Campus

De koperen kerel

Achter de toren van papier was nog net een plukje van Minons haar zichtbaar. ,,Hein, kun jij deze verslagen nakijken? Het zijn de derdejaars-practicumverslagen. Vorig jaar heb je dat zo goed gedaan. En omdat je vandaag toch geen colleges meer hebt.”

Ortner wees naar het tafeltje naast de deur. ,,Leg ze daar maar even neer, ik heb nu iets anders aan mijn hoofd.”

Hij wachtte een minuut tot Minon van de gang verdwenen was, voelde of de envelop in zijn binnenzak zat en hing zijn tas over de schouder. Zonder iemand aan te kijken wandelde hij naar de buitendeur, alsof het een heel normale dag was.

Ilona’s auto stond al klaar. Ze had niets teveel gezegd: een caravan als een mismaakte champignon hing aan haar trekhaak.

,,Stap in Hein, we hebben haast!”, riep ze door het autoraampje.

,,Hoe kom je in vredesnaam aan dat gevaarte?”, vroeg Ortner terwijl hij zijn autogordel vastmaakte.

,,Connecties. Hij was in de uitverkoop bij de onderzoeksgroep mens en machine. Het is eigenlijk een soort vluchtsimulator voor onderzoeksdoeleinden, maar ze hebben er zo lang aan gewerkt dat het ding al achterhaald was toen hij in gebruik genomen werd. En daarbij: alle proefpersonen werden zo ziek als een hond. Dus ze hebben hem weer teruggebouwd tot caravan.” Ze gaf gas en reed de parkeerplaats af.

Ortner keek nog een laatste keer naar het gebouw. Achter tientallen zonneschermen bogen honderden collega’s zich over vergaderschema’s, tentamenuitslagen en congresverslagen. Of ze kwamen bijeen in clubjes en commissies. Van de buitenkant leek het een solide gebouw, een massieve eenheid. Maar Ortner had meegedraaid in dit circus, hij wist hoe de tent overeind gehouden werd met duwen en trekken en sjorren in alle richtingen. Zo scheen het al tijden te gaan. En de tent stond nog overeind.

Een zonnescherm werd omhoog gehesen. Achter het raam verscheen centimeter voor centimeter een persoon in het zonlicht, aan het postuur te zien een vrouw. Ortner telde de ramen; het was vlak na de lift. Het zonlicht reikte nu tot haar gezicht. Ortners vermoeden was juist. Hij stak voorzichtig een hand op, al keek ze de andere kant op. Dag Minon, misschien tot ziens.

,,Naar wie zwaai je?”, vroeg Ilona.

,,Naar het gebouw”, loog Ortner. ,,Stop! Je rijdt tegen het verkeer in.”

,,Ik ga niet omrijden. We hebben geen tijd te verliezen. Je hebt toch wel je brief bij je?”

Ilona dirigeerde haar auto het plein op voor het hoofdgebouw en reed twee rondjes om het standbeeld. ,,Tijd is geld”, riep ze, ,,en kwaliteit is nog veel duurder. Dag universiteit, stik er maar in!” Ze pakte de envelop van Ortner aan, zocht in het dashboardkastje naar haar eigen brief en stapte de auto uit. Ortner keek haar na terwijl ze naar de brievenbus liep. Hij had het hoofdgebouw nog nooit van zo dichtbij bekeken en nu pas viel hem de enorme afmeting op. Daarbij vergeleken viel het standbeeld in het niet. Wie was eigenlijk die koperenkerel met de bevroren vlam in zijn hand? Zou het een monument voor professor Nagelaar zijn, die grote klassieke wetenschapper? Eigenlijk was het een trieste verschijning, de naakte man die zich stond te vertillen aan het gewicht van de wetenschap. Hij probeerde weg te rennen van de universiteit maar zijn sokkel hing als een blok aan zijn been. Wie had dat verwacht van de grote Nagelaar. Of was het normaal dat een mens na verloop van tijd zijn academische interesses verliest en de echte wereld wil ontdekken?

Ilona stapte weer in. ,,De brieven zijn afgeleverd. Het is officieel nu: we zijn met ontslag. Gefeliciteerd!” Ortner kreeg een zoen op zijn wang.

,,Waar zijn de bergen”, juichte ze en reed in de richting die de koperen man aangaf. In de zijspiegel ving Ortner nog een laatste glimp op van zijn bezorgde gezicht.
Blikskater

Ortner wees naar het tafeltje naast de deur. ,,Leg ze daar maar even neer, ik heb nu iets anders aan mijn hoofd.”

Hij wachtte een minuut tot Minon van de gang verdwenen was, voelde of de envelop in zijn binnenzak zat en hing zijn tas over de schouder. Zonder iemand aan te kijken wandelde hij naar de buitendeur, alsof het een heel normale dag was.

Ilona’s auto stond al klaar. Ze had niets teveel gezegd: een caravan als een mismaakte champignon hing aan haar trekhaak.

,,Stap in Hein, we hebben haast!”, riep ze door het autoraampje.

,,Hoe kom je in vredesnaam aan dat gevaarte?”, vroeg Ortner terwijl hij zijn autogordel vastmaakte.

,,Connecties. Hij was in de uitverkoop bij de onderzoeksgroep mens en machine. Het is eigenlijk een soort vluchtsimulator voor onderzoeksdoeleinden, maar ze hebben er zo lang aan gewerkt dat het ding al achterhaald was toen hij in gebruik genomen werd. En daarbij: alle proefpersonen werden zo ziek als een hond. Dus ze hebben hem weer teruggebouwd tot caravan.” Ze gaf gas en reed de parkeerplaats af.

Ortner keek nog een laatste keer naar het gebouw. Achter tientallen zonneschermen bogen honderden collega’s zich over vergaderschema’s, tentamenuitslagen en congresverslagen. Of ze kwamen bijeen in clubjes en commissies. Van de buitenkant leek het een solide gebouw, een massieve eenheid. Maar Ortner had meegedraaid in dit circus, hij wist hoe de tent overeind gehouden werd met duwen en trekken en sjorren in alle richtingen. Zo scheen het al tijden te gaan. En de tent stond nog overeind.

Een zonnescherm werd omhoog gehesen. Achter het raam verscheen centimeter voor centimeter een persoon in het zonlicht, aan het postuur te zien een vrouw. Ortner telde de ramen; het was vlak na de lift. Het zonlicht reikte nu tot haar gezicht. Ortners vermoeden was juist. Hij stak voorzichtig een hand op, al keek ze de andere kant op. Dag Minon, misschien tot ziens.

,,Naar wie zwaai je?”, vroeg Ilona.

,,Naar het gebouw”, loog Ortner. ,,Stop! Je rijdt tegen het verkeer in.”

,,Ik ga niet omrijden. We hebben geen tijd te verliezen. Je hebt toch wel je brief bij je?”

Ilona dirigeerde haar auto het plein op voor het hoofdgebouw en reed twee rondjes om het standbeeld. ,,Tijd is geld”, riep ze, ,,en kwaliteit is nog veel duurder. Dag universiteit, stik er maar in!” Ze pakte de envelop van Ortner aan, zocht in het dashboardkastje naar haar eigen brief en stapte de auto uit. Ortner keek haar na terwijl ze naar de brievenbus liep. Hij had het hoofdgebouw nog nooit van zo dichtbij bekeken en nu pas viel hem de enorme afmeting op. Daarbij vergeleken viel het standbeeld in het niet. Wie was eigenlijk die koperenkerel met de bevroren vlam in zijn hand? Zou het een monument voor professor Nagelaar zijn, die grote klassieke wetenschapper? Eigenlijk was het een trieste verschijning, de naakte man die zich stond te vertillen aan het gewicht van de wetenschap. Hij probeerde weg te rennen van de universiteit maar zijn sokkel hing als een blok aan zijn been. Wie had dat verwacht van de grote Nagelaar. Of was het normaal dat een mens na verloop van tijd zijn academische interesses verliest en de echte wereld wil ontdekken?

Ilona stapte weer in. ,,De brieven zijn afgeleverd. Het is officieel nu: we zijn met ontslag. Gefeliciteerd!” Ortner kreeg een zoen op zijn wang.

,,Waar zijn de bergen”, juichte ze en reed in de richting die de koperen man aangaf. In de zijspiegel ving Ortner nog een laatste glimp op van zijn bezorgde gezicht.
Blikskater

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.