Nog altijd kan ik niet voorbij de afslag Delft-Zuid rijden zonder te denken: daar was het. Daar ging ik van de snelweg af, rechtsaf de TU-wijk in, meteen links een weggetje op waarmee je zowel bij Bouwkunde als bij Civiele Techniek kwam, en eenmaal uit de auto een zware deur door waarvan ik elke dag dacht: de ingenieur die die rotdeur ontwierp, moeten ze nog eens uit de professie zetten.
Stond de wind erop, en wanneer stond die er niet op, dan kreeg je hem haast niet open. Dat had wel iets symbolisch.
Dat ik ‘daar was het’ denk, komt doordat mijn mentale Delftse geschiedschrijving (op de kalender beslaat hij zeven jaar: van ’81 tot ’88) zo ongeveer begint bij de verhuizing van de redactie naar Civiele Techniek. Dat zal in 1983 geweest zijn. Het was het moment dat, vond ik, het allemaal wat beter begon te gaan – of in elk geval herinner ik het me zo. De strijd was achter de rug om van het intens duffe ThD-nieuws, een veel te mooiig, duur, traag en gestagneerd blad, een wat sneller orgaan te maken. Elke week, op krantepapier, en met het accent op nieuws in plaats van op artikelen met een hoog ‘Knap dat ik u dat kan uitleggen he?’-gehalte, ook wel genoemd wetenschapsjournalistiek. Die overstap hield ook een naamsverandering in. Het blad ging Delta heten.
‘Wat beter’ betekent niet: goed. Er waren nog een paar personeelswisselingen en heel wat heibel nodig voordat de Delta-ploeg paste bij het plan. Of voordat het plan paste bij de TU Delft. Vaak leek het of in Delft niemand werkelijk zin had in een krant-achtig blad, en of niemand zich spiegelde aan wat je in andere universiteitssteden zoal had: Folia, Mare, het U-blad, UK desnoods. Op de TU Delft vonden ze zichzelf in de eerste plaats TU, en dus spiegelden ze zich aan Eindhoven en Twente. Daar is vast van alles uitgevonden, maar niet het journalistieke buskruit. Tot er op zeker moment, bij weer eens zo’n interne heibel met de redactieraad, steun kwam uit onverwachte hoek: het college van bestuur. De oude Zeevalking bleek wel te voelen voor een blad waarvan je nog es een kritisch geluid kon verwachten. Dat had hij in de grotemensenwereld per slot ook zo meegemaakt.
Sinds ik uit Delft vertrok heb ik eigenlijk weinig van de TU vernomen. Hoe het met Delta ging hield ik ook niet zo bij. Eerst niet omdat Frank Steenkamp er nog was, en ik er dus van overtuigd was dat het eindproduct ondanks ongetwijfeld intensieve discussie aan de maat zou zijn. Later niet omdat het Hoger Onderwijs Persbureau de kinderkleren ontgroeide, en zo ongeveer alle universiteitsbladen in een moeite van hebbelijke berichtgeving werden voorzien. En het typisch Delftse nieuws was de afgelopen jaren blijkbaar te weinig spectaculair om m’n aandacht langdurig te vangen.
De tijden zijn bezig weer terug te veranderen, krijg ik de indruk. Laatst was Delta even in het nieuws omdat de blijkbaar beste kandidaat voor het hoofdredacteurschap een verleden bij De Waarheid heeft, en het bestuur daar geen zin in heeft – alwas het niet zo goed, dat bezwaar hardop uit te spreken. These are the nineties, dacht ik toen. Het is het huidige Delftse bestuur kennelijk ontgaan hoezeer de dagbladjournalistiek wordt bevolkt door mensen met een Waarheid-verleden: kijk ik op de Trouw-redactie om me heen, dan hoef ik m’n stoel niet eens te draaien om er al twee te zien zitten. Maar niet alleen die zwijgzame vorm van Bolkesteinisme in het college trof me, ook de gelatenheid waarmee het z’n gang kan gaan. Er zijn tijden geweest dat ter redactie van Delta om minder een grotere heibel werd getrapt.
Esther Hageman
De auteur is chef onderwijs bij dagblad Trouw. Van 1981 tot en met 1987 was zij redacteur van Delta.
Dat ik ‘daar was het’ denk, komt doordat mijn mentale Delftse geschiedschrijving (op de kalender beslaat hij zeven jaar: van ’81 tot ’88) zo ongeveer begint bij de verhuizing van de redactie naar Civiele Techniek. Dat zal in 1983 geweest zijn. Het was het moment dat, vond ik, het allemaal wat beter begon te gaan – of in elk geval herinner ik het me zo. De strijd was achter de rug om van het intens duffe ThD-nieuws, een veel te mooiig, duur, traag en gestagneerd blad, een wat sneller orgaan te maken. Elke week, op krantepapier, en met het accent op nieuws in plaats van op artikelen met een hoog ‘Knap dat ik u dat kan uitleggen he?’-gehalte, ook wel genoemd wetenschapsjournalistiek. Die overstap hield ook een naamsverandering in. Het blad ging Delta heten.
‘Wat beter’ betekent niet: goed. Er waren nog een paar personeelswisselingen en heel wat heibel nodig voordat de Delta-ploeg paste bij het plan. Of voordat het plan paste bij de TU Delft. Vaak leek het of in Delft niemand werkelijk zin had in een krant-achtig blad, en of niemand zich spiegelde aan wat je in andere universiteitssteden zoal had: Folia, Mare, het U-blad, UK desnoods. Op de TU Delft vonden ze zichzelf in de eerste plaats TU, en dus spiegelden ze zich aan Eindhoven en Twente. Daar is vast van alles uitgevonden, maar niet het journalistieke buskruit. Tot er op zeker moment, bij weer eens zo’n interne heibel met de redactieraad, steun kwam uit onverwachte hoek: het college van bestuur. De oude Zeevalking bleek wel te voelen voor een blad waarvan je nog es een kritisch geluid kon verwachten. Dat had hij in de grotemensenwereld per slot ook zo meegemaakt.
Sinds ik uit Delft vertrok heb ik eigenlijk weinig van de TU vernomen. Hoe het met Delta ging hield ik ook niet zo bij. Eerst niet omdat Frank Steenkamp er nog was, en ik er dus van overtuigd was dat het eindproduct ondanks ongetwijfeld intensieve discussie aan de maat zou zijn. Later niet omdat het Hoger Onderwijs Persbureau de kinderkleren ontgroeide, en zo ongeveer alle universiteitsbladen in een moeite van hebbelijke berichtgeving werden voorzien. En het typisch Delftse nieuws was de afgelopen jaren blijkbaar te weinig spectaculair om m’n aandacht langdurig te vangen.
De tijden zijn bezig weer terug te veranderen, krijg ik de indruk. Laatst was Delta even in het nieuws omdat de blijkbaar beste kandidaat voor het hoofdredacteurschap een verleden bij De Waarheid heeft, en het bestuur daar geen zin in heeft – alwas het niet zo goed, dat bezwaar hardop uit te spreken. These are the nineties, dacht ik toen. Het is het huidige Delftse bestuur kennelijk ontgaan hoezeer de dagbladjournalistiek wordt bevolkt door mensen met een Waarheid-verleden: kijk ik op de Trouw-redactie om me heen, dan hoef ik m’n stoel niet eens te draaien om er al twee te zien zitten. Maar niet alleen die zwijgzame vorm van Bolkesteinisme in het college trof me, ook de gelatenheid waarmee het z’n gang kan gaan. Er zijn tijden geweest dat ter redactie van Delta om minder een grotere heibel werd getrapt.
Esther Hageman
De auteur is chef onderwijs bij dagblad Trouw. Van 1981 tot en met 1987 was zij redacteur van Delta.
Comments are closed.