Volgens Jan Klein gaat er in de zorg meer mis dan we beseffen. De hoogleraar patient safety engineering gaat in september met pensioen en legt uit hoe het veiliger kan.
Op een zaterdagmiddag in het voorjaar van 1993 komt anesthesioloog prof.dr. Jan Klein gehaast aan in de operatiekamer. Een zwangere vrouw die was begonnen met een thuisbevalling, moet vanwege een ernstige zwangerschapsvergiftiging een spoedkeizersnede ondergaan. De baby komt levend ter wereld, maar zijn moeder blijkt na de operatie hersendood. Ze heeft door epileptische aanvallen een enorm zuurstoftekort gehad. Klein was daar binnen de normtijd, maar toch was het te laat. Al is het 27 jaar geleden, het is een gebeurtenis die hem zijn leven lang bij zal blijven.
Sindsdien is Klein van mening dat alle professionals die nodig zijn voor een spoedkeizersnede 24 uur per dag ín het ziekenhuis aanwezig moeten zijn. Zijn boodschap aan zwangere vrouwen is net zo stellig: ‘Ga niet thuis bevallen!” Hij weet dat hij daarmee verloskundigen voor het hoofd stoot, maar daar heeft hij geen boodschap aan. “De veiligheid van het kind en de moeder gaan voor alles.”
‘Heb oog voor wat er misgaat’
Nu de berichten met sterftecijfers door corona dagelijkse kost zijn, zou je bijna vergeten dat volgens de studies van onderzoeksinstituten Nivel en Emgo jaarlijks zo’n duizend mensen overlijden als gevolg van vermijdbare fouten in de ziekenhuiszorg. Klein onderzoekt al jaren medische misstanden. In 2009 werd hij hoogleraar patiëntveiligheid aan de Erasmus Universiteit en sinds 2014 legt hij in zijn werk op de faculteit werktuigbouwkunde van de TU Delft de nadruk op medische technologie. Tot 2018 was hij ook praktiserend anesthesioloog.
Geen corona-expert
Omdat Klein geen blad voor de mond neemt weten journalisten hem goed te vinden voor duiding van medische misstanden. Bij Zembla, EenVandaag en Nieuwsuur is hij een bekend gezicht. Als het over corona gaat houdt hij zich echter op de achtergrond en dat is een bewuste keuze: “Ik zie mezelf niet als expert als het gaat om corona. Bovendien: er zijn al zoveel roeptoeters.”
De uitbreiding van het aantal IC-plekken, de inzet van afgedankte of nieuwe beademingsmachines en het dreigende tekort aan het anesthesiemiddel Propofol. Dat zijn onderwerpen waar hij wel iets over kwijt wil. “Zulke complexe problemen moet je vanuit diverse perspectieven aanpakken. Vaak ontbreekt het echter aan gelijkwaardige samenwerking tussen medici en andere disciplines, waaronder technici.”
Het Rode Kruis laat steken vallen in de zorg na een hitteberoerte van een hardloopster, een angstcultuur op de KNO-afdeling van het UMC Utrecht, het is zomaar een greep uit de tv-reportages waarin Klein zijn duiding gaf. Zijn media-optredens leidden regelmatig tot cynische reacties en kritiek van collega-artsen en zorgbestuurders. De strekking van het commentaar: Wat zeur je nou? We hebben de beste gezondheidszorg ter wereld? We doen toch ons best?
Klein had lange tijd moeite met zulke reacties, maar heeft ook begrip: “De gezondheidszorg in Nederland ís ook goed. Maar de zorg kan veiliger en dat is helemaal niet zo moeilijk, als je oog hebt voor wat nog misgaat.”
Drang naar perfecte zorg
Toch is het leren van wat goed gaat een nieuwe denktrend in de ziekenhuiszorg. Klein vindt dat onverstandig. “Je kunt niet zeker weten of iets goed gaat, dus hoe kun je dat dan uitbouwen? Sommige oorzaken van onveiligheid kun je letterlijk niet zien, zoals bacteriën. Of: het coronavirus.” Klein vervolgt: “Propofol wordt veel gebruikt voor het lang in slaap houden van coronapatiënten op IC’s, maar dit middel is erg vatbaar voor besmetting met bacteriën. Bij iemand die ernstig ziek is, valt een bloedvergiftiging vaak niet op, maar dit kan wel fataal zijn.”
‘Protocollen zijn soms niet werkbaar’
De drang naar perfect veilige zorg is doorgeschoten, vindt Klein. “We lijden onder een enorme administratieplicht. De essentie is op de achtergrond geraakt. Protocollen zijn soms gewoonweg niet werkbaar.” Als door de coronacrisis het besef groeit dat professionals nu eenmaal soms de binnenbocht moeten nemen, dan vindt hij dat winst.
Protocollen vertalen naar werkbare situaties is niet makkelijk, weet Klein. “Artsen moeten op een gelijkwaardige manier het gesprek aangaan. Met verpleegkundigen, technici, de ziekenhuishygiënist, managers. Dat is een uitdaging, want artsen vinden dat niet prettig.”
Klein verwacht dat sommige technologische innovaties door de coronacrisis sneller een vlucht zullen nemen. “Technologie kan ons helpen bij het verbeteren van de patiëntveiligheid, maar ook bij het ontlasten van artsen en verpleegkundigen. Denk aan slimme systemen waarmee we bijvoorbeeld IC-patiënten in meerdere ziekenhuizen tegelijkertijd monitoren. Ik zie daarin een belangrijke rol weggelegd voor technisch geneeskundigen. Zij kunnen de ontwikkelaar zijn van die systemen, maar ook de beoordelaars van patiëntdata. Vergelijkbaar met een luchtverkeersleider, werkend in een soort controlroom.”
Openheid is cruciaal voor patiëntveiligheid
Zover is het nog niet. Klein ziet tot zijn spijt nog steeds veel bureaucratie en een toename van angst. Angstculturen werken in alle opzichten belemmerend, weet Klein. “Openheid is cruciaal voor de patiëntveiligheid. Wat meespeelt, is dat artsen nog altijd worden opgeleid in de illusie dat je geen fouten maakt als je goed je best doet. ‘Dat gaat enorm tegenvallen. Want iedere arts gaat fouten maken.”
Klein maakte zelf zijn grootste fout begin jaren negentig. Hij gaf voor het eerst een zenuwbehandeling aan een oudere vrouw met aangezichtspijn. Zij slikte ook bloedverdunners. “Volgens de bloeduitslag was het bloed dik genoeg, dus ik prikte. Toch kreeg ze een hersenbloeding en overleed enkele dagen later.” Hij valt even stil en schudt zijn hoofd. “Toen was het principe nog: ‘see one, do one, teach one’. Compleet onverantwoord. Nu gaat het anders, maar zo’n fout draag je altijd mee.”
Technologie als oorzaak van sterfte
Klein is hoogleraar patiënt safety engineering, maar hij is ook kritisch over zorgtechnologie: “Technologie heeft de zorg verder gebracht, maar ook onveiliger gemaakt. Het wordt helaas onderschat hoe vaak technologie de oorzaak is van vermijdbare schade en sterfte in ziekenhuizen. Uit onderzoek blijkt dat het chirurgisch mes heel verschillend wordt gebruikt. 27 procent van de chirurgen in opleiding heeft tijdens een operatie meegemaakt dat een complicatie optrad door verkeerd gebruik. Denk aan orgaanschade, darmletsel.”
Klein is enorm verbaasd dat chirurgen desondanks zeggen dat ze geen opleiding nodig hebben, omdat ze wel weten hoe ze met dit mes moeten werken: “Dan denk ik: hè, pardon? Ik hekel die cultuur waar medisch specialisten denken dat zij alle wijsheid in pacht hebben. Je kunt niet soleren.”
‘Niemand is ondergeschikt aan medici’
Samenwerking tussen medici en technici is cruciaal, zo bleek ook in het Erasmus MC in 2012. “Daar werden 22 patiënten ziek door bacteriënoverdracht via een endoscoop. Deze bleek deels niet goed schoon te maken. Het apparaat en de procedures moesten worden aangepast om te zorgen dat het ding wél veilig gebruikt kon worden.” Multidisciplinaire samenwerking is helaas nog niet vanzelfsprekend, constateert Klein. Als die samenwerking toch tot stand komt, moet dat wel zijn op basis van gelijkwaardigheid: “Niemand is ondergeschikt aan medici.”
In 2018 stopte Klein als anesthesioloog. “Dit vak was mijn ziel en zaligheid en ik mis het enorm. Een anesthesioloog werkt in feite net als een piloot. Het is topsport en ik betwijfelde of ik in een crisissituatie nog steeds optimaal zou reageren.” In september 2020 eindigt zijn leerstoel en stopt hij als hoogleraar.
Zijn advies lijkt eenvoudig: “De beste ziekenhuizen zijn de ziekenhuizen waar verschillende disciplines als gelijken met elkaar samenwerken. De wereld is zo complex geworden, dus luister nou eens naar elkaar. Dan worden we daar met zijn allen zo veel beter van!”
Meer lezen?
Petra de Nooijer / Freelance redacteur
Comments are closed.