Campus

‘Deze universiteit is behept met degelijkheid’

Industrieel Ontwerpen verliest weer een van haar reuzen. Sinds 1969, vlak na de oprichting van de onderafdeling Industriële Vormgeving, verzorgde prof.i

ng. A.H. Marinissen ontwerp- en ergonomie-onderwijs. Hij maakte de onstuimige groei van de faculteit mee en leidde recent de onderwijsherziening. Na het opbouwen en het ombouwen volgt nu het afbouwen: hij gaat met de VUT. Afgelopen vrijdag sprak hij zijn uittreerede uit. Zijn mening over de opleiding? ,,Stof voor een boek.”

‘Vroeger was alles beter’ luidde de titel van Marinissens afscheidsrede. Het was bedoeld als grap, maar riep veel reacties op. Men verwachtte dat er geschopt ging worden: tegen het universiteitsbeleid, tegen innovaties. Dat was echter geenszins de bedoeling.

Marinissen: ,,Het is een bekende kreet, een soort verzuchting van mensen. Vroeger waren er nauwelijks problemen met de bediening van alledaagse produkten. Als simpel voorbeeld kun je de telefoon nemen. Dertig jaar geleden zat er een schijf op en als je daar aan draaide gebeurde er altijd hetzelfde. Maar nu? Zelfs bij de Primafoon-winkels hebben de verschillende toestellen andere codes en bedieningswijzen voor dezelfde functies. Dan komt een stuk van mijn vakgebied, de ergonomie, naar voren. Produkten moeten begrijpelijk en te bedienen zijn.”

De onbruikbare complexiteit van produkten heeft zich voor een groot deel ontwikkeld in de zesentwintig jaar dat Marinissen bij de faculteit Industrieel Ontwerpen gewerkt heeft. Het is zelfs zo duidelijk een probleem geworden dat er sinds zeven jaar speciaal onderzoek voor is opgezet: gebruiksonderzoek.

Marinissen: ,,Laatst hoorde ik nog iets op de radio, dat was echt een eye-opener voor me. Mensen vertelden dat ze absoluut geen gebruik willen maken van de NS-kaartjesautomaten. Ze vertrouwen hun pinpas niet aan zo’n machine toe. Je kunt je afvragen: gaat dit voorbij? Het kan een tijdsverschijnsel zijn, we zitten immers in de omslagperiode van papiergeld naar plastic geld, en die omslag levert een generatie van compleet nieuwe apparaten op. Zo’n omslag zullen we de komende tijd nog wel vaker meemaken. Dat betekent wel dat iedere nieuwe generatie produkten goed moet worden aangepast aan de gebruiker. Daaruit ontstaat de noodzaak voor onderzoek naar en aandacht voor het contactvlak tussen mens en machine, voor de user interface.”
Bouwheer


Figuur 1 Marinissen: ,,Als alles ophoudt, wil ik een boek gaan schrijven”

Het gebruiksonderzoek is nog te jong om van grote resultaten te spreken. Voor een deel komt dat doordat de problemen betrekkelijk nieuw zijn, maar ook de groei van de faculteit heeft ermee temaken. Zoals elke hoogleraar had Marinissen lange tijd een dagtaak aan het opzetten van fatsoenlijk onderwijs voor de immer groter wordende massa studenten.

Marinissen: ,,We holden hijgend achter de studentenaantallen aan. Die stormachtige groei is karakteristiek voor de ontwikkeling van de faculteit. In alle gelederen heeft de opzet van het onderzoek daaronder geleden. Pas de laatste jaren wordt dat ingehaald.”

Zelf heeft Marinissen in de laatste tijd ook nog het onderwijs doorgelicht. Als curriculumbouwheer had hij de taak om de derde volledige herziening van het onderwijsprogramma uit te voeren.

Marinissen: ,,Iemand moest het doen en het leek me wel een aantrekkelijke taak. Omdat ik al zo lang bij de faculteit betrokken was, had ik goed zicht op de materie: zowel vaktheoretisch als wat betreft het uitvoerende ontwerponderwijs. Maar naarmate alles langer draait en meer vast komt te liggen worden veranderingen ingrijpender. Ik moet zeggen dat ik me erop verkeken heb, soms sloeg echt de vertwijfeling toe.”

,,Van nature regel ik de dingen graag informeel, maar dat was duidelijk niet de juiste weg. Ik vermoed dat ik soms ook expres geremd werd omdat mijn werk als een bedreiging gezien werd. Dat is een grappige ervaring: aan het begin juicht de hele faculteit je werk toe. Als je dan werkelijk aan de deur klopt van een docent om zijn vak te evalueren, misschien wel uren af te nemen, verandert de zaak. Dan wijzen veel docenten eerst naar de buren.”

,,Toch ben ik redelijk tevreden. Wat we ervan gebakken hebben was het best haalbare. Waren we verder gegaan, dan waren de gemoederen zo hoog opgelopen dat we het misschien helemaal niet gered hadden. Maar het had mooier gekund: de integratie van vakken is nog nauwelijks uit de verf gekomen. Toch gaf de visitatiecommissie, die deze maand op bezoek was, een behoorlijk positief oordeel over het blokonderwijs, de specialisatierichtingen en de grotere aandacht voor techniek. Dat zijn de hoofdpunten van de curriculumherziening geweest, dus blijkbaar hebben we iets gedaan wat bruikbaar is.”
Gevaren

Na deze grote klus heeft Marinissen stukje bij beetje zijn werkzaamheden afgebouwd. Met enkele afstudeerders en promovendi onder zijn hoede betrekt hij ook nu nog regelmatig het ‘wisselkabinet’, een speciale kamer voor gebruik door de scheidende en deeltijd-professoren van de vakgroep produkt- en systeemergonomie.

Marinissen: ,,Dat vind ik een heel aantrekkelijke gang van zaken. Als ik hier ben zijn er altijd nog mensen die me aanspreken met een vraag over het een of ander. Je verlaat niet van de ene op de andere dag het veld en het werk. Mijn vrienden in het bedrijfsleven maken dat heel anders mee: die kunnen de dag na hun afscheidsreceptie echt niet meer binnenlopen bij de zaak, dat wordt als zeer vervelend ervaren. Voor mij blijft er echter van alles te doen. En als dat ophoudt, wil ik een boek gaan schrijven over ons ontwerponderwijs.”

,,Ik ben er van overtuigd dat ons onderwijs kan wedijveren met alle opleidingen in het vakgebied. En ook dat is een gevolg vande grote aantallen studenten. Het heeft ons gedwongen onze doelen en methodes duidelijk te maken aan alle stafleden en alle studenten. Dat kan niet op improvisatie berusten, we hebben dat allemaal moeten vastleggen. Daardoor kon er elk jaar aan gesleuteld en geschaafd worden. Als je nagaat dat het ontwerponderwijs nu uitgevoerd wordt door een staf van veertig of vijftig mensen, dan besef je wel wat voor een potentieel aan denkkracht aan dat onderwijs heeft meegewerkt. En tel daar nog eens bij op hoe ‘Delft’ op ons afstraalt. Je zou kunnen zeggen: deze universiteit is behept met degelijkheid, en wij profiteren daarvan. Al met al een uniek gegeven, maar het is nog nooit goed beschreven. Dat lijkt me dus leuk om te doen, en ik heb er nu de tijd voor.”

Tegelijkertijd blijft Marinissen betrokken bij zijn vakgebied, bijvoorbeeld als lid van het bestuur van de Stichting Consument en Veiligheid. Over werk heeft Marinissen dus niet te klagen: ,,Er moet nog zoveel gebeuren, in gebruiksonderzoek zowel als in produktveiligheidsonderzoek. Het is onvoorstelbaar hoe makkelijk consumenten over gevaren heen stappen. Zelfs als ze weten wat er gebeuren kan, blijven ze zeggen dat het zo’n vaart niet zal lopen. Veiligheid van produkten, bediening en comfort blijven belangrijk voor ontwerpers. Het vakgebied heeft een gouden toekomst.”

Industrieel Ontwerpen verliest weer een van haar reuzen. Sinds 1969, vlak na de oprichting van de onderafdeling Industriële Vormgeving, verzorgde prof.ing. A.H. Marinissen ontwerp- en ergonomie-onderwijs. Hij maakte de onstuimige groei van de faculteit mee en leidde recent de onderwijsherziening. Na het opbouwen en het ombouwen volgt nu het afbouwen: hij gaat met de VUT. Afgelopen vrijdag sprak hij zijn uittreerede uit. Zijn mening over de opleiding? ,,Stof voor een boek.”

‘Vroeger was alles beter’ luidde de titel van Marinissens afscheidsrede. Het was bedoeld als grap, maar riep veel reacties op. Men verwachtte dat er geschopt ging worden: tegen het universiteitsbeleid, tegen innovaties. Dat was echter geenszins de bedoeling.

Marinissen: ,,Het is een bekende kreet, een soort verzuchting van mensen. Vroeger waren er nauwelijks problemen met de bediening van alledaagse produkten. Als simpel voorbeeld kun je de telefoon nemen. Dertig jaar geleden zat er een schijf op en als je daar aan draaide gebeurde er altijd hetzelfde. Maar nu? Zelfs bij de Primafoon-winkels hebben de verschillende toestellen andere codes en bedieningswijzen voor dezelfde functies. Dan komt een stuk van mijn vakgebied, de ergonomie, naar voren. Produkten moeten begrijpelijk en te bedienen zijn.”

De onbruikbare complexiteit van produkten heeft zich voor een groot deel ontwikkeld in de zesentwintig jaar dat Marinissen bij de faculteit Industrieel Ontwerpen gewerkt heeft. Het is zelfs zo duidelijk een probleem geworden dat er sinds zeven jaar speciaal onderzoek voor is opgezet: gebruiksonderzoek.

Marinissen: ,,Laatst hoorde ik nog iets op de radio, dat was echt een eye-opener voor me. Mensen vertelden dat ze absoluut geen gebruik willen maken van de NS-kaartjesautomaten. Ze vertrouwen hun pinpas niet aan zo’n machine toe. Je kunt je afvragen: gaat dit voorbij? Het kan een tijdsverschijnsel zijn, we zitten immers in de omslagperiode van papiergeld naar plastic geld, en die omslag levert een generatie van compleet nieuwe apparaten op. Zo’n omslag zullen we de komende tijd nog wel vaker meemaken. Dat betekent wel dat iedere nieuwe generatie produkten goed moet worden aangepast aan de gebruiker. Daaruit ontstaat de noodzaak voor onderzoek naar en aandacht voor het contactvlak tussen mens en machine, voor de user interface.”
Bouwheer


Figuur 1 Marinissen: ,,Als alles ophoudt, wil ik een boek gaan schrijven”

Het gebruiksonderzoek is nog te jong om van grote resultaten te spreken. Voor een deel komt dat doordat de problemen betrekkelijk nieuw zijn, maar ook de groei van de faculteit heeft ermee temaken. Zoals elke hoogleraar had Marinissen lange tijd een dagtaak aan het opzetten van fatsoenlijk onderwijs voor de immer groter wordende massa studenten.

Marinissen: ,,We holden hijgend achter de studentenaantallen aan. Die stormachtige groei is karakteristiek voor de ontwikkeling van de faculteit. In alle gelederen heeft de opzet van het onderzoek daaronder geleden. Pas de laatste jaren wordt dat ingehaald.”

Zelf heeft Marinissen in de laatste tijd ook nog het onderwijs doorgelicht. Als curriculumbouwheer had hij de taak om de derde volledige herziening van het onderwijsprogramma uit te voeren.

Marinissen: ,,Iemand moest het doen en het leek me wel een aantrekkelijke taak. Omdat ik al zo lang bij de faculteit betrokken was, had ik goed zicht op de materie: zowel vaktheoretisch als wat betreft het uitvoerende ontwerponderwijs. Maar naarmate alles langer draait en meer vast komt te liggen worden veranderingen ingrijpender. Ik moet zeggen dat ik me erop verkeken heb, soms sloeg echt de vertwijfeling toe.”

,,Van nature regel ik de dingen graag informeel, maar dat was duidelijk niet de juiste weg. Ik vermoed dat ik soms ook expres geremd werd omdat mijn werk als een bedreiging gezien werd. Dat is een grappige ervaring: aan het begin juicht de hele faculteit je werk toe. Als je dan werkelijk aan de deur klopt van een docent om zijn vak te evalueren, misschien wel uren af te nemen, verandert de zaak. Dan wijzen veel docenten eerst naar de buren.”

,,Toch ben ik redelijk tevreden. Wat we ervan gebakken hebben was het best haalbare. Waren we verder gegaan, dan waren de gemoederen zo hoog opgelopen dat we het misschien helemaal niet gered hadden. Maar het had mooier gekund: de integratie van vakken is nog nauwelijks uit de verf gekomen. Toch gaf de visitatiecommissie, die deze maand op bezoek was, een behoorlijk positief oordeel over het blokonderwijs, de specialisatierichtingen en de grotere aandacht voor techniek. Dat zijn de hoofdpunten van de curriculumherziening geweest, dus blijkbaar hebben we iets gedaan wat bruikbaar is.”
Gevaren

Na deze grote klus heeft Marinissen stukje bij beetje zijn werkzaamheden afgebouwd. Met enkele afstudeerders en promovendi onder zijn hoede betrekt hij ook nu nog regelmatig het ‘wisselkabinet’, een speciale kamer voor gebruik door de scheidende en deeltijd-professoren van de vakgroep produkt- en systeemergonomie.

Marinissen: ,,Dat vind ik een heel aantrekkelijke gang van zaken. Als ik hier ben zijn er altijd nog mensen die me aanspreken met een vraag over het een of ander. Je verlaat niet van de ene op de andere dag het veld en het werk. Mijn vrienden in het bedrijfsleven maken dat heel anders mee: die kunnen de dag na hun afscheidsreceptie echt niet meer binnenlopen bij de zaak, dat wordt als zeer vervelend ervaren. Voor mij blijft er echter van alles te doen. En als dat ophoudt, wil ik een boek gaan schrijven over ons ontwerponderwijs.”

,,Ik ben er van overtuigd dat ons onderwijs kan wedijveren met alle opleidingen in het vakgebied. En ook dat is een gevolg vande grote aantallen studenten. Het heeft ons gedwongen onze doelen en methodes duidelijk te maken aan alle stafleden en alle studenten. Dat kan niet op improvisatie berusten, we hebben dat allemaal moeten vastleggen. Daardoor kon er elk jaar aan gesleuteld en geschaafd worden. Als je nagaat dat het ontwerponderwijs nu uitgevoerd wordt door een staf van veertig of vijftig mensen, dan besef je wel wat voor een potentieel aan denkkracht aan dat onderwijs heeft meegewerkt. En tel daar nog eens bij op hoe ‘Delft’ op ons afstraalt. Je zou kunnen zeggen: deze universiteit is behept met degelijkheid, en wij profiteren daarvan. Al met al een uniek gegeven, maar het is nog nooit goed beschreven. Dat lijkt me dus leuk om te doen, en ik heb er nu de tijd voor.”

Tegelijkertijd blijft Marinissen betrokken bij zijn vakgebied, bijvoorbeeld als lid van het bestuur van de Stichting Consument en Veiligheid. Over werk heeft Marinissen dus niet te klagen: ,,Er moet nog zoveel gebeuren, in gebruiksonderzoek zowel als in produktveiligheidsonderzoek. Het is onvoorstelbaar hoe makkelijk consumenten over gevaren heen stappen. Zelfs als ze weten wat er gebeuren kan, blijven ze zeggen dat het zo’n vaart niet zal lopen. Veiligheid van produkten, bediening en comfort blijven belangrijk voor ontwerpers. Het vakgebied heeft een gouden toekomst.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.