Campus

De weg kwijt

Wat was de belangrijkste innovatie sinds de uitvinding van het wiel? Volgens Amir D. Aczel was dat het kompas.In zijn zojuist in het Nederlands vertaalde boek ‘Het raadsel van het kompas’ probeert de Amerikaanse auteur dat aan te tonen.

De hoogleraar in de statistiek en in de geschiedenis van de wiskunde in Massachusetts Aczel werd eerder bekend met een niet onomstreden boek over de kans op buitenaards leven (honderd procent, volgens hem) en ‘De laatste stelling van Fermat’ over de eenzame strijd van de Britse wiskundige Andrew Wiles tegen het raadsel dat de Franse wiskundige Pierre de Fermat driehonderdvijftig jaar geleden bedacht. Dat laatste boek werd het op een na beste over dit wiskundige huzarenstuk, want het vrijwel tegelijkertijd verschenen werk van Simon Singh was veel beter.

Het zou wel eens kunnen zijn dat ook ‘Het raadsel van het kompas’ niet het allerbeste boek is over het onderwerp. Aczel maakt er nogal veel werk van om aan te tonen dat Flavio Gioia uit het Italiaanse Amalfi niet de uitvinder van het kompas kan zijn, ook al denken ze in die plaats het tegendeel en staat er een groot standbeeld van hem. In de grote Oosthoek Encyclopedie uit 1936 die ik ooit van mijn grootvader erfde, wordt de Flavio-mythe echter ook al met zoveel woorden ontkracht. Zo opzienbarend is de bewering van Aczel dus niet.

In dezelfde oude encyclopedie staat dat de herkomst van het kompas onduidelijk is en zo denkt Aczel er ook over. Met grote zekerheid staat vast dat de Chinezen al veel eerder dan de Europeanen – aan het begin van onze jaartelling – het kompas kenden. Echter, ze gebruikten het niet voor navigatie maar voor waarzeggerij. Voor het vertellen van dit deel steunt Aczel zwaar op het monumentale, een meter boekenplank beslaande werk van Joseph Needham, ‘Science and civilisation’ in China.

Het idee om het kompas te gebruiken voor navigatie zou overigens wel degelijk kunnen stammen uit het Italiaanse Amalfi van het einde van de twaalfde eeuw, toen deze plaats korte tijd een machtig zeevaardersstaatje was. De Venetianen kwamen spoedig ook achter de voordelen van het instrument en omdat zij grotere schepen konden bouwen namen ze de macht van Amalfi over. Zo loopt de invoering van het kompas gelijk op met de invloed van de betreffende landen. Na de Venetianen gingen de Spanjaarden en de Portugezen met het kompas aan de haal en uiteindelijk, een eeuw later, de Hollanders, die weliswaar op de flaptekst van de nogal slecht geïllustreerde Nederlandse vertaling worden genoemd maar in het eigenlijke boek niet meer dan één zin krijgen.

Voor Aczel, die tot zijn onderwerp kwam omdat zijn vader kapitein was en hij opgroeide op een schip, is het kompas een voorbeeld van een grote en belangrijke uitvinding die lange tijd in een rusttoestand verkeert alvorens te worden ontdekt. In het nawoord trekt hij een vergelijking met hedendaagse uitvindingen zoals de fax en de kleurentelevisie (uitgevonden immers al in 1929; de encyclopedie van mijn opa gaat al tamelijk uitgebreid in op deze ‘inrichting voor het langs electrischen weg overbrengen van bewegende beelden’) maar dat maakt een beetje plichtmatige indruk. Net als, eigenlijk, het hele boek.

Amir D. Aczel: Het raadsel van het kompas. Prometheus, Amsterdam 2002. 150 p., euro 14,50.

Wat was de belangrijkste innovatie sinds de uitvinding van het wiel? Volgens Amir D. Aczel was dat het kompas.

In zijn zojuist in het Nederlands vertaalde boek ‘Het raadsel van het kompas’ probeert de Amerikaanse auteur dat aan te tonen. De hoogleraar in de statistiek en in de geschiedenis van de wiskunde in Massachusetts Aczel werd eerder bekend met een niet onomstreden boek over de kans op buitenaards leven (honderd procent, volgens hem) en ‘De laatste stelling van Fermat’ over de eenzame strijd van de Britse wiskundige Andrew Wiles tegen het raadsel dat de Franse wiskundige Pierre de Fermat driehonderdvijftig jaar geleden bedacht. Dat laatste boek werd het op een na beste over dit wiskundige huzarenstuk, want het vrijwel tegelijkertijd verschenen werk van Simon Singh was veel beter.

Het zou wel eens kunnen zijn dat ook ‘Het raadsel van het kompas’ niet het allerbeste boek is over het onderwerp. Aczel maakt er nogal veel werk van om aan te tonen dat Flavio Gioia uit het Italiaanse Amalfi niet de uitvinder van het kompas kan zijn, ook al denken ze in die plaats het tegendeel en staat er een groot standbeeld van hem. In de grote Oosthoek Encyclopedie uit 1936 die ik ooit van mijn grootvader erfde, wordt de Flavio-mythe echter ook al met zoveel woorden ontkracht. Zo opzienbarend is de bewering van Aczel dus niet.

In dezelfde oude encyclopedie staat dat de herkomst van het kompas onduidelijk is en zo denkt Aczel er ook over. Met grote zekerheid staat vast dat de Chinezen al veel eerder dan de Europeanen – aan het begin van onze jaartelling – het kompas kenden. Echter, ze gebruikten het niet voor navigatie maar voor waarzeggerij. Voor het vertellen van dit deel steunt Aczel zwaar op het monumentale, een meter boekenplank beslaande werk van Joseph Needham, ‘Science and civilisation’ in China.

Het idee om het kompas te gebruiken voor navigatie zou overigens wel degelijk kunnen stammen uit het Italiaanse Amalfi van het einde van de twaalfde eeuw, toen deze plaats korte tijd een machtig zeevaardersstaatje was. De Venetianen kwamen spoedig ook achter de voordelen van het instrument en omdat zij grotere schepen konden bouwen namen ze de macht van Amalfi over. Zo loopt de invoering van het kompas gelijk op met de invloed van de betreffende landen. Na de Venetianen gingen de Spanjaarden en de Portugezen met het kompas aan de haal en uiteindelijk, een eeuw later, de Hollanders, die weliswaar op de flaptekst van de nogal slecht geïllustreerde Nederlandse vertaling worden genoemd maar in het eigenlijke boek niet meer dan één zin krijgen.

Voor Aczel, die tot zijn onderwerp kwam omdat zijn vader kapitein was en hij opgroeide op een schip, is het kompas een voorbeeld van een grote en belangrijke uitvinding die lange tijd in een rusttoestand verkeert alvorens te worden ontdekt. In het nawoord trekt hij een vergelijking met hedendaagse uitvindingen zoals de fax en de kleurentelevisie (uitgevonden immers al in 1929; de encyclopedie van mijn opa gaat al tamelijk uitgebreid in op deze ‘inrichting voor het langs electrischen weg overbrengen van bewegende beelden’) maar dat maakt een beetje plichtmatige indruk. Net als, eigenlijk, het hele boek.

Amir D. Aczel: Het raadsel van het kompas. Prometheus, Amsterdam 2002. 150 p., euro 14,50.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.