Of het nu gaat om het schandaal rond de Stopera, het achterstallig onderhoud aan universiteitsgebouwen of het tekort aan gevangenissen % de overheid heeft soms wat moeite met zijn rol als gebouwenbeheerder.
TU-onderzoekster Pity van der Schaaf heeft een handleiding geschreven voor de tobbende overheid.
Zelfs in Europa gebeurt het soms nog. Opeens verrijst er een overheidsgebouw dat zó grotesk is, dat je er eigenlijk alleen maar om kunt grinniken. De Grande Arche de la Défense, de ’tweede Arc de Triomph’ van Parijs is zo’n pand: vooral gebouwd ter meerdere eer en glorie van Francois Mitterand % maar volstrekt akelig om in te werken. ,,Het gebouw is niet echt functioneel en heeft dan ook erg lang leeg gestaan. Op foto’s die ik heb gezien oogt het gebouw donker en klein”, zegt Pity van der Schaaf van de faculteit Bouwkunde.
De afgelopen jaren onderzocht Van der Schaaf de manier waarop overheden uit binnen- en buitenland hun vastgoed beheren. Want de pandjes van de overheid zijn big business. Alleen al in Nederland beslaat de publieke sector negenhonderd hectare aan bruto vloeroppervlak, het equivalent van meer dan twaalfhonderd voetbalvelden. Het vastgoed reikt van het douanekantoortje op de Maasvlakte tot de openbare basisschool van Delfzijl, en van het politiebureau in Den Helder tot het sportpark van Roermond.
Hoe je zoiets beheert? Het is een vraag waarop de overheden gek genoeg geen pasklaar antwoord hebben. Ieder land heeft zo zijn eigen manier. In Zweden is het meeste gebouwenbeheer vergeven aan een zelfstandig vastgoedbedrijf. In Engeland is het gebouwbeheer uitgesmeerd over de verschillende overheidsdepartementen: justitie de gevangenissen, onderwijs de scholen. En in Nederland krijgen de departementen geld om huisvesting te huren.
Woud
Het proefschrift waarop Van der Schaaf deze maand promoveerde probeert wat overzicht aan te brengen in het woud van constructies waarvan in elk geval de rijksoverheden zich bedienen. Ruwweg zijn er drie modellen denkbaar, stelt de bouwkundig-ingenieur. De zeggenschap over het vastgoed kan bij de landsregering liggen, bij de afzonderlijke overheidsdepartementen, of puur bedrijfsmatig worden uitgevoerd. Elk uiterste heeft zijn voor- en nadelen. Zo gold in Nederland tot begin jaren negentig dat de politiek de scepter zwaaide over het gebouwenbeleid. ,,Een voordeel daarvan is dat de overheid zijn gebouwen kan inzetten om politieke doelstellingen te verwezenlijken. Je gaat investeren in de duurzaamheid van een gebouw om het milieu te stimuleren, of je gebruikt je onroerend goed om een achterstandswijk op te waarderen. De keerzijde daarvan is dat het wel meer geld kost. En dat het de deur opent voor politici die hun eigen belang nastreven, zoals in La Défense is gebeurd.”
Want hoe een bepaalde strategie precies uitpakt, hangt maar net af van het land. ,,Het valt op dat landen elkaar een beetje lijken na te apen als het gaat om het kiezen van een managementmodel”, zegt Van der Schaaf. ,,Maar het klakkeloos kopiëren van elkaars systeem werkt niet. Nederlanders vinden architectuur misschien belangrijk. In Australië zeggen ze: iedere euro die je in vastgoed steekt kun je niet aan sociaal beleid besteden.”
Cruciaal
Cruciale factoren zijn de economische gesteldheid van het land, de landscultuur en het politieke klimaat. ,,Neem de jaren tachtig. Reagan, Thatcher en Lubbers vonden toen allemaal dat het vastgoedmanagement bedrijfsmatiger moest. Maar alleen in Engeland zijn toen grote delen van de vastgoedorganisatie geprivatiseerd. Een sterke persoonlijkheid met een sterke partij erachter zorgt voor andere resultaten dan de Nederlandse coalitieregeringen.”
Dé ideale constructie om overheidsgebouwen te beheren bestaat dan ook niet. Maar Van der Schaaf was dan ook niet op zoek naar één pasklaar antwoord. ,,Ik probeer inzicht te verschaffen in de consequenties van verschillende soorten vastgoedbeleid. Heel veel bestuurlijk geslinger kun je zo voorkomen.” En inderdaad, overal ter wereld lijken overheden oren te hebben naar Van der Schaafs onderzoek. ,,Ik hoorde pas dat de directeur-generaal van de Finse gebouwendienst ook een exemplaar wil.”
Of het nu gaat om het schandaal rond de Stopera, het achterstallig onderhoud aan universiteitsgebouwen of het tekort aan gevangenissen % de overheid heeft soms wat moeite met zijn rol als gebouwenbeheerder. TU-onderzoekster Pity van der Schaaf heeft een handleiding geschreven voor de tobbende overheid.
Zelfs in Europa gebeurt het soms nog. Opeens verrijst er een overheidsgebouw dat zó grotesk is, dat je er eigenlijk alleen maar om kunt grinniken. De Grande Arche de la Défense, de ’tweede Arc de Triomph’ van Parijs is zo’n pand: vooral gebouwd ter meerdere eer en glorie van Francois Mitterand % maar volstrekt akelig om in te werken. ,,Het gebouw is niet echt functioneel en heeft dan ook erg lang leeg gestaan. Op foto’s die ik heb gezien oogt het gebouw donker en klein”, zegt Pity van der Schaaf van de faculteit Bouwkunde.
De afgelopen jaren onderzocht Van der Schaaf de manier waarop overheden uit binnen- en buitenland hun vastgoed beheren. Want de pandjes van de overheid zijn big business. Alleen al in Nederland beslaat de publieke sector negenhonderd hectare aan bruto vloeroppervlak, het equivalent van meer dan twaalfhonderd voetbalvelden. Het vastgoed reikt van het douanekantoortje op de Maasvlakte tot de openbare basisschool van Delfzijl, en van het politiebureau in Den Helder tot het sportpark van Roermond.
Hoe je zoiets beheert? Het is een vraag waarop de overheden gek genoeg geen pasklaar antwoord hebben. Ieder land heeft zo zijn eigen manier. In Zweden is het meeste gebouwenbeheer vergeven aan een zelfstandig vastgoedbedrijf. In Engeland is het gebouwbeheer uitgesmeerd over de verschillende overheidsdepartementen: justitie de gevangenissen, onderwijs de scholen. En in Nederland krijgen de departementen geld om huisvesting te huren.
Woud
Het proefschrift waarop Van der Schaaf deze maand promoveerde probeert wat overzicht aan te brengen in het woud van constructies waarvan in elk geval de rijksoverheden zich bedienen. Ruwweg zijn er drie modellen denkbaar, stelt de bouwkundig-ingenieur. De zeggenschap over het vastgoed kan bij de landsregering liggen, bij de afzonderlijke overheidsdepartementen, of puur bedrijfsmatig worden uitgevoerd. Elk uiterste heeft zijn voor- en nadelen. Zo gold in Nederland tot begin jaren negentig dat de politiek de scepter zwaaide over het gebouwenbeleid. ,,Een voordeel daarvan is dat de overheid zijn gebouwen kan inzetten om politieke doelstellingen te verwezenlijken. Je gaat investeren in de duurzaamheid van een gebouw om het milieu te stimuleren, of je gebruikt je onroerend goed om een achterstandswijk op te waarderen. De keerzijde daarvan is dat het wel meer geld kost. En dat het de deur opent voor politici die hun eigen belang nastreven, zoals in La Défense is gebeurd.”
Want hoe een bepaalde strategie precies uitpakt, hangt maar net af van het land. ,,Het valt op dat landen elkaar een beetje lijken na te apen als het gaat om het kiezen van een managementmodel”, zegt Van der Schaaf. ,,Maar het klakkeloos kopiëren van elkaars systeem werkt niet. Nederlanders vinden architectuur misschien belangrijk. In Australië zeggen ze: iedere euro die je in vastgoed steekt kun je niet aan sociaal beleid besteden.”
Cruciaal
Cruciale factoren zijn de economische gesteldheid van het land, de landscultuur en het politieke klimaat. ,,Neem de jaren tachtig. Reagan, Thatcher en Lubbers vonden toen allemaal dat het vastgoedmanagement bedrijfsmatiger moest. Maar alleen in Engeland zijn toen grote delen van de vastgoedorganisatie geprivatiseerd. Een sterke persoonlijkheid met een sterke partij erachter zorgt voor andere resultaten dan de Nederlandse coalitieregeringen.”
Dé ideale constructie om overheidsgebouwen te beheren bestaat dan ook niet. Maar Van der Schaaf was dan ook niet op zoek naar één pasklaar antwoord. ,,Ik probeer inzicht te verschaffen in de consequenties van verschillende soorten vastgoedbeleid. Heel veel bestuurlijk geslinger kun je zo voorkomen.” En inderdaad, overal ter wereld lijken overheden oren te hebben naar Van der Schaafs onderzoek. ,,Ik hoorde pas dat de directeur-generaal van de Finse gebouwendienst ook een exemplaar wil.”
Comments are closed.