In veel buitenlanden is ‘professor’ een beroepsaanduiding en geen statussymbool. Het wordt tijd dat Nederland die trend volgt, vindt Umberto Barbieri.
Docenten aan universiteiten die bevoegd zijn examen af te nemen, die inhoudelijk en organisatorisch bij het onderwijs betrokken zijn en tevens les geven, vervullen het beroep van (hoog)leraar. Diegene die de professie van het openbare lesgeven uitoefent, wordt professor genoemd: een woord dat uit het Latijn (‘profiteri’ dan wel ‘professus’) stamt.
‘Professor’ houdt dus op zich niet de toekenning van een titel maar alleen de aanduiding van een beroep in: de universitaire professie, namelijk lesgeven en onderzoeken verrichten op universitair niveau. Deze professie wordt bij universiteiten in Italië ook door onderzoekers uitgeoefend. Dat wordt nu officieel erkend.
Zo schreef La Stampa onlangs: ,,De rol van universitaire onderzoekers zal binnenkort worden omgezet in een derde band van de professorenschaal. Dit is de kern van een wetsvoorstel dat de Commissie Onderwijs van Palazzo Madama (de Italiaanse Senaat) heeft aangenomen. Wanneer deze wet eveneens door de Kamer wordt goedgekeurd, zullen ook de onderzoekers de titel van professor kunnen gebruiken. De vorming van een derde band bij de huidige hooglerarenschaal is een van de eisen die de 18.000 onderzoekers hebben gesteld. Dit is een eerste belangrijke stap, aldus Luciano Guarzone staatssecretaris Onderwijs, in de richting van de voltooiing van de juridische hervorming van de status van de universitaire docentenschap. Op deze wijze zijn wij bezig het totale ontwerp voor een modernisering van het universitaire systeem af te ronden.”
Titulatuur
De erkenning van de ‘prof’ als beroep is geleidelijk gemeengoed geworden, zowel in de Verenigde Staten als in verschillende Europese landen. Het is opvallend dat juist in het doorgaans egalitaire Nederland krampachtig wordt vastgehouden aan de statusverhogende waarde van deze titulatuur.
De gevolgen van deze houding zijn door W.F. Hermans magistraal beschreven in zijn roman ‘Onder Professoren’. Tegenwoordig is dit fenomeen aanleiding voor monstrueuze constructies als de ‘nul-aanstellingen’ of ‘Van Leeuwenhoek’-leerstoelen. De toekenning van titulatuur is hierbij duidelijk een methode om status te verstrekken en niet om academische meerwaarde uit te drukken.
Tijdelijke, kleine aanstellingen die geen academische inspanning vergen, liggen goed in de markt, juist omdat op die vrije markt de waarde van de vorm (titel) veel hoger ligt dan die van de inhoud (professie). Een mogelijkheid voor noodlijdende universiteiten die, vergelijkbaar met de Engelse way of live waarbij titels van de in verval geraakte adel goed verhandelbaar blijken te zijn, is de titel ‘professor’ in de verkoop doen om gaten in de begroting te dichten.
Enkele verlichte academici spannen zich momenteel in om devicieuze cirkel van de scheiding tussen titel en professie te doorbreken. Dat wil zeggen: wie de professie van universitair docent bekleedt, moet zich ook ‘professor’ mogen noemen.
Een dergelijke stap kan afrekenen met de statusstrijd die zich nu om de titel ‘professor’ afspeelt. Bovendien zal het een positieve bijdrage leveren aan de ‘internationalisering’ van de TU. Ook kan het een stimulerend effect hebben op de aanscherping van de vakinhoud en de professionalisering van de professoren bevorderen. Immers, zo kunnen zij zonder aanzien van titulatuur aangesproken worden op hun vakmatige verdiensten als onderzoekers en onderwijzers.
Op grond van onderwijs- en onderzoektaken en van disciplinaire verantwoordelijkheden kan dan ook een vernieuwde geleding in het personeelbestand worden gerealiseerd. Dit is een grote organisatorische uitdaging die mijns inziens de internationale rangorde van universitaire instellingen in de 21ste eeuw mede zal bepalen.
Ir. S.U. Barbieri
De auteur is docent bij Bouwkunde
,
Docenten aan universiteiten die bevoegd zijn examen af te nemen, die inhoudelijk en organisatorisch bij het onderwijs betrokken zijn en tevens les geven, vervullen het beroep van (hoog)leraar. Diegene die de professie van het openbare lesgeven uitoefent, wordt professor genoemd: een woord dat uit het Latijn (‘profiteri’ dan wel ‘professus’) stamt.
‘Professor’ houdt dus op zich niet de toekenning van een titel maar alleen de aanduiding van een beroep in: de universitaire professie, namelijk lesgeven en onderzoeken verrichten op universitair niveau. Deze professie wordt bij universiteiten in Italië ook door onderzoekers uitgeoefend. Dat wordt nu officieel erkend.
Zo schreef La Stampa onlangs: ,,De rol van universitaire onderzoekers zal binnenkort worden omgezet in een derde band van de professorenschaal. Dit is de kern van een wetsvoorstel dat de Commissie Onderwijs van Palazzo Madama (de Italiaanse Senaat) heeft aangenomen. Wanneer deze wet eveneens door de Kamer wordt goedgekeurd, zullen ook de onderzoekers de titel van professor kunnen gebruiken. De vorming van een derde band bij de huidige hooglerarenschaal is een van de eisen die de 18.000 onderzoekers hebben gesteld. Dit is een eerste belangrijke stap, aldus Luciano Guarzone staatssecretaris Onderwijs, in de richting van de voltooiing van de juridische hervorming van de status van de universitaire docentenschap. Op deze wijze zijn wij bezig het totale ontwerp voor een modernisering van het universitaire systeem af te ronden.”
Titulatuur
De erkenning van de ‘prof’ als beroep is geleidelijk gemeengoed geworden, zowel in de Verenigde Staten als in verschillende Europese landen. Het is opvallend dat juist in het doorgaans egalitaire Nederland krampachtig wordt vastgehouden aan de statusverhogende waarde van deze titulatuur.
De gevolgen van deze houding zijn door W.F. Hermans magistraal beschreven in zijn roman ‘Onder Professoren’. Tegenwoordig is dit fenomeen aanleiding voor monstrueuze constructies als de ‘nul-aanstellingen’ of ‘Van Leeuwenhoek’-leerstoelen. De toekenning van titulatuur is hierbij duidelijk een methode om status te verstrekken en niet om academische meerwaarde uit te drukken.
Tijdelijke, kleine aanstellingen die geen academische inspanning vergen, liggen goed in de markt, juist omdat op die vrije markt de waarde van de vorm (titel) veel hoger ligt dan die van de inhoud (professie). Een mogelijkheid voor noodlijdende universiteiten die, vergelijkbaar met de Engelse way of live waarbij titels van de in verval geraakte adel goed verhandelbaar blijken te zijn, is de titel ‘professor’ in de verkoop doen om gaten in de begroting te dichten.
Enkele verlichte academici spannen zich momenteel in om devicieuze cirkel van de scheiding tussen titel en professie te doorbreken. Dat wil zeggen: wie de professie van universitair docent bekleedt, moet zich ook ‘professor’ mogen noemen.
Een dergelijke stap kan afrekenen met de statusstrijd die zich nu om de titel ‘professor’ afspeelt. Bovendien zal het een positieve bijdrage leveren aan de ‘internationalisering’ van de TU. Ook kan het een stimulerend effect hebben op de aanscherping van de vakinhoud en de professionalisering van de professoren bevorderen. Immers, zo kunnen zij zonder aanzien van titulatuur aangesproken worden op hun vakmatige verdiensten als onderzoekers en onderwijzers.
Op grond van onderwijs- en onderzoektaken en van disciplinaire verantwoordelijkheden kan dan ook een vernieuwde geleding in het personeelbestand worden gerealiseerd. Dit is een grote organisatorische uitdaging die mijns inziens de internationale rangorde van universitaire instellingen in de 21ste eeuw mede zal bepalen.
Ir. S.U. Barbieri
De auteur is docent bij Bouwkunde
Docenten aan universiteiten die bevoegd zijn examen af te nemen, die inhoudelijk en organisatorisch bij het onderwijs betrokken zijn en tevens les geven, vervullen het beroep van (hoog)leraar. Diegene die de professie van het openbare lesgeven uitoefent, wordt professor genoemd: een woord dat uit het Latijn (‘profiteri’ dan wel ‘professus’) stamt.
‘Professor’ houdt dus op zich niet de toekenning van een titel maar alleen de aanduiding van een beroep in: de universitaire professie, namelijk lesgeven en onderzoeken verrichten op universitair niveau. Deze professie wordt bij universiteiten in Italië ook door onderzoekers uitgeoefend. Dat wordt nu officieel erkend.
Zo schreef La Stampa onlangs: ,,De rol van universitaire onderzoekers zal binnenkort worden omgezet in een derde band van de professorenschaal. Dit is de kern van een wetsvoorstel dat de Commissie Onderwijs van Palazzo Madama (de Italiaanse Senaat) heeft aangenomen. Wanneer deze wet eveneens door de Kamer wordt goedgekeurd, zullen ook de onderzoekers de titel van professor kunnen gebruiken. De vorming van een derde band bij de huidige hooglerarenschaal is een van de eisen die de 18.000 onderzoekers hebben gesteld. Dit is een eerste belangrijke stap, aldus Luciano Guarzone staatssecretaris Onderwijs, in de richting van de voltooiing van de juridische hervorming van de status van de universitaire docentenschap. Op deze wijze zijn wij bezig het totale ontwerp voor een modernisering van het universitaire systeem af te ronden.”
Titulatuur
De erkenning van de ‘prof’ als beroep is geleidelijk gemeengoed geworden, zowel in de Verenigde Staten als in verschillende Europese landen. Het is opvallend dat juist in het doorgaans egalitaire Nederland krampachtig wordt vastgehouden aan de statusverhogende waarde van deze titulatuur.
De gevolgen van deze houding zijn door W.F. Hermans magistraal beschreven in zijn roman ‘Onder Professoren’. Tegenwoordig is dit fenomeen aanleiding voor monstrueuze constructies als de ‘nul-aanstellingen’ of ‘Van Leeuwenhoek’-leerstoelen. De toekenning van titulatuur is hierbij duidelijk een methode om status te verstrekken en niet om academische meerwaarde uit te drukken.
Tijdelijke, kleine aanstellingen die geen academische inspanning vergen, liggen goed in de markt, juist omdat op die vrije markt de waarde van de vorm (titel) veel hoger ligt dan die van de inhoud (professie). Een mogelijkheid voor noodlijdende universiteiten die, vergelijkbaar met de Engelse way of live waarbij titels van de in verval geraakte adel goed verhandelbaar blijken te zijn, is de titel ‘professor’ in de verkoop doen om gaten in de begroting te dichten.
Enkele verlichte academici spannen zich momenteel in om devicieuze cirkel van de scheiding tussen titel en professie te doorbreken. Dat wil zeggen: wie de professie van universitair docent bekleedt, moet zich ook ‘professor’ mogen noemen.
Een dergelijke stap kan afrekenen met de statusstrijd die zich nu om de titel ‘professor’ afspeelt. Bovendien zal het een positieve bijdrage leveren aan de ‘internationalisering’ van de TU. Ook kan het een stimulerend effect hebben op de aanscherping van de vakinhoud en de professionalisering van de professoren bevorderen. Immers, zo kunnen zij zonder aanzien van titulatuur aangesproken worden op hun vakmatige verdiensten als onderzoekers en onderwijzers.
Op grond van onderwijs- en onderzoektaken en van disciplinaire verantwoordelijkheden kan dan ook een vernieuwde geleding in het personeelbestand worden gerealiseerd. Dit is een grote organisatorische uitdaging die mijns inziens de internationale rangorde van universitaire instellingen in de 21ste eeuw mede zal bepalen.
Ir. S.U. Barbieri
De auteur is docent bij Bouwkunde
Comments are closed.