Studentenleven

‘De vraag is niet of je een goede buur wíl zijn, dat is een opdracht’

De Wippolder trok eerder dit jaar landelijke aandacht na krantenartikelen over studentoverlast. Vice-rector magnificus Rob Mudde noemt dit soort excessen asociaal.

In de sterk verkamerde wijk Wippolder hebben bewoners last van studenten. Wie week in, week uit overlast ervaart kan dit melden bij de TU Delft. (Foto: Marjolein van der Veldt)

Naam Rob Mudde

Functie vice rector magnificus


NaamAlex Lokhorst

Functie liaison community relations

Terreurzaaiende studenten onder invloed’, ‘kots op straat’ en ‘drugsfeesten’: de koppen van artikelen in De Telegraaf en AD Delft logen er niet om. Naar aanleiding van de berichtgeving trokken Delta-redacteuren de woonwijk Wippolder in om te praten met buurtbewoners en met studenten. Op schriftelijke vragen die Delta stelde aan de TU, antwoordden vice rector magnificus Rob Mudde en liaison community relations Alex Lokhorst dat ze die wilden beantwoorden in een interview.

 

Jullie wilden dit onderwerp graag bespreken in een interview, waarom?

Mudde: “Omdat het veel ingewikkelder in elkaar zit dan iemand op basis van bijvoorbeeld een kort nieuwsbericht in de krant kan concluderen. Dit is een uitermate belangrijk onderwerp voor universiteit en stad en dat bespreek ik veel liever in een gesprek.”

 

Wat doen jullie tegen studentenoverlast?

Lokhorst: “We investeren tijd in een goede verstandhouding tussen alle partijen, studenten en niet-studenten. Door te praten met alle studentenkoepels, ondernemers, bewonersverenigingen, winkeliers en de horeca. Maar ook met andere betrokken organen als Duwo, de gemeente en de politie. We zijn formeel niet verantwoordelijk maar vóelen ons wel verantwoordelijk.” Mudde: “Dat verschil tussen verantwoordelijk zijn en je verantwoordelijk voelen komt ook terug in onze gesprekken met studentenverenigingen. Misschien ben je als vereniging niet direct verantwoordelijk voor overlast in studentenhuizen, maar je bent wel een zichtbaar onderdeel van de studentengemeenschap: er wordt hoe dan ook naar jou gekeken.”

Met gesprekken met studentenverenigingen bereik je lang niet alle studenten.

Mudde: “Klopt. Slechts dertig tot veertig procent van de studenten lid is van een vereniging. Sommige huizen die overlast geven, worden onterecht aangemerkt als verenigingshuis. Wij stellen verenigingsbesturen voor om dan toch langs te gaan, te praten met de bewoners. Ook al zijn het niet hun eigen leden. Ik denk dat je al meer dan de helft van de problemen ondervangt als je dat in een vroeg stadium doet. Als community hebben we dat niet goed op orde met elkaar. Dat geef ik onmiddellijk toe.”Lokhorst: “Daarom beginnen we al tijdens de OWee met een stukje ‘opvoeding’ van de eerstejaars studenten. We spreken mentoren aan op hun verantwoordelijkheid en hebben voorwaarden opgesteld waarin duidelijk staat wat we van ze verwachten. Denk aan het respecteren van het leefritme van andere inwoners. Sinds we met zo’n contract werken zien we een ander type gedrag ontstaan, dat ook weer invloed heeft op de eerstejaars studenten die ze begeleiden. Het is een goede start. Je creëert bewustwording en wakkert een verantwoordelijkheidsgevoel aan bij studenten voor die paar jaar dat ze als passant in Delft wonen.”

Hoe breng je die twee werelden van de studenten en Delftenaren samen? Het referentiekader van studenten is heel anders.

Mudde: “Ik probeer ze een rekensommetje voor te houden: we zijn met bijna 20 duizend studenten in deze stad en iedereen blijft ongeveer zes jaar hangen. Jaarlijks komen er drieduizend nieuwe studenten bij. Als die allemaal één keer in een groepje van tien gedoe hebben, betekent dat dat er élke avond gedoe is. Na je afstuderen denk je misschien: ‘oei, dat was niet zo handig maar het was maar één keer in zes jaar’. En vervolgens glimlach je er misschien om. Maar voor Delftenaren ligt dat heel anders. Zij hebben week in, week uit te maken met studenten.

‘Ik vind het asociaal’

 

Het verschil in leefwereld werd ons goed duidelijk toen we de wijk Wippolder ingingen. We hoorden positieve verhalen over studenten, maar ook verhalen over kots op de stoep, glas op straat, meerdere malen per week niet kunnen slapen van de overlast en niet meer met studenten in gesprek willen gaan omdat het al te hoog is opgelopen. Wat denken jullie als je dit hoort?

Mudde: “Wil je mijn ongezouten mening? Ik vind het asociaal. We zijn allemaal jong geweest en weten dat je dan iets losser in het leven staat. Je denkt sneller: doe niet zo moeilijk, wat geeft het nou. Maar je moet bewoners wel te woord staan als ze last van je hebben. En als je de dag na een feestje wordt aangesproken door de buren, bied je direct je excuses aan. Een beetje handige student brengt vervolgens een bos bloemen bij die mensen. Als universiteit vinden we dat dit niet kan, dat steek ik niet onder stoelen of banken. Ik ga studenten niet te vuur en zwaard verdedigen, echt niet. Dat verdienen ze soms ook niet.”

 

Hebben jullie een boodschap voor deze studenten?

Mudde: “Realiseer je dat jouw buren altijd 19-jarigen naast zich hebben wonen. Jij studeert af en verhuist, zij krijgen opnieuw een 19-jarige naast zich. De overlast die jij nu veroorzaakt blijft zich herhalen. En daar zit het hem in. Als het één keer is, geeft helemaal niemand er wat om, maar nu is het een repeterend patroon. Ik vind dat je daar als student – en zeker als TU-student – je rekenschap voor moet geven. Je bent niet alleen op de wereld. De vraag is niet of je een goede buur wíl zijn, dat is een opdracht.”

‘Loopt het echt uit de hand, dan trek ik mijn nette pak aan en ga ik zelf langs’

 

Hoe kunnen bewoners jullie bereiken als er sprake is van aanhoudende overlast?

Lokhorst: “Voor veel mensen is de TU geen instituut waar je zomaar aan de bel trekt, daarom hebben we de website Goede Buren in het leven geroepen. Op het platform staat ook een e-mailadres, we hopen dat we zo de drempel verlagen.”

Mudde: ”Het platform is overigens geen meldpunt voor overlast. Als in een huis de muziek te hard staat, dan moet je daarvoor echt contact opnemen met de politie. Dat soort handhaving kunnen en willen wij niet overnemen. Maar we zijn er wel voor mensen die aanhoudende klachten hebben. Eén keer per jaar in een studentenstad herrie aan je hoofd is vervelend, maar te overzien. Week in, week uit overlast is onacceptabel. Meld dat, dan gaan wij met onze studenten in gesprek. Loopt het echt uit de hand, dan trek ik mijn nette pak aan en ga ik zelf langs.”  Hoe ervaart u het eigenlijk zelf? U woont in de binnenstad en bent omringd door studenten. Mudde: “Ik woon achter een meisjeshuis en daar kan het heel gezellig zijn op het platte dak. Maar de communicatie is goed. Onlangs kreeg ik een briefje met een paar telefoonnummers. Ze gaven een feestje en als er veel herrie was mocht ik ze bellen. Dan kun je het al veel beter hebben als ze een keer luidruchtiger zijn. Uiteindelijk zoek je naar een manier van met elkaar omgaan waarbij je niet moet wachten tot het zo hoog is opgelopen dat iemand zich niet meer goed kan uiten. Wacht dus niet tot de stoom uit je oren komt.”

 

Door: Annebelle de Bruijn en Marjolein van der Veldt 

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.