Onderwijs

De statisticus

Willem Heeringa vergist zich nooit in de datum waarop de kopij van het Statistisch Jaarboek naar de drukker moet. ,,Dat is altijd op zes februari, de verjaardag van onze secretaresse Nelleke Spoor.

En we zijn nog nooit te laat geweest.”

Het Statistisch Jaarboek is een unieke publicatie van de TU. De TU Eindhoven heeft wel een overeenkomstig boek maar dat is volgens Heeringa absoluut niet zo mooi en uitgebreid als de uitgave van TU Delft. Volgens de medewerker van de Dienst Onderwijs en Onderzoek verzuchten andere universiteiten regelmatig dat zij ook wel een Statistisch Jaarboek zouden willen. Alleen hebben deze instellingen nog steeds niet de daad bij het woord gevoegd. Hij kan zich dat overigens best voorstellen. ,,Ik weet zelf ook niet of ik er nu nog aan zou beginnen. Het opstarten kost namelijk erg veel tijd. Ik ben in 1981, toen ik nog bij de dienst onderwijs werkzaam was, met het Jaarboek begonnen. Daar heb ik uitgebreid de gelegenheid gehad om een goede manier te ontwikkelen voor het verzamelen van statistische gegevens.”

Het statistisch geheim van Heeringa is het cohort. Hierin is in een oogopslag de TU-carrière van een student te zien: de inschrijvingsdatum, de studierichting, wanneer de propedeuse werd behaald, of iemand er een paar jaar tussenuit is geweest en op welke datum uiteindelijk het doctoraal is behaald. Al deze gegevens hebben een bepaalde codering, aan de hand waarvan Heeringa uiteenlopende tabellen kan samenstellen. ,,Dit raamwerk voldoet nog steeds uitstekend. Dankzij het systeem van de cohorten en de verdere ontwikkeling van de computerprogramma’s kost de samenstelling van het Statistisch Jaarboek steeds minder tijd.”

Heeringa verzamelt niet domweg cijfers maar probeert met het cijfermateriaal een analyse te maken. ,,Het spaart dure onderzoeken uit. Uit het Jaarboek kan een bestuurder snel gegevens halen. Bijvoorbeeld hoeveel studenten in een jaar een propedeuse halen, hun geografische herkomst of wat het gemiddelde cijfer was dat studenten op het vwo hadden voor wiskunde. Bij bezoeken van de visitatiecommissies van de VSNU hebben we direct de meeste cijfers die zij nodig hebben paraat. Op andere universiteiten moeten de faculteiten overal allerlei statistische gegevens vandaan zien te halen.”

In het Statistisch Jaarboek zijn de afgelopen jaren eigenlijk alleen maar tabellen bijgekomen. Heeringa: ,,Gedurende het jaar houd ik een lijst bij van de vragen die ik krijg. Als het mogelijk is beantwoord ik zo’n vraag het volgende jaar in het Statistisch Jaarboek. De afgelopen jaren zijn er veel vragen over vrouwen en hun prestaties aan de TU geweest. Dit heeft geresulteerd in een groeiend aantal tabellen met betrekking tot dit thema.”

Het verdwijnen van tabellen komt daarentegen bijna niet voor. Hoogstens wordt een enkele tabel wat ‘ingedikt’. Heeringa: ,,Al jarenlang hebben wij een tabel waarin te zien is hoe succesvol een student aan de TU is als hij gemiddeld een zeshad voor de exacte vakken op het vwo. Over het algemeen halen deze studenten hun studie niet. Bouwkunde is daarbij een uitzondering. Om daar te slagen is het niet nodig een hoog cijfer voor wis- en natuurkunde te hebben. Deze conclusie is de afgelopen jaren eigenlijk steeds hetzelfde en daarom geven wij deze gegevens nu in een veel beknoptere tabel weer.”

Cijfers vertegenwoordigen voor Heeringa geenszins de objectieve waarheid. ,,Ze zijn makkelijk aan te passen aan conclusies. Ooit moest ik aantonen dat het slecht ging met de kleine handelsvaart. Dat is niet moeilijk. Een stijgende lijn in een grafiek is door het aanpassen van de assen makkelijk vlak te krijgen. Overigens is iets dergelijks mij vanuit de TU nooit gevraagd. Hier is mij nog nimmer verzocht slechte rendementen – in welk opzicht dan ook – te verdoezelen.”

Willem Heeringa vergist zich nooit in de datum waarop de kopij van het Statistisch Jaarboek naar de drukker moet. ,,Dat is altijd op zes februari, de verjaardag van onze secretaresse Nelleke Spoor. En we zijn nog nooit te laat geweest.”

Het Statistisch Jaarboek is een unieke publicatie van de TU. De TU Eindhoven heeft wel een overeenkomstig boek maar dat is volgens Heeringa absoluut niet zo mooi en uitgebreid als de uitgave van TU Delft. Volgens de medewerker van de Dienst Onderwijs en Onderzoek verzuchten andere universiteiten regelmatig dat zij ook wel een Statistisch Jaarboek zouden willen. Alleen hebben deze instellingen nog steeds niet de daad bij het woord gevoegd. Hij kan zich dat overigens best voorstellen. ,,Ik weet zelf ook niet of ik er nu nog aan zou beginnen. Het opstarten kost namelijk erg veel tijd. Ik ben in 1981, toen ik nog bij de dienst onderwijs werkzaam was, met het Jaarboek begonnen. Daar heb ik uitgebreid de gelegenheid gehad om een goede manier te ontwikkelen voor het verzamelen van statistische gegevens.”

Het statistisch geheim van Heeringa is het cohort. Hierin is in een oogopslag de TU-carrière van een student te zien: de inschrijvingsdatum, de studierichting, wanneer de propedeuse werd behaald, of iemand er een paar jaar tussenuit is geweest en op welke datum uiteindelijk het doctoraal is behaald. Al deze gegevens hebben een bepaalde codering, aan de hand waarvan Heeringa uiteenlopende tabellen kan samenstellen. ,,Dit raamwerk voldoet nog steeds uitstekend. Dankzij het systeem van de cohorten en de verdere ontwikkeling van de computerprogramma’s kost de samenstelling van het Statistisch Jaarboek steeds minder tijd.”

Heeringa verzamelt niet domweg cijfers maar probeert met het cijfermateriaal een analyse te maken. ,,Het spaart dure onderzoeken uit. Uit het Jaarboek kan een bestuurder snel gegevens halen. Bijvoorbeeld hoeveel studenten in een jaar een propedeuse halen, hun geografische herkomst of wat het gemiddelde cijfer was dat studenten op het vwo hadden voor wiskunde. Bij bezoeken van de visitatiecommissies van de VSNU hebben we direct de meeste cijfers die zij nodig hebben paraat. Op andere universiteiten moeten de faculteiten overal allerlei statistische gegevens vandaan zien te halen.”

In het Statistisch Jaarboek zijn de afgelopen jaren eigenlijk alleen maar tabellen bijgekomen. Heeringa: ,,Gedurende het jaar houd ik een lijst bij van de vragen die ik krijg. Als het mogelijk is beantwoord ik zo’n vraag het volgende jaar in het Statistisch Jaarboek. De afgelopen jaren zijn er veel vragen over vrouwen en hun prestaties aan de TU geweest. Dit heeft geresulteerd in een groeiend aantal tabellen met betrekking tot dit thema.”

Het verdwijnen van tabellen komt daarentegen bijna niet voor. Hoogstens wordt een enkele tabel wat ‘ingedikt’. Heeringa: ,,Al jarenlang hebben wij een tabel waarin te zien is hoe succesvol een student aan de TU is als hij gemiddeld een zeshad voor de exacte vakken op het vwo. Over het algemeen halen deze studenten hun studie niet. Bouwkunde is daarbij een uitzondering. Om daar te slagen is het niet nodig een hoog cijfer voor wis- en natuurkunde te hebben. Deze conclusie is de afgelopen jaren eigenlijk steeds hetzelfde en daarom geven wij deze gegevens nu in een veel beknoptere tabel weer.”

Cijfers vertegenwoordigen voor Heeringa geenszins de objectieve waarheid. ,,Ze zijn makkelijk aan te passen aan conclusies. Ooit moest ik aantonen dat het slecht ging met de kleine handelsvaart. Dat is niet moeilijk. Een stijgende lijn in een grafiek is door het aanpassen van de assen makkelijk vlak te krijgen. Overigens is iets dergelijks mij vanuit de TU nooit gevraagd. Hier is mij nog nimmer verzocht slechte rendementen – in welk opzicht dan ook – te verdoezelen.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.