Onderwijs

De IRI-bar

De best bewaakte bar in de TU-wijk staat bij het IRI. De IRI-bar bevindt zich achter de hekken en de toegangssluis van het Interfacultair Reactor Instituut aan het einde van de Mekelweg.

De toegang is uitsluitend weggelegd voor de leden van de exclusieve afstudeer-, onderzoeks- en ondersteunersclub van de kernreactor. De doelgroep is daarmee beperkt tot ongeveer tweehonderd mensen, dat wil zeggen alle medewerkers behalve de portier.

Op vrijdagmiddag om half vijf gaat de deur van de koelkast open. Niet snel daarna stroomt de kantine van het IRI langzaam vol met dorstige mensen. Het IRI-café is namelijk de kantine maar dan met sfeerverlichting en een geopende bar. Aan dezelfde lange tafels waar mensen ’s middags nog hun lunch nuttigden, drinken ze nu hun pilsje. Met hun collega’s nemen ze de laatste technische snufjes op hun laboratoria door. Naarmate de middag vordert, worden ook nog wel eens persoonlijke ontwikkelingen doorgenomen.

Een enkeling zit aan de bar. Dit privilege lijkt uitsluitend weggelegd voor de vaste IRI-staf of de bar-commissie. Omdat de effectieve lengte van de bar niet groter is dan twee meter kan deze slechts een beperkt aantal mensen herbergen. De rest van de bar en de ruimte daaromheen wordt ingenomen door bestellers of mensen die net binnenkomen en nog geen plaatsje aan één van de tafels hebben ingenomen.

Een tap is er niet, wel een koelkast met vijf soorten bier en ook wat sterk en frisdrank. Deze koelkast neemt een prominente plaats in en wordt bediend door enthousiaste vrijwilligers , waaronder ook leden van de bar-commissie.

De bar-commissie bestaat uit Cock Zegers en Jelle Schut. Zegers vertelt dat er vroeger een grote houten bar was, midden in de kantine. Deze moest echter wijken voor extra tafeltjes voor het toenemend aantal medewerkers. Een eigen plek voor de bar in de kelder van het IRI lijkt haar ideaal. ,,Maar ja”, verzucht ze, ,,Ook daar is elke ruimte bezet.” Zegers zit al twaalf jaar in de barcommissie en is in de loop van de tijd een beetje de moeder van de bar geworden. Zij heeft zich sterk gemaakt voor de verkoop van hapjes en voor lampjes op de tafels. Ook verzorgt zij, samen met Schut, de recepties en af en toe een andere activiteit. Zo kondigen posters in het hele gebouw nog steeds de mosselavond van de eerste november aan. ,,Op zo’n avond is het hier heel druk. De meeste mensen bewoners komen hier dan wel wat eten en drinken. We kleden dan de boel extra leuk aan.”

Op de vraag of er ook aan Sinterklaas aandacht wordt besteed, antwoordt Zegers ontkennend. ,,Vroeger hadden we nog wel eens een Paas-klaverjastoernooi, maar de belangstelling voor dat soort activiteiten is afgenomen. De mensen komen hier toch om na het werk nog even wat te drinken en wat na te praten over hun werk voor het weekend begint.”

Voor een deel lijkt dit inderdaad te kloppen. Aan het begin van de avond zit elke afdeling nog bij elkaar aan een tafeltje te praten over de nieuwste onderzoeksresultaten of over de toeters en bellen van een nieuw, geavanceerd apparaat. Naarmate de koelkast leger begint te raken, wordt de scheiding tussen de afdelingen minder duidelijk. Bitterballen, kaassoufflés, vlammetjes en mini-loempia’s vinden een dankbaar einde in pratende monden. Ook de gratis pinda’s lijken het goed te doen. De stemmen verheffen zich, en de gespreksonderwerpen verplaatsen zich van computers naar het voetbal en de persoonlijke belevenissen van het komende weekend.

Het merendeel van de ongeveer dertig bezoekers is vaste klant. Zij zien de IRI-bar als een perfecte afsluiting van een week hard werken. Goede vriendschappen zijn hier ook ontstaan en de uitnodigingen voor etentjes en verjaardagsfeesten zijn dan ook niet van de lucht. Er hangt een sfeer van een gelukkige IRI-familie. Volgens Zegers is dat ook ongeveer het doel van de IRI-bar: ,,Het belangrijkste is dat de mensen hier graag komen. Het moet gewoon gezellig zijn.”

Wat betreft die gezelligheid kan ze terugkijken op een geslaagd twintig-jarig bestaan van de bar. Getuige het enthousiasme van de bezoekers is het inderdaad gezellig en er wordt zelfs wat gemopperd over het strakke sluitingsbeleid van de koelkast. Om half zeven moet het afgelopen zijn.

Meestal vertrekt iedereen zo’n beetje rond half zeven; per fiets. Een enkeling heeft speciaal de auto laten staan en heeft de fiets naar zijn werk genomen. Op de lange weg naar huis over een reeds verlaten Mekelweg wordt nog even de tafelconversatie voortgezet en afgesloten met een wens voor het weekend.
(J.W.)

Jan Wolf

De best bewaakte bar in de TU-wijk staat bij het IRI. De IRI-bar bevindt zich achter de hekken en de toegangssluis van het Interfacultair Reactor Instituut aan het einde van de Mekelweg. De toegang is uitsluitend weggelegd voor de leden van de exclusieve afstudeer-, onderzoeks- en ondersteunersclub van de kernreactor. De doelgroep is daarmee beperkt tot ongeveer tweehonderd mensen, dat wil zeggen alle medewerkers behalve de portier.

Op vrijdagmiddag om half vijf gaat de deur van de koelkast open. Niet snel daarna stroomt de kantine van het IRI langzaam vol met dorstige mensen. Het IRI-café is namelijk de kantine maar dan met sfeerverlichting en een geopende bar. Aan dezelfde lange tafels waar mensen ’s middags nog hun lunch nuttigden, drinken ze nu hun pilsje. Met hun collega’s nemen ze de laatste technische snufjes op hun laboratoria door. Naarmate de middag vordert, worden ook nog wel eens persoonlijke ontwikkelingen doorgenomen.

Een enkeling zit aan de bar. Dit privilege lijkt uitsluitend weggelegd voor de vaste IRI-staf of de bar-commissie. Omdat de effectieve lengte van de bar niet groter is dan twee meter kan deze slechts een beperkt aantal mensen herbergen. De rest van de bar en de ruimte daaromheen wordt ingenomen door bestellers of mensen die net binnenkomen en nog geen plaatsje aan één van de tafels hebben ingenomen.

Een tap is er niet, wel een koelkast met vijf soorten bier en ook wat sterk en frisdrank. Deze koelkast neemt een prominente plaats in en wordt bediend door enthousiaste vrijwilligers , waaronder ook leden van de bar-commissie.

De bar-commissie bestaat uit Cock Zegers en Jelle Schut. Zegers vertelt dat er vroeger een grote houten bar was, midden in de kantine. Deze moest echter wijken voor extra tafeltjes voor het toenemend aantal medewerkers. Een eigen plek voor de bar in de kelder van het IRI lijkt haar ideaal. ,,Maar ja”, verzucht ze, ,,Ook daar is elke ruimte bezet.” Zegers zit al twaalf jaar in de barcommissie en is in de loop van de tijd een beetje de moeder van de bar geworden. Zij heeft zich sterk gemaakt voor de verkoop van hapjes en voor lampjes op de tafels. Ook verzorgt zij, samen met Schut, de recepties en af en toe een andere activiteit. Zo kondigen posters in het hele gebouw nog steeds de mosselavond van de eerste november aan. ,,Op zo’n avond is het hier heel druk. De meeste mensen bewoners komen hier dan wel wat eten en drinken. We kleden dan de boel extra leuk aan.”

Op de vraag of er ook aan Sinterklaas aandacht wordt besteed, antwoordt Zegers ontkennend. ,,Vroeger hadden we nog wel eens een Paas-klaverjastoernooi, maar de belangstelling voor dat soort activiteiten is afgenomen. De mensen komen hier toch om na het werk nog even wat te drinken en wat na te praten over hun werk voor het weekend begint.”

Voor een deel lijkt dit inderdaad te kloppen. Aan het begin van de avond zit elke afdeling nog bij elkaar aan een tafeltje te praten over de nieuwste onderzoeksresultaten of over de toeters en bellen van een nieuw, geavanceerd apparaat. Naarmate de koelkast leger begint te raken, wordt de scheiding tussen de afdelingen minder duidelijk. Bitterballen, kaassoufflés, vlammetjes en mini-loempia’s vinden een dankbaar einde in pratende monden. Ook de gratis pinda’s lijken het goed te doen. De stemmen verheffen zich, en de gespreksonderwerpen verplaatsen zich van computers naar het voetbal en de persoonlijke belevenissen van het komende weekend.

Het merendeel van de ongeveer dertig bezoekers is vaste klant. Zij zien de IRI-bar als een perfecte afsluiting van een week hard werken. Goede vriendschappen zijn hier ook ontstaan en de uitnodigingen voor etentjes en verjaardagsfeesten zijn dan ook niet van de lucht. Er hangt een sfeer van een gelukkige IRI-familie. Volgens Zegers is dat ook ongeveer het doel van de IRI-bar: ,,Het belangrijkste is dat de mensen hier graag komen. Het moet gewoon gezellig zijn.”

Wat betreft die gezelligheid kan ze terugkijken op een geslaagd twintig-jarig bestaan van de bar. Getuige het enthousiasme van de bezoekers is het inderdaad gezellig en er wordt zelfs wat gemopperd over het strakke sluitingsbeleid van de koelkast. Om half zeven moet het afgelopen zijn.

Meestal vertrekt iedereen zo’n beetje rond half zeven; per fiets. Een enkeling heeft speciaal de auto laten staan en heeft de fiets naar zijn werk genomen. Op de lange weg naar huis over een reeds verlaten Mekelweg wordt nog even de tafelconversatie voortgezet en afgesloten met een wens voor het weekend.
(J.W.)

Jan Wolf

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.