Zijn werkkamer oogt precies zo georganiseerd als je die van een goede schaker verwacht. Geen losse papieren, maar keurige stapeltjes. Alleen het schaakbord ontbreekt en ook tussen de icoontjes van zijn windows is geen schaakprogramma te vinden.
De oorzaak van dit gemis wordt snel duidelijk. Kees van der Meer (52) heeft geen schaakbord nodig om te kunnen schaken; hij ziet het bord in gedachten voor zich. De universitair hoofddocent bij ITS onderbreekt zijn verhaal dan ook regelmatig met een anekdote over een schaakpartij, waarbij hij op zijn werktafel de denkbeeldige stukken verzet.
Zijn werkkamer oogt precies zo georganiseerd als je die van een goede schaker verwacht. Geen losse papieren, maar keurige stapeltjes. Alleen het schaakbord ontbreekt en ook tussen de icoontjes van zijn windows is geen schaakprogramma te vinden. De oorzaak van dit gemis wordt snel duidelijk. Kees van der Meer (52) heeft geen schaakbord nodig om te kunnen schaken; hij ziet het bord in gedachten voor zich. De universitair hoofddocent bij ITS onderbreekt zijn verhaal dan ook regelmatig met een anekdote over een schaakpartij, waarbij hij op zijn werktafel de denkbeeldige stukken verzet.
Van der Meer schaakt al sinds 1963 in clubverband. In de loop der jaren won hij enkele toernooien en werd in Maastricht en later in Delft meerdere malen clubkampioen. Hij speelt met zijn team van de Delftse Schaakclub in de eerste klasse van de landelijke competitie. ,,In 1976 stond ik nog in de top honderd”, zegt Van der Meer. ,,Nu allang niet meer, er zijn in ons land veel talenten bijgekomen.”
Na zijn promotie ambieerde Van der Meer het zogenaamde meesterschap nog. In een partij tegen een opkomende ster, tegenwoordig grootmeester John van der Wiel, liet hij op een cruciaal moment een kans op winst liggen. Van der Meer: ,,Daar heb ik toen wel wakker van gelegen. Ik besefte dat ik waarschijnlijk geen meester zou worden.” Achteraf betreurt hij het niet dat hij geen professioneel schaker is geworden. ,,Ik zou niet mijn hele leven aan een schaakbordje willen wijden.”
De uhd vindt het wel jammer dat hij niet altijd aan zijn trainingen toekomt. De training van de denksporter bestaat uit het doornemen van boekjes met openingen en eindspelen en het naspelen en analyseren van wedstrijden. ,,Mijn baan aan de TU is ook topsport en kost me 48 uur per week. Als het druk is op m’n werk, speel ik slechter. Maar ik ben al blij dat ik op mijn leeftijd nog op dit niveau kan schaken. Dat zie je weinig.”
Van denksport krijg je geen conditie. Daarom rent Van der Meer regelmatig naast het schaken. De mentale inspanning van een schaakwedstrijd van zesenhalf uur valt hem niet zwaar. ,,Ik ben hoogstens de dag erna aan het begin van de middag wat minder fit.”
Zijn werkkamer oogt precies zo georganiseerd als je die van een goede schaker verwacht. Geen losse papieren, maar keurige stapeltjes. Alleen het schaakbord ontbreekt en ook tussen de icoontjes van zijn windows is geen schaakprogramma te vinden. De oorzaak van dit gemis wordt snel duidelijk. Kees van der Meer (52) heeft geen schaakbord nodig om te kunnen schaken; hij ziet het bord in gedachten voor zich. De universitair hoofddocent bij ITS onderbreekt zijn verhaal dan ook regelmatig met een anekdote over een schaakpartij, waarbij hij op zijn werktafel de denkbeeldige stukken verzet.
Van der Meer schaakt al sinds 1963 in clubverband. In de loop der jaren won hij enkele toernooien en werd in Maastricht en later in Delft meerdere malen clubkampioen. Hij speelt met zijn team van de Delftse Schaakclub in de eerste klasse van de landelijke competitie. ,,In 1976 stond ik nog in de top honderd”, zegt Van der Meer. ,,Nu allang niet meer, er zijn in ons land veel talenten bijgekomen.”
Na zijn promotie ambieerde Van der Meer het zogenaamde meesterschap nog. In een partij tegen een opkomende ster, tegenwoordig grootmeester John van der Wiel, liet hij op een cruciaal moment een kans op winst liggen. Van der Meer: ,,Daar heb ik toen wel wakker van gelegen. Ik besefte dat ik waarschijnlijk geen meester zou worden.” Achteraf betreurt hij het niet dat hij geen professioneel schaker is geworden. ,,Ik zou niet mijn hele leven aan een schaakbordje willen wijden.”
De uhd vindt het wel jammer dat hij niet altijd aan zijn trainingen toekomt. De training van de denksporter bestaat uit het doornemen van boekjes met openingen en eindspelen en het naspelen en analyseren van wedstrijden. ,,Mijn baan aan de TU is ook topsport en kost me 48 uur per week. Als het druk is op m’n werk, speel ik slechter. Maar ik ben al blij dat ik op mijn leeftijd nog op dit niveau kan schaken. Dat zie je weinig.”
Van denksport krijg je geen conditie. Daarom rent Van der Meer regelmatig naast het schaken. De mentale inspanning van een schaakwedstrijd van zesenhalf uur valt hem niet zwaar. ,,Ik ben hoogstens de dag erna aan het begin van de middag wat minder fit.”
Comments are closed.