De TU-wijk, de Rotterdamse Lijnbaan, hotel New York: bekend werk van architectenbureau Van den Broek & Bakema. Het architectenduo bepaalde het gezicht van de wederopbouw in de jaren vijftig en zestig.
Het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) in Rotterdam wijdt er een overzichtstentoonstelling aan.
J.H. van de Broek en J.B. Bakema zijn bij het grote publiek niet erg bekend. Toch behoort het gezworen duo tot de allerbelangrijkste Nederlandse architecten van na de oorlog. In een groot deel van de naoorlogse nieuwbouwprojecten hebben zij de hand gehad. Veelbouwers waren het, maar tegelijkertijd vernieuwers, idealisten, filosofen misschien zelfs. Terecht dus dat het NAi een grote tentoonstelling wijdt aan het werk van ‘architectengemeenschap’ Van den Broek & Bakema.
In drie negen meter hoge kooiconstructies, onderling verbonden door loopbruggen, toont het NAi een beeld van de enorme verscheidenheid aan ontwerpen en gebouwen van het architectenduo. Bouwsels die iedereen kent. Om er een paar te noemen: De Lijnbaan in Rotterdam, ’s werelds eerste echte winkelcentrum; de karakteristieke aankomsthal van de Holland Amerikalijn in Rotterdam (nu hotel New York); het gebouw van het Parool in Amsterdam. Van den Broek & Bakema ontwierpen ook het stedenbouwkundig plan van hele woonwijken zoals Buikslotermeer in Amsterdam-Noord en Alexanderpolder en Pendrecht in Rotterdam.
Ook in Delft hebben Van den Broek & Bakema hun sporen nagelaten. Een belangrijk deel van de ‘nieuwe’ TU-wijk is door hen ontworpen, waaronder de faculteit Bouwkunde, het IRI, Civiele Techniek en de aula. Vooral de aula werd een paradepaardje van het architectenbureau. Op een video in het NAi legt Van den Broek uit hoe hij de hoofdlijnen op de achterkant van een bierviltje ontwierp; de karakteristieke vorm van de aula was volgens hem een soort logische resultante van de verschillende randvoorwaarden.
Want functionalisten (of modernisten), dat waren Van den Broek & Bakema. De vorm van een gebouw werd volgens functionalisten bepaald door de functie die het heeft; esthetica was verdacht. De architect droeg met zijn ontwerpen bij aan een betere wereld. Criminaliteit, vervreemding, sociale spanningen: een nieuwe architectuur zou het oplossen. De samenleving heette maakbaar.
Baksteen
Maar Van den Broek en Bakema waren geen slaafse volgelingen van dit functionalisme. Met name Bakema hoorde in de jaren vijftig tot de angry young men die kritiek hadden op het dogmatische en clichématige karakter van de moderne architectuur. In 1956 richtte hij in Dubrovnik met enkele geestverwanten Team X top, een groep kritische volgelingen van de functionalistische moederorganisatie CIAM (Congrès Internationaux d’Architecture Moderne). De vorm is niet alleen een afgeleide van de functie, meende Bakema, er is ook zoietsals een ‘functie van de vorm’. Een gebouw moet door zijn vorm laten zien wat zijn betekenis is voor de maatschappij. ,,Der Funktionalismus ist ein Humanismus”, verwoordde Van den Broek hun ‘menselijke’ kijk op modernisme.
Van den Broek & Bakema gingen ook in tegen de heersende idee dat architectuur en stedenbouw twee verschillende disciplines zouden zijn. Wonen, werken, ontspanning en verkeer hoorden volgens de oorspronkelijke functionalisten gescheiden te worden. Maar Van den Broek & Bakema meenden dat deze zaken niet los gezien kunnen worden van elkaar. Een architect is daarom net zo goed verantwoordelijk voor de details in huis als voor het hele stedenbouwkundig plan van een wijk. Hun visie komt goed tot uitdrukking in de titel van de tv-serie die Bakema in 1961 maakte: ‘Van stoel tot stad’.
Internationaal stond het architectenbureau na de oorlog in hoog aanzien. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de monografieën die over het bureau geschreven zijn: vrijwel allemaal van de hand van buitenlanders. Maar in Nederland werden de twee door de architectuurwereld met argwaan gevolgd. Want hoewel het ‘Nieuwe Bouwen’ in Nederland voor de oorlog een hoge vlucht had genomen, kreeg het traditionalisme na de oorlog de overhand. Architecten kozen weer voor knusse huisjes met schuine daken, uitgevoerd in vertrouwd Hollands baksteen.
Van den Broek stapte in het hol van de leeuw toen hij in 1948 aan de TH Delft les ging geven (later werd hij zelfs hoogleraar). Delft was een traditionalistisch bolwerk bij uitstek. Van den Broek ging de strijd aan; door hem kwamen studenten voor het eerst in aanraking met platte daken en betonnen gevels. Een ideologische strijd was het gevolg, die tot in de jaren zeventig zou duren. Twintig jaar langer dan aan andere architectuurinstituten.
Tanthof
Hoewel Van den Broek & Bakema immens veel gebouwd hebben, zijn er ook veel van hun ontwerpen niet uitgevoerd. Daarvan getuigt een aantal megalomane plannen op de NAi-tentoonstelling. Zo maakte het architectenbureau in 1964 een alternatief plan voor de Bijlmer: de wijk Pampus, op de plek waar nu IJburg verrijst. Voorzagen Van den Broek & Bakema de toekomstige problemen in de Bijlmer? Het Pampusplan had verrassend veel weg van het huidige IJburg: woningen op kunstmatige eilanden. Het Pampus van Van den Broek & Bakema moest alleen veel groter worden: tot Almere aan toe, goed voor 350 duizend inwoners. In de geest van de tijd ontwierp het bureau speciale huizen voor alternatieve woongemeenschappen.
Van dit soort nooit uitgevoerde megaplannen zijn er meer te zien op de tentoonstelling in het NAi. De ontwerpen luiden het verval van het architectenbureau in. Begin jaren zeventig komt de kleinschalige architectuur in de mode: de woonerftruttigheid. Wat aarzelend volgden ook Van den Broek & Bakema deze trend, en schonken de stad Delft de wijk Tanthof. Maar het bureau was zijn voortrekkersrol kwijtgeraakt, trendvolgers waren het geworden in plaats van trendsetters. In 1970, op het hoogtepunt, telde het bureau meer dan tweehonderd medewerkers. Maar de opdrachtenhausse stokte, en gedwongen ontslagen volgden.
Van den Broek ging in 1973 met pensioen. In 1978 overleed hij.De veertien jaar jongere Bakema stierf drie jaar later in het harnas, nog hard aan het werk aan een ontwerp.
Na de dood van de twee grote mannen bleef het bureau bestaan, onder dezelfde naam. Anderen namen het roer over. Maar het nieuwe Van den Broek & Bakema bleek niet meer dan een middelmatig architectenbureau. Een enkel bekend gebouw werd nog aan de erelijst toegevoegd, zoals de centrale bibliotheek in Rotterdam. En ook de TU Delft werd opnieuw op een gebouw getrakteerd: Technische Bestuurskunde. Maar het recalcitrante en vernieuwende, dat hebben de twee markante heren die hun namen aan het bureau gaven, helaas mee hun graf ingenomen.
De tentoonstelling ‘De functie van de vorm – Van den Broek en Bakema’ is tot en met 24 april te zien in het NAi, Museumpark 25, Rotterdam. Tel. 010-4401200, www.nai.nl.
De TU-wijk, de Rotterdamse Lijnbaan, hotel New York: bekend werk van architectenbureau Van den Broek & Bakema. Het architectenduo bepaalde het gezicht van de wederopbouw in de jaren vijftig en zestig. Het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) in Rotterdam wijdt er een overzichtstentoonstelling aan.
J.H. van de Broek en J.B. Bakema zijn bij het grote publiek niet erg bekend. Toch behoort het gezworen duo tot de allerbelangrijkste Nederlandse architecten van na de oorlog. In een groot deel van de naoorlogse nieuwbouwprojecten hebben zij de hand gehad. Veelbouwers waren het, maar tegelijkertijd vernieuwers, idealisten, filosofen misschien zelfs. Terecht dus dat het NAi een grote tentoonstelling wijdt aan het werk van ‘architectengemeenschap’ Van den Broek & Bakema.
In drie negen meter hoge kooiconstructies, onderling verbonden door loopbruggen, toont het NAi een beeld van de enorme verscheidenheid aan ontwerpen en gebouwen van het architectenduo. Bouwsels die iedereen kent. Om er een paar te noemen: De Lijnbaan in Rotterdam, ’s werelds eerste echte winkelcentrum; de karakteristieke aankomsthal van de Holland Amerikalijn in Rotterdam (nu hotel New York); het gebouw van het Parool in Amsterdam. Van den Broek & Bakema ontwierpen ook het stedenbouwkundig plan van hele woonwijken zoals Buikslotermeer in Amsterdam-Noord en Alexanderpolder en Pendrecht in Rotterdam.
Ook in Delft hebben Van den Broek & Bakema hun sporen nagelaten. Een belangrijk deel van de ‘nieuwe’ TU-wijk is door hen ontworpen, waaronder de faculteit Bouwkunde, het IRI, Civiele Techniek en de aula. Vooral de aula werd een paradepaardje van het architectenbureau. Op een video in het NAi legt Van den Broek uit hoe hij de hoofdlijnen op de achterkant van een bierviltje ontwierp; de karakteristieke vorm van de aula was volgens hem een soort logische resultante van de verschillende randvoorwaarden.
Want functionalisten (of modernisten), dat waren Van den Broek & Bakema. De vorm van een gebouw werd volgens functionalisten bepaald door de functie die het heeft; esthetica was verdacht. De architect droeg met zijn ontwerpen bij aan een betere wereld. Criminaliteit, vervreemding, sociale spanningen: een nieuwe architectuur zou het oplossen. De samenleving heette maakbaar.
Baksteen
Maar Van den Broek en Bakema waren geen slaafse volgelingen van dit functionalisme. Met name Bakema hoorde in de jaren vijftig tot de angry young men die kritiek hadden op het dogmatische en clichématige karakter van de moderne architectuur. In 1956 richtte hij in Dubrovnik met enkele geestverwanten Team X top, een groep kritische volgelingen van de functionalistische moederorganisatie CIAM (Congrès Internationaux d’Architecture Moderne). De vorm is niet alleen een afgeleide van de functie, meende Bakema, er is ook zoietsals een ‘functie van de vorm’. Een gebouw moet door zijn vorm laten zien wat zijn betekenis is voor de maatschappij. ,,Der Funktionalismus ist ein Humanismus”, verwoordde Van den Broek hun ‘menselijke’ kijk op modernisme.
Van den Broek & Bakema gingen ook in tegen de heersende idee dat architectuur en stedenbouw twee verschillende disciplines zouden zijn. Wonen, werken, ontspanning en verkeer hoorden volgens de oorspronkelijke functionalisten gescheiden te worden. Maar Van den Broek & Bakema meenden dat deze zaken niet los gezien kunnen worden van elkaar. Een architect is daarom net zo goed verantwoordelijk voor de details in huis als voor het hele stedenbouwkundig plan van een wijk. Hun visie komt goed tot uitdrukking in de titel van de tv-serie die Bakema in 1961 maakte: ‘Van stoel tot stad’.
Internationaal stond het architectenbureau na de oorlog in hoog aanzien. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de monografieën die over het bureau geschreven zijn: vrijwel allemaal van de hand van buitenlanders. Maar in Nederland werden de twee door de architectuurwereld met argwaan gevolgd. Want hoewel het ‘Nieuwe Bouwen’ in Nederland voor de oorlog een hoge vlucht had genomen, kreeg het traditionalisme na de oorlog de overhand. Architecten kozen weer voor knusse huisjes met schuine daken, uitgevoerd in vertrouwd Hollands baksteen.
Van den Broek stapte in het hol van de leeuw toen hij in 1948 aan de TH Delft les ging geven (later werd hij zelfs hoogleraar). Delft was een traditionalistisch bolwerk bij uitstek. Van den Broek ging de strijd aan; door hem kwamen studenten voor het eerst in aanraking met platte daken en betonnen gevels. Een ideologische strijd was het gevolg, die tot in de jaren zeventig zou duren. Twintig jaar langer dan aan andere architectuurinstituten.
Tanthof
Hoewel Van den Broek & Bakema immens veel gebouwd hebben, zijn er ook veel van hun ontwerpen niet uitgevoerd. Daarvan getuigt een aantal megalomane plannen op de NAi-tentoonstelling. Zo maakte het architectenbureau in 1964 een alternatief plan voor de Bijlmer: de wijk Pampus, op de plek waar nu IJburg verrijst. Voorzagen Van den Broek & Bakema de toekomstige problemen in de Bijlmer? Het Pampusplan had verrassend veel weg van het huidige IJburg: woningen op kunstmatige eilanden. Het Pampus van Van den Broek & Bakema moest alleen veel groter worden: tot Almere aan toe, goed voor 350 duizend inwoners. In de geest van de tijd ontwierp het bureau speciale huizen voor alternatieve woongemeenschappen.
Van dit soort nooit uitgevoerde megaplannen zijn er meer te zien op de tentoonstelling in het NAi. De ontwerpen luiden het verval van het architectenbureau in. Begin jaren zeventig komt de kleinschalige architectuur in de mode: de woonerftruttigheid. Wat aarzelend volgden ook Van den Broek & Bakema deze trend, en schonken de stad Delft de wijk Tanthof. Maar het bureau was zijn voortrekkersrol kwijtgeraakt, trendvolgers waren het geworden in plaats van trendsetters. In 1970, op het hoogtepunt, telde het bureau meer dan tweehonderd medewerkers. Maar de opdrachtenhausse stokte, en gedwongen ontslagen volgden.
Van den Broek ging in 1973 met pensioen. In 1978 overleed hij.De veertien jaar jongere Bakema stierf drie jaar later in het harnas, nog hard aan het werk aan een ontwerp.
Na de dood van de twee grote mannen bleef het bureau bestaan, onder dezelfde naam. Anderen namen het roer over. Maar het nieuwe Van den Broek & Bakema bleek niet meer dan een middelmatig architectenbureau. Een enkel bekend gebouw werd nog aan de erelijst toegevoegd, zoals de centrale bibliotheek in Rotterdam. En ook de TU Delft werd opnieuw op een gebouw getrakteerd: Technische Bestuurskunde. Maar het recalcitrante en vernieuwende, dat hebben de twee markante heren die hun namen aan het bureau gaven, helaas mee hun graf ingenomen.
De tentoonstelling ‘De functie van de vorm – Van den Broek en Bakema’ is tot en met 24 april te zien in het NAi, Museumpark 25, Rotterdam. Tel. 010-4401200, www.nai.nl.
Comments are closed.