die jaarlijks zo’n drie procent groeit, gemiste kansen.”

In die nieuwe opzet bestaat de ‘universiteit’ uit het collectieve geheugen van de mensen die de kennis overdragen aan een nieuwe generatie. Het wordt bepaald door de dynamiek waarmee bestaande kennis wordt doorgegeven en nieuwe wordt gecreëerd. Wijnolst: ,,Ik durf dan de toets van nationale en vooral internationale vakgenoten wel aan.”


Figuur 1 ,,Ze hebben gewoon niet meer de urge en de drive om te performen”

Marc ter Beek

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.