Eerder al werd een huisgenoot in de gracht gegooid onder het motto ‘Hé kutpaap, zwemmen’. En vanochtend springt er een te dikke, joviale en bezopen kutpaap met zijn vriendjes in mijn nek.
Terwijl ik ’s ochtends om zes uur % ik ben geen ochtendmens % op weg ben naar het station. Met een rugzakje om op weg naar mijn afstudeerbedrijf. Ik ben ze zat, al die leuke gezellige groepsmensen.
Oók al die Jansbruggers die allemaal zo ontzettend divers zijn, maar dan binnen Jansbrug wel fijn in een ‘gilde’ gaan zitten met hetzelfde soort mensen. Of erger nog: de mensen die geen groepsmensen willen zijn. Degenen die bewust geen lid worden. Van een studentenvereniging, welteverstaan. ,,Ik heb geen studentenvereniging nodig om vrienden te vinden. Dat doe ik zelf wel!” En die je dan óf twee maanden later tegenkomt in een jas van hun studentensportvereniging óf acht jaar lang in een studieverenigingspolo ziet lopen.
Of ze worden echt nergens lid. Maar die mensen verkondigen dat dan weer zo ontzettend hard, dat niemand meer bij ze wil staan tussen colleges door. Behalve mensen die ook ontzettend hard verkondigen dat ze niet in een groepje willen. En zo vormen ze al snel een groepje: het groepje dat nergens bij wil horen.
Waarom moet iedereen in Delft in een groepje? Zijn we bang om op eigen benen te staan? Misschien zijn de mensen die op de middelbare school wél een persoonlijkheid hadden ergens anders gaan studeren (denk maar even terug aan je middelbare schoolklas). Dan houd je per jaar zo’n 1500 eerstejaars over die in de Owee een identiteit komen uitzoeken.
Het begint al in de aula. Liedjes zingen met elkaar en tegen anderen. Ik zou zo’n eerstejaars graag in z’n eentje op het podium zien. Eens kijken hoe hard er dan nog gezongen wordt.
Daarom loopt iedereen in Delft in een groepje. Omdat ze houvast nodig hebben. Het is zo erg in Delft, dat zelfs cabaret in groepsvorm wordt gemaakt. Door mensen zonder eigen mening. Die zich moeten verschuilen achter de groep. Groepsgedrag: zielig is het.
Eerder al werd een huisgenoot in de gracht gegooid onder het motto ‘Hé kutpaap, zwemmen’. En vanochtend springt er een te dikke, joviale en bezopen kutpaap met zijn vriendjes in mijn nek. Terwijl ik ’s ochtends om zes uur % ik ben geen ochtendmens % op weg ben naar het station. Met een rugzakje om op weg naar mijn afstudeerbedrijf. Ik ben ze zat, al die leuke gezellige groepsmensen.
Oók al die Jansbruggers die allemaal zo ontzettend divers zijn, maar dan binnen Jansbrug wel fijn in een ‘gilde’ gaan zitten met hetzelfde soort mensen. Of erger nog: de mensen die geen groepsmensen willen zijn. Degenen die bewust geen lid worden. Van een studentenvereniging, welteverstaan. ,,Ik heb geen studentenvereniging nodig om vrienden te vinden. Dat doe ik zelf wel!” En die je dan óf twee maanden later tegenkomt in een jas van hun studentensportvereniging óf acht jaar lang in een studieverenigingspolo ziet lopen.
Of ze worden echt nergens lid. Maar die mensen verkondigen dat dan weer zo ontzettend hard, dat niemand meer bij ze wil staan tussen colleges door. Behalve mensen die ook ontzettend hard verkondigen dat ze niet in een groepje willen. En zo vormen ze al snel een groepje: het groepje dat nergens bij wil horen.
Waarom moet iedereen in Delft in een groepje? Zijn we bang om op eigen benen te staan? Misschien zijn de mensen die op de middelbare school wél een persoonlijkheid hadden ergens anders gaan studeren (denk maar even terug aan je middelbare schoolklas). Dan houd je per jaar zo’n 1500 eerstejaars over die in de Owee een identiteit komen uitzoeken.
Het begint al in de aula. Liedjes zingen met elkaar en tegen anderen. Ik zou zo’n eerstejaars graag in z’n eentje op het podium zien. Eens kijken hoe hard er dan nog gezongen wordt.
Daarom loopt iedereen in Delft in een groepje. Omdat ze houvast nodig hebben. Het is zo erg in Delft, dat zelfs cabaret in groepsvorm wordt gemaakt. Door mensen zonder eigen mening. Die zich moeten verschuilen achter de groep. Groepsgedrag: zielig is het.
Comments are closed.