Onze studenten zijn voldoende geïnteresseerd in de kwaliteit van hun onderwijs om, zoals twee weken geleden, een goed voorbereid VSSD-symposium te organiseren over ‘kwaliteit en management’.
Het bestuur en de staf van de universiteit zijn echter onvoldoende geïnteresseerd om er actief aan deel te nemen.
De vier externe experts op het gebied van kwaliteitsmanagement kweten zich ’s ochtends op professionele wijze van hun taak. Zij belichtten de beschikbare middelen en processen voor universitaire kwaliteitszorg. Een inhoudelijke visie mag van hen niet verlangd worden – en van het kwaliteitsmanagementplan van onze universiteit ook niet. Gezien de keuze van sprekers leiden wij onze studenten op om voornamelijk naar procedures te kijken. Daardoor legt niemand de vinger op het gebrek aan kwaliteit en doet niemand voorstellen tot verbetering.
De strategienota ‘Naar een nieuw engagement’ draagt ook niet bij aan zo’n inhoudelijke discussie. Reacties erop die dat wel deden, mochten niet baten. Professor Ted Young van Technische Natuurkunde schreef er een onder de titel Rules of Engagement (‘gevechtsregels’ voor het geval van een onverwachte ontmoeting met de vijand). Volgens hem moeten ,,universiteiten eilanden zijn van doorlopende en redelijke discussie in een maatschappij die te vaak gedomineerd wordt door irrationaliteit en vluchtigheid. Zij moeten zowel betrokken (engagement) zijn bij de maatschappelijke problemen maar er ook voldoende afstand van nemen (detachment). Universiteiten die dit evenwicht tussen betrokkenheid en afstandelijkheid uit het oog verliezen, raken hun ziel kwijt; de universiteit van Heidelberg was daar in de dertiger en veertiger jaren een duidelijk voorbeeld van. Wij moeten meer blijven – want wij zijn meer – dan een verlenging van de Staat”. Young geeft vervolgens op heldere wijze meer inhoud aan deze visie. In de definitieve versie van de strategienota is van dit alles niets terug te vinden.
Het algemene gebrek aan visie en aan interesse in de kwaliteit van ons onderwijs is zorgwekkend. Nog erger vind ik de vanzelfsprekendheid waarmee de leden van onze universitaire gemeenschap gehoorzamen aan, en zelfs vooruitlopen op, het inhoudsloze beleid van bestuurders in Zoetermeer en aan de Julianalaan. Het bestuur, met in het kielzog de wetenschappelijke staf van onze universiteit, vertoont hierdoor beangstigende overeenkomsten met de proefpersonen in het gehoorzaamheidsonderzoek van Milgram. Hierin werden proefpersonen aangezet om in een leerexperiment, een (nep)slachtoffer te straffen telkens als hij een fout antwoord gaf. Dit gebeurde door het toedienen van een elektrische schok die bij iedere volgende fout met 15 volt verhoogd werd tot een maximum van 450 volt. 50 Procent van de proefpersonen ging door tot dit maximum. Velen protesteerden rondom de 200 volt omdat het (nep)slachtofferbehoorlijke stennis maakte, maar gingen toch door. In de interviews na afloop waren proefpersonen van mening dat zij toen (bij 200 volt) gestopt waren, en dat het vervolg naar 450 volt geheel de verantwoordelijkheid was van de onderzoeker (de autoriteit).
Ik herken veel gehoorzaamheid en afschuiven van verantwoordelijkheid in onze universiteit. Met het gevolg dat er, in het bijzonder door de wetenschappelijke staf (c.q. hoogleraren) geen eigen inhoudelijke visie en beleid ontstaan. Wij geven ons gedesinteresseerd over aan de autoriteit van het ministerie en ons bestuur.
In 1994 verkondigde Ted Young als een van de weinigen een eigen mening. Wat hij te zeggen heeft wordt overstemd door de oorverdovende stilte van zijn collegae. Moedig vergelijkt hij de strategienota met de nieuwe kleren van de keizer. Zoals het hoort, wordt dit genegeerd. Wij Nederlanders beroemen ons nog steeds op onze historische tolerantie en onafhankelijkheid, maar blinken zo langzamerhand uit door desinteresse en gehoorzaamheid.
Onze studenten zijn voldoende geïnteresseerd in de kwaliteit van hun onderwijs om, zoals twee weken geleden, een goed voorbereid VSSD-symposium te organiseren over ‘kwaliteit en management’. Het bestuur en de staf van de universiteit zijn echter onvoldoende geïnteresseerd om er actief aan deel te nemen.
De vier externe experts op het gebied van kwaliteitsmanagement kweten zich ’s ochtends op professionele wijze van hun taak. Zij belichtten de beschikbare middelen en processen voor universitaire kwaliteitszorg. Een inhoudelijke visie mag van hen niet verlangd worden – en van het kwaliteitsmanagementplan van onze universiteit ook niet. Gezien de keuze van sprekers leiden wij onze studenten op om voornamelijk naar procedures te kijken. Daardoor legt niemand de vinger op het gebrek aan kwaliteit en doet niemand voorstellen tot verbetering.
De strategienota ‘Naar een nieuw engagement’ draagt ook niet bij aan zo’n inhoudelijke discussie. Reacties erop die dat wel deden, mochten niet baten. Professor Ted Young van Technische Natuurkunde schreef er een onder de titel Rules of Engagement (‘gevechtsregels’ voor het geval van een onverwachte ontmoeting met de vijand). Volgens hem moeten ,,universiteiten eilanden zijn van doorlopende en redelijke discussie in een maatschappij die te vaak gedomineerd wordt door irrationaliteit en vluchtigheid. Zij moeten zowel betrokken (engagement) zijn bij de maatschappelijke problemen maar er ook voldoende afstand van nemen (detachment). Universiteiten die dit evenwicht tussen betrokkenheid en afstandelijkheid uit het oog verliezen, raken hun ziel kwijt; de universiteit van Heidelberg was daar in de dertiger en veertiger jaren een duidelijk voorbeeld van. Wij moeten meer blijven – want wij zijn meer – dan een verlenging van de Staat”. Young geeft vervolgens op heldere wijze meer inhoud aan deze visie. In de definitieve versie van de strategienota is van dit alles niets terug te vinden.
Het algemene gebrek aan visie en aan interesse in de kwaliteit van ons onderwijs is zorgwekkend. Nog erger vind ik de vanzelfsprekendheid waarmee de leden van onze universitaire gemeenschap gehoorzamen aan, en zelfs vooruitlopen op, het inhoudsloze beleid van bestuurders in Zoetermeer en aan de Julianalaan. Het bestuur, met in het kielzog de wetenschappelijke staf van onze universiteit, vertoont hierdoor beangstigende overeenkomsten met de proefpersonen in het gehoorzaamheidsonderzoek van Milgram. Hierin werden proefpersonen aangezet om in een leerexperiment, een (nep)slachtoffer te straffen telkens als hij een fout antwoord gaf. Dit gebeurde door het toedienen van een elektrische schok die bij iedere volgende fout met 15 volt verhoogd werd tot een maximum van 450 volt. 50 Procent van de proefpersonen ging door tot dit maximum. Velen protesteerden rondom de 200 volt omdat het (nep)slachtofferbehoorlijke stennis maakte, maar gingen toch door. In de interviews na afloop waren proefpersonen van mening dat zij toen (bij 200 volt) gestopt waren, en dat het vervolg naar 450 volt geheel de verantwoordelijkheid was van de onderzoeker (de autoriteit).
Ik herken veel gehoorzaamheid en afschuiven van verantwoordelijkheid in onze universiteit. Met het gevolg dat er, in het bijzonder door de wetenschappelijke staf (c.q. hoogleraren) geen eigen inhoudelijke visie en beleid ontstaan. Wij geven ons gedesinteresseerd over aan de autoriteit van het ministerie en ons bestuur.
In 1994 verkondigde Ted Young als een van de weinigen een eigen mening. Wat hij te zeggen heeft wordt overstemd door de oorverdovende stilte van zijn collegae. Moedig vergelijkt hij de strategienota met de nieuwe kleren van de keizer. Zoals het hoort, wordt dit genegeerd. Wij Nederlanders beroemen ons nog steeds op onze historische tolerantie en onafhankelijkheid, maar blinken zo langzamerhand uit door desinteresse en gehoorzaamheid.
Comments are closed.