Opinie

De lege handen van de ingenieur

Het aantal ingenieurs in de landelijke politiek is marginaal. En het aantal Delftse ingenieurs al helemaal. Willen ze het niet? Of kunnen ze het niet?Het vinden van de titel ir.

/em> tussen de lijst met tweede kamerleden is als het spelen van verstoppertje. Je moet onder elke stoel kijken wil je er een paar vinden. Het huidige aantal ingenieurs in de kamer: zeven op honderdvijftig, van wie twee uit Delft. In het demissionair kabinet verstoppen de ingenieurs zich nog beter: ze zijn onvindbaar.

Aan de behoefte aan ingenieurs in het parlement kan het niet liggen. Politieke vraagstukken met een sterke technische component (Betuwelijn, Schiphol, Joint Strike Fighter) zijn er te over. En ook bij problematiek waarbij de techniek niet direct een hoofdrol speelt, zou het analytisch talent van een handjevol ingenieurs in de besluitvorming het eindresultaat ongetwijfeld ten goede komen. Aan mensen met een sterk probleemoplossend vermogen is overal gebrek, dus ook in de politiek.

Als het niet aan de vraagkant ligt, gaat het dan mis aan de aanbodzijde? Ik zoek het antwoord dicht bij huis: Delft. Aan politieke ambities op het eerste gezicht geen gebrek. De gemeenteraadpartij Studenten Techniek in Politiek (Stip) leverde in 1998 als eerste studentenpartij van Nederland een collegelid. Een Delftse studente werd de jongste wethouder van Nederland. En niet alleen in de gemeenteraad loopt Delft voorop bij studentendeelname bij het verdelen van de macht. TU-breed lobbyen Aag, Oras en de Vssd voor de belangen van de student. Elke faculteit heeft een faculteitsraad met studentenvertegenwoordigers. Daarbovenop heeft Delft ook nog eens de hoogste organisatiegraad onder studenten van heel Nederland. Stikkend van jaloezie kijken Groningse, Leidse en Rotterdamse studenten naar de riante hoeveelheid Delftse bestuursbeurzen voor studentenverenigingen, studieverenigingen en sportverenigingen.

Initiatief en bestuurservaring worden door de TU toegejuicht en beloond. Hierdoor krijgen jaarlijks tientallen Delftse studenten binnen hun eigen vereniging een gratis stoomcursus besturen. Financieel beleid, vergaderen, standpunten verdedigen voor vijandige ledenvergaderingen; niets zal hen na een jaartje besturen nog vreemd zijn. Dat de meeste bestuurlijke vacatures aan een technische universiteit elk jaar vrij gemakkelijk gevuld worden, toont aan dat de toekomstig ingenieur verder kijkt dan zijn calculator en dictaat. Conclusie: de wíl is er. Maar waarom dan toch geen tien Delftse ingenieurs per verkiezing in de kamer?

Kweekvijver

Dat er ook bij de komende verkiezingen uit de politieke kweekvijver van Delft een schamele oogst verwacht wordt, ligt dus blijkbaar niet aan de ambitie. Bij de klimtocht naar het hoogste politieke podium speelt naast het willen natuurlijk ook het kunnen een rol. Oftewel: is de Delftse ingenieur wel capabel genoeg voor de landelijke politiek? Ik vrees van niet. Behalve Stip in de gemeenteraad spelen de Delftse studentenbestuurders en studentenpolitici namelijk altijd een thuiswedstrijd. Zowel hun medestanders, tegenstanders als publiek bestaat voor het overgrote deel uit (aankomend) ingenieurs. En hoewel natuurlijk ook techneuten het onderling oneenskunnen zijn, spelen zij wel allemaal volgens dezelfde spelregels. Iedereen heeft dezelfe methode aangeleerd om vraagstukken op te lossen. Probleemstelling formuleren, criteria opstellen, alternatieve oplossingen genereren, beste oplossing selecteren; zo denkt de ingenieur, en niet anders. Studentenpolitiek aan de technische universiteit is hierdoor een oefenwedstrijdje tussen teams met dezelfde coach en dezelfde tactiek.

De sprong van het gladgestreken kunstgrasveld waarop de ingenieur-politicus getraind is naar het knollenveld van de landelijke politiek is hierdoor te groot. Wat kan een ingenieur op een speelveld waar gelijk kríjgen vele malen belangrijker is dan gelijk hébben, waar sentiment heerst boven logica, en EQ boven IQ?

Op een dergelijke ondergrond voelt de ingenieur zich onzeker als een olifant op een mijnenveld.

Maar wat doen de doctorandussen en meesters in de rechten dan anders? Waarom maken zij wél de dienst uit in Den Haag? Dit ligt vooral aan hun opleiding. Waar de jonge techniekstudent gehard wordt met wis- en natuurkunde, volgt de jonge alfa- of gamma student vakken die zijn maatschappelijk inzicht sterken. De paar ethiek- en rechtenvakken aan de TU die als doel hebben de techniekstudent deze achterstand te laten inhalen, schieten daartoe te kort. Niet zozeer vanwege de inhoud, maar juist omdat de student ook bij het discussiëren over de trias politica van Montesquieu wéér omsingeld is door zijn medeingenieurs in spe.

Mijn advies voor de ingenieur met politieke ambities is dan ook: stap uit de TU-enclave. Volg een beetje recht in Rotterdam, wat psychologie in Leiden en een vakje filosofie in Amsterdam. Wellicht dat je precies hetzelfde leert als bij de maatschappelijke vakken aan de TU, maar dan wél onder andere mensen. Ik ben ervan overtuigd dat deze ‘inburgering van de techniekstudent’ over een jaar of tien zal leiden tot een invasie van Delftse ingenieurs in politiek Den Haag.

Tonie Mudde is student luchtvaart- en ruimtevaarttechniek en journalist/columnist voor Delta.

Het aantal ingenieurs in de landelijke politiek is marginaal. En het aantal Delftse ingenieurs al helemaal. Willen ze het niet? Of kunnen ze het niet?

Het vinden van de titel ir. tussen de lijst met tweede kamerleden is als het spelen van verstoppertje. Je moet onder elke stoel kijken wil je er een paar vinden. Het huidige aantal ingenieurs in de kamer: zeven op honderdvijftig, van wie twee uit Delft. In het demissionair kabinet verstoppen de ingenieurs zich nog beter: ze zijn onvindbaar.

Aan de behoefte aan ingenieurs in het parlement kan het niet liggen. Politieke vraagstukken met een sterke technische component (Betuwelijn, Schiphol, Joint Strike Fighter) zijn er te over. En ook bij problematiek waarbij de techniek niet direct een hoofdrol speelt, zou het analytisch talent van een handjevol ingenieurs in de besluitvorming het eindresultaat ongetwijfeld ten goede komen. Aan mensen met een sterk probleemoplossend vermogen is overal gebrek, dus ook in de politiek.

Als het niet aan de vraagkant ligt, gaat het dan mis aan de aanbodzijde? Ik zoek het antwoord dicht bij huis: Delft. Aan politieke ambities op het eerste gezicht geen gebrek. De gemeenteraadpartij Studenten Techniek in Politiek (Stip) leverde in 1998 als eerste studentenpartij van Nederland een collegelid. Een Delftse studente werd de jongste wethouder van Nederland. En niet alleen in de gemeenteraad loopt Delft voorop bij studentendeelname bij het verdelen van de macht. TU-breed lobbyen Aag, Oras en de Vssd voor de belangen van de student. Elke faculteit heeft een faculteitsraad met studentenvertegenwoordigers. Daarbovenop heeft Delft ook nog eens de hoogste organisatiegraad onder studenten van heel Nederland. Stikkend van jaloezie kijken Groningse, Leidse en Rotterdamse studenten naar de riante hoeveelheid Delftse bestuursbeurzen voor studentenverenigingen, studieverenigingen en sportverenigingen.

Initiatief en bestuurservaring worden door de TU toegejuicht en beloond. Hierdoor krijgen jaarlijks tientallen Delftse studenten binnen hun eigen vereniging een gratis stoomcursus besturen. Financieel beleid, vergaderen, standpunten verdedigen voor vijandige ledenvergaderingen; niets zal hen na een jaartje besturen nog vreemd zijn. Dat de meeste bestuurlijke vacatures aan een technische universiteit elk jaar vrij gemakkelijk gevuld worden, toont aan dat de toekomstig ingenieur verder kijkt dan zijn calculator en dictaat. Conclusie: de wíl is er. Maar waarom dan toch geen tien Delftse ingenieurs per verkiezing in de kamer?

Kweekvijver

Dat er ook bij de komende verkiezingen uit de politieke kweekvijver van Delft een schamele oogst verwacht wordt, ligt dus blijkbaar niet aan de ambitie. Bij de klimtocht naar het hoogste politieke podium speelt naast het willen natuurlijk ook het kunnen een rol. Oftewel: is de Delftse ingenieur wel capabel genoeg voor de landelijke politiek? Ik vrees van niet. Behalve Stip in de gemeenteraad spelen de Delftse studentenbestuurders en studentenpolitici namelijk altijd een thuiswedstrijd. Zowel hun medestanders, tegenstanders als publiek bestaat voor het overgrote deel uit (aankomend) ingenieurs. En hoewel natuurlijk ook techneuten het onderling oneenskunnen zijn, spelen zij wel allemaal volgens dezelfde spelregels. Iedereen heeft dezelfe methode aangeleerd om vraagstukken op te lossen. Probleemstelling formuleren, criteria opstellen, alternatieve oplossingen genereren, beste oplossing selecteren; zo denkt de ingenieur, en niet anders. Studentenpolitiek aan de technische universiteit is hierdoor een oefenwedstrijdje tussen teams met dezelfde coach en dezelfde tactiek.

De sprong van het gladgestreken kunstgrasveld waarop de ingenieur-politicus getraind is naar het knollenveld van de landelijke politiek is hierdoor te groot. Wat kan een ingenieur op een speelveld waar gelijk kríjgen vele malen belangrijker is dan gelijk hébben, waar sentiment heerst boven logica, en EQ boven IQ?

Op een dergelijke ondergrond voelt de ingenieur zich onzeker als een olifant op een mijnenveld.

Maar wat doen de doctorandussen en meesters in de rechten dan anders? Waarom maken zij wél de dienst uit in Den Haag? Dit ligt vooral aan hun opleiding. Waar de jonge techniekstudent gehard wordt met wis- en natuurkunde, volgt de jonge alfa- of gamma student vakken die zijn maatschappelijk inzicht sterken. De paar ethiek- en rechtenvakken aan de TU die als doel hebben de techniekstudent deze achterstand te laten inhalen, schieten daartoe te kort. Niet zozeer vanwege de inhoud, maar juist omdat de student ook bij het discussiëren over de trias politica van Montesquieu wéér omsingeld is door zijn medeingenieurs in spe.

Mijn advies voor de ingenieur met politieke ambities is dan ook: stap uit de TU-enclave. Volg een beetje recht in Rotterdam, wat psychologie in Leiden en een vakje filosofie in Amsterdam. Wellicht dat je precies hetzelfde leert als bij de maatschappelijke vakken aan de TU, maar dan wél onder andere mensen. Ik ben ervan overtuigd dat deze ‘inburgering van de techniekstudent’ over een jaar of tien zal leiden tot een invasie van Delftse ingenieurs in politiek Den Haag.

Tonie Mudde is student luchtvaart- en ruimtevaarttechniek en journalist/columnist voor Delta.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.