Wetenschap

Derde geldstroom: duivelse dilemma’s

Universiteiten moeten voor financiering van hun onderzoek meer met het bedrijfsleven samenwerken. Wat betekent dat voor het vertrouwen in de wetenschap?

Zijn onderzoeksresultaten nog wel betrouwbaar als het onderzoek is gefinancierd door bedrijven?


In zijn eerste week als wetenschappelijk directeur van het Nederlands Kanker Instituut-Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis, kreeg prof.dr. Piet Borst een contract voorgelegd voor onderzoek naar een nieuw geneesmiddel. IJverig als hij was, vond hij in de kleine lettertjes een bepaling dat de industrie kon beslissen dat de resultaten van het onderzoek niet gepubliceerd zouden worden. 


Die bepaling moest er van Borst uit, anders zou hij het contract niet tekenen. “Dat gaf een gigantische toestand”, zegt hij. “Het was 1983 en vanzelfsprekend dat in ieder contract van de industrie met academische instellingen bepalingen stonden met een sterke beperking van de publicatierechten.”


Borst vond dat onvoorstelbaar en moest intern een enorme strijd leveren. “De dokters zeiden: ‘Ach Piet, wat verbeeld je je nou? Iedereen doet het. Het zijn fatsoenlijke mensen met wie je samenwerkt: ze gaan ons echt geen belemmeringen opleggen voor publicatie.’ Ik dacht: ‘Nou, dan schrappen we die bepaling toch?’ Dat heeft toen maanden geduurd.”


De inmiddels 77-jarige Borst – nog steeds werkzaam op het lab – wil er maar mee zeggen dat als je je hakken in het zand zet, de industrie uiteindelijk voor de bijl gaat. “Er is in die laatste dertig jaar op dit punt echt heel veel veranderd. Het komt misschien nog wel eens een keer in Nederland voor, in Amerika geloof ik niet meer. Er wordt veel professioneler mee omgegaan binnen academische instellingen.”


Wantrouwen

Toch heerst er wantrouwen als het gaat om de combinatie wetenschap en industrie. Uit het Eurobarometeronderzoek naar publieksopvattingen over wetenschap en technologie uit 2010 blijkt dat zestig procent van de Nederlanders vindt dat wetenschappers te afhankelijk zijn geworden van de industrie om ze nog te kunnen vertrouwen. Vijftig procent is huiverig voor inmenging van private financiers in wetenschappelijk onderzoek, omdat dat een gekleurd beeld zou geven.


“Het is voortdurend het verhaal over fundamenteel onderzoek”, zegt ing. Martin van Pernis. Hij is als voormalig bestuursvoorzitter van Siemens Nederland gevraagd voorzitter te zijn van de Commissie Belangenconflict van de TU Delft (zie kader). “Er is een merkwaardig idée fixe dat er een groot verschil bestaat tussen gerichte ontwikkeling en fundamentele research, maar het een kan niet zonder het ander. Ik ben niet zo bang dat als je meer privaat geld binnenhaalt, dit ten koste gaat van fundamenteel onderzoek.”


Duitsers zijn volgens Van Pernis veel meer technologie-minded. “In Wolfsburg heb je een enorm complex van Volkswagen. Een op de vijf Duitsers laat zijn auto daar afleveren en neemt zijn familie mee bij het ophalen van die wagen. Er is een hotel bij en ze krijgen een complete rondleiding in een museum over Volkswagen. Daarmee genereer je een enorme aanhankelijkheid aan die techniek.”



Nederland is niet zo’n industrieland, meent Van Pernis. “We hebben een beetje afgeleerd om een echt beeld van de industrie te krijgen. Wat je niet weet, wantrouw je eerder. Bedrijven zouden dus veel meer moeten communiceren. Aan de andere kant moeten wetenschappers ook niet roepen dat hun vrijheid weg is als een bedrijf zich ermee bemoeit. Onzin.”


Piet Borst wijst erop dat in een groot aantal onderzoeken is vastgesteld dat de door de industrie gefinancierde trials van pillen een positiever resultaat opleveren voor die pillen dan wanneer het onderzoek door publieksgeld wordt betaald. “Dat betekent niet dat de industrie er op uit is de zaak op te lichten, maar het is een begrijpelijk soort neiging om je eigen product mooier te zien dan het is.”


Afhankelijk

Het is niet alleen de industrie waar het schuurt. “Al het beleidsonderzoek in Nederland is sterk afhankelijk van overheidsopdrachten”, zegt Borst. “En de overheid is geen haar beter dan de industrie, want ze is er vaak op uit om rechtvaardiging te zoeken voor genomen of geplande beslissingen.”


Dat bleek in 2010 uit onderzoek naar politieke besluitvorming rondom Schiphol. Menno Huys en Jan Anne Annema van de TU Delft concludeerden dat het ministerie van Verkeer en Waterstaat onwelgevallige onderzoeksresultaten over de gevolgen van groei op Schiphol herhaaldelijk had ‘voorkomen, selectief herschreven of selectief gebruikt’.



Acht jaar daarvoor had de Delftse professor Guus Berkhout zijn taak neergelegd als voorzitter van een commissie die zich boog over de geluidsproblematiek rond Schiphol. De hoogleraar vond dat de staatssecretaris het hem onmogelijk maakte nog langer onafhankelijk te werken.“Een voorbeeld van iemand die een rechte rug heeft en die zegt dat als je je zou laten ringeloren door geldstromen van een ministerie, dit leidt tot een compromitteren van een wetenschappelijk oordeel”, zegt prof.dr. Jeroen van den Hoven, hoogleraar ethiek en voorzitter van de commissie wetenschappelijke integriteit aan de TU Delft.



Openheid geven is het enige wat je kunt doen om vertrouwen te winnen, aldus Van den Hoven. “Transparantie. Laten zien dat je echt probeert het goede te doen. Daar hebben we binnen de TU nu ook een begin mee gemaakt met het openbaar maken van nevenwerkzaamheden.”


Het Nederlands Kanker Instituut hanteert de stelregel dat artsen nooit consultant mogen zijn voor een farmaceutisch bedrijf, zegt Borst. En als het voor het basale onderzoek nodig was, ging het geld dat daarvoor werd betaald in mijn tijd naar de kas van het instituut.



Voor de universiteit is het van belang dat kennis effectief wordt benut, zegt drs. Paul Althuis van het Valorisation Centre van de TU Delft. “Daar worden we op afgerekend. Dat er daarmee een stuk afhankelijkheid komt van een vragende partij is waar, maar dat is in principe niet anders dan wat er al jaren gebeurde. De industrie keek altijd al of er interessante kennis is.” Althuis deelt de zorg uit het Eurobarometeronderzoek niet. Volgens hem bepaalt de industrie niet wat universiteiten moeten doen. “Je bent er zelf bij. Je kunt ook zeggen: ‘we doen het niet’. Dat is een belangrijk feit.”



Afspraken

Problemen hoeven er volgens Althuis dus helemaal niet te zijn, mits er goede afspraken met het bedrijfsleven worden gemaakt. De TU Delft hanteert daarvoor de Leidraad Contractactiviteiten (zie kader: Valorisatie binnen de TU Delft). Een van de uitgangspunten in de Leidraad is de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening van universiteitenvereniging VSNU, die nu wordt aangescherpt vanwege de onderzoeksfraude van ex-hoogleraar sociale psychologie Diederik Stapel.



De gedragscode kent vijf principes: zorgvuldigheid, betrouwbaarheid, controleerbaarheid, onpartijdigheid en onafhankelijkheid. Wetenschapsbeoefenaars verrichten hun werk in academische vrijheid en in onafhankelijkheid, schrijft de gedragscode voor. En: ‘de probleemstelling is wetenschappelijk interessant, niet alleen met het oog op het specifieke belang van de opdrachtgever. De gebruikte methode is wetenschappelijk verantwoord. Op onderzoeksresultaten heeft de opdrachtgever geen enkele invloed.’


Opdrachten moeten volgens de gedragscode aantoonbaar bijdragen aan het wetenschappelijk onderwijs of onderzoek. ‘Altijd is duidelijk wie de opdrachtgever is van een wetenschappelijke activiteit, wat de verhouding is van de uitvoerder tot de opdrachtgever en of er eventuele adviseurschappen of andere verbindingen bestaan. Publicatie van wetenschappelijke onderzoeksresultaten is gewaarborgd.’


Om de discussie te stimuleren noemt de gedragscode een aantal dilemma’s ter bespreking. Bijvoorbeeld deze: hoeveel invloed mag een opdrachtgever hebben op de probleemstelling van een onderzoek? En op de voorgenomen aanpak? (Wanneer) mag hij bijsturen tijdens de uitvoering van het onderzoek? Of bij de verslaglegging?



Wat betreft de probleemstelling is het volgens Van den Hoven helder: de opdrachtgever wil weten hoe het zit en gaat daar dus in principe over. “Wij aan de andere kant moeten er natuurlijk op toezien dat wij echt contractresearch doen met de nadruk op research. Hoe het onderzoek vervolgens wordt uitgevoerd, daar komen opdrachtgevers nou juist speciaal voor hier. Als het goed is hebben wij daar het meeste verstand van.”


De manier waarop wordt gerapporteerd is ook aan de universiteit, zegt Van den Hoven. “Het is de wetenschapper die de onderzoeksresultaten bekendmaakt. Op het moment dat je water in de wijn gaat doen, leg je de bijl aan de wortel van je eigen geloofwaardigheid.”



En als een bedrijf een promovendus betaalt, hoe voorkom je dan dat het bedrijf resultaten stuurt? Van Pernis gelooft er niet zo in. “In dat geval hoef je het onderzoek niet te doen. Dat is het beeld dat misschien van het bedrijfsleven bestaat, maar daar heb je toch niets aan? Echt Nederlands: alles wat bedrijven leveren is een beetje besmet. Neem het verkeersbord van de ANWB dat verwijst naar een industriegebied: daar staat zo’n stinkende, rokende fabriek op. We maken dus al heel duidelijk zichtbaar dat we die industrie eigenlijk maar niks vinden.”


Van Pernis heeft studenten wel bijdragen laten leveren aan de verbetering van een product of technologie, met de afspraak dat het bedrijf hun studie betaalt en ze daarna in dienst komen en ermee verder gaan. “Daarover moet je afspraken maken met de betrokken hogeschool of universiteit. Het hangt verder van de integriteit van de persoon en zijn omgeving af of daar netjes mee wordt omgegaan.”


Van den Hoven heeft meegemaakt dat een promovendus voor een deel op de payroll van een bedrijf stond, waarna dat bedrijf in de verleiding kwam de student op allerlei klussen te zetten. “Dat is niet in het belang van die student”, zegt de hoogleraar ethiek. “Dan trek ik de stekker eruit en vind ik wel een andere manier om die promovendus te betalen.”



Bij het onpartijdigheidsprincipe is het wetenschappelijk belang leidend, stelt de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Dilemma: wat te doen als onderzoekers een patent op een vinding graag te gelde willen maken en er nader onderzoek noodzakelijk is, dat ze binnen de eigen instelling willen uitvoeren? Is dit acceptabel of moet hiervoor een zelfstandige eenheid (een BV of iets dergelijks) worden opgericht? “Als ze het puur voor zichzelf te gelde willen maken zou ik zeggen: dat moet niet gebeuren binnen de TU”, zegt Van den Hoven. “Dan moet je het via een start-up of een eigen bedrijf doen en werktijdvermindering bij de TU aanvragen. Dit soort dingen komt bij ons heel vaak voor.”



Als voorbeeld noemt Van den Hoven de robothandjes die kunnen helpen met het sorteren van groente of fruit. “Een van de voorwaarden voor het opzetten van een eigen BV is dat de TU hiermee klaar en akkoord is: dat er wetenschappelijke publicaties zijn gerealiseerd en dat het alleen gaat over de maatschappelijke benutting van dat handje. Daar zit misschien heel veel geld in. Via royalties uit die BV kan de TU misschien het fundamentele robotica-onderzoek bekostigen.”


Belangrijk is wel dat het ergens is vastgelegd, vindt Van den Hoven. “Als er maar afspraken zijn: wie gaat hier over, wie neemt beslissingen over de middelen, hoe gaat het met studentenprojecten? The devil is in the details.” Wil die wetenschapper zich wel binden aan die regels? “Dat hoort bij je verantwoordelijkheid”, zegt Van den Hoven. “En anders moeten we een stevig gesprek met die wetenschapper hebben. Elk jaar moet je bij je beoordelingsgesprek je nevenwerkzaamheden opgeven en het formulier ondertekenen. Als zaken worden verzwegen is sprake van valsheid in geschrifte.”



Dit is het vierde deel van een korte serie over vertrouwen in de wetenschap. 

Commissie Belangenconflict TU Delft

Nadat vanuit de faculteit 3mE opdrachten waren gegeven aan de vrouw van decaan Marco Waas besloot de TU Delft een Commissie Belangenconflict in het leven te roepen. Die commissie adviseert het college van bestuur over dilemma’s op het gebied van publiek-private samenwerking, zoals financiële samenwerkingsconstructies, aandeelhouderschappen en nevenwerkzaamheden.



De commissie bestaat uit ing. Martin van Pernis (voorzitter van ingenieursvereniging Kivi Niria en voormalig bestuursvoorzitter van Siemens Nederland), mr. Bert van Delden (oud-president van de Haagse rechtbank) en prof.dr. Gijs Kuenen (oud-hoogleraar bij de faculteit Technische Natuurwetenschappen).

Het drietal adviseert het college van bestuur over oude of lopende cases die het college zelf aan ze voorlegt. Een wetenschapper loopt in zijn onderzoek bijvoorbeeld tegen iets aan waarvan hij denkt dat het wat kan zijn voor een bedrijf waar een vriend werkt. “Die twee maken afspraken, het product wordt een succes en dan blijkt dat er helemaal geen afspraken zijn gemaakt over vergoedingen die gerelateerd zijn aan de omzet”, zegt voorzitter Van Pernis. “En dan begint het gedoe.”


Dit soort gevallen kan volgens Van Pernis over het algemeen binnen de TU afgehandeld worden. Maar wat als de wetenschapper een eigen bv’tje wil starten dat hij niet op zijn eigen naam zet maar op naam van een goede vriend? “En dan heb ik het nog niet eens over fraude – want het kan allemaal legaal zijn – maar dán begint het te kriebelen.” De commissie buigt zich nu over dergelijke zaken en komt met een advies aan het college van bestuur.



Wat Van Pernis tot nu toe opviel in de voorgelegde cases was dat vaak werd verzuimd om de eindigheid in de samenwerking te definiëren. “Of de condities waarop iets beëindigd zou kunnen worden: wanneer stoppen we en welke afspraken maken we aan het begin over die beëindiging?”



Overigens is het niet het doel van de commissie om samenwerking met het bedrijfsleven te verhinderen. “Integendeel”, zegt Van Pernis. “Het doel van de TU is natuurlijk om zoveel mogelijk samenwerking tussen wetenschap en bedrijfsleven tot stand te brengen.” 

Valorisatie binnen de TU Delft

Voor het te gelde maken van kennis heeft de TU Delft het Valorisation Centre in het leven geroepen. Wetenschappers kunnen daar terecht voor ondersteuning bij het aanvragen van gesubsidieerde projecten en samenwerking met bedrijven. Het centrum helpt ook met het aanvragen van een octrooi en adviseert over de commerciële mogelijkheden daarvan.


 



Op diverse manieren werkt de TU samen met bedrijven. Zo heeft zij met Shell een strategisch partnerschap waarin zij faciliteiten en mensen deelt. Ook participeert de universiteit in meerdere consortia waarin veel partners hun krachten bundelen rond een thema. Verder is er contractonderzoek dat een externe partij geheel of gedeeltelijk financiert.

Voor die contracten heeft de TU een Leidraad Contractactiviteiten opgesteld. Die bevat vijf uitgangspunten. De TU Delft:


  • aanvaardt geen opdrachten tenzij deze bijdragen aan het wetenschappelijk onderzoek of aan het wetenschappelijk onderwijs of aan de kennisoverdracht van de universiteit naar de samenleving.
  • levert geen goederen of diensten aan derden in oneerlijke concurrentie met aanbieders die een op winststreven gebaseerd bedrijf voeren.
  • voert alleen dan onderzoek in opdracht van derden uit als publicatie van de wetenschappelijke resultaten is gewaarborgd.
  • hanteert in beginsel kostendekkende tarieven, gebaseerd op de integrale kostprijs, tenzij anders is vereist.
  • onderschrijft de principes en uitwerkingen in de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening van de VSNU (d.d. 17 december 2004).


De regels gelden voor iedereen aan de universiteit. Ook staan er tips en aanwijzingen in voor overeenkomsten met derden. Zo is het wenselijk om wat vast te leggen over geheimhouding van bedrijfsgegevens of onderzoeksresultaten, rechten om resultaten te publiceren, het aanvragen van een octrooi en het in licentie geven van kennis of software.



In de praktijk stellen bedrijven over precies dezelfde zaken voorwaarden, zegt drs. Paul Althuis, directeur van het Valorisation Centre. Als bedrijven zich niet willen houden aan de Leidraad komt het voor dat onderhandelingen over een contract langer duren of dat er geen contract komt.



De hoeveelheid geld die de TU in 2011 uit de publieke en private markt haalde (tweede en derde geldstroom) bedroeg ongeveer 145 miljoen euro. De kosten van het valorisatie centrum bedroegen toen ongeveer 2,5 miljoen euro en werden betaald uit de 350 miljoen euro aan Rijksbijdrage (eerste geldstroom).  

Nieuwsredacteur Connie van Uffelen

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

c.j.c.vanuffelen@tudelft.nl

Comments are closed.