Campus

De invloed van onbewuste ideologieën

In het kader van de Studium Generale-reeks ‘Freud en de psychoanalyse’ hield dr. A. Ladan onlangs een lezing in het Techniek Museum getiteld ‘Psychoanalyse en onbewuste ideologie’.

De psychiater A. Ladan is stafmedewerker van het Nederlands Psychoanalytisch Instituut en opleidingspsychoanalyticus. Hij heeft een praktijk in Zeist. Hieronder een verkorte weergave van zijn voordracht.

,,Van jongs af aan gebruiken wij een groot deel van onze psychische activiteiten om een eigen, innerlijke wereld te scheppen. Deze binnenwereld is onder meer gevuld met onbewuste fantasieën: verhalen uit onze kindertijd waarin we onze oude angsten, wensen en verlangens hebben opgeborgen. Deze verhalen bewerken wij in de loop van ons leven, maar in essentie vertonen ze een grote mate van duurzaamheid. Tezamen vormen deze kinderverhalen onze ‘onbewuste ideologie’, een term van de Nederlandse analyticus Van Leeuwen.

Een dergelijke onbewuste ideologie bepaalt in belangrijke mate hoe wij in de wereld staan. Ze verzet zich tegen nieuwe of afwijkende informatie, ook wanneer onze latere verstandelijke inzichten anders dicteren. Kennelijk zijn er motieven die bewerkstelligen dat mensen aan hun oude wereldbeeld vasthouden. Motieven waarvan ze zich niet bewust zijn en waar ze dus ook geen greep op hebben. Om te begrijpen om wat voor motieven het zou kunnen gaan, moeten we meer weten over de functie van fantasieën die aan de basis liggen van de onbewuste ideologie.

Als kind maken we fantasieën om aan datgene wat zich afspeelt tussen ons zelf en de mensen om ons heen samenhang en betekenis te geven. Dit proberen we zodanig te integreren dat we ons staande kunnen houden, zonder dat onze gevoelens van angst, depressie en hulpeloosheid onverdraaglijk hoog oplopen. Het zijn dus pogingen om onze innerlijke conflicten, die nu eenmaal bij het leven horen, zo goed mogelijk op te lossen. In de psychoanalyse spreken we in dit verband over compromisvorming. We moeten een compromis vormen tussen het zo goed mogelijk bevredigen van onze verlangens en ons zelf zo min mogelijk angst, schade en pijn berokkenen.
Broertje

Ik geef een voorbeeld van zo’n innerlijke conflictsituatie. Stelt u zich voor dat uw partner, waar u veel om geeft, tegen u zegt: ,,Ik vind het zo leuk met jou dat ik heb besloten er nog eentje zoals jou bij te nemen.” Ik vermoed dat u dit niet leuk vindt en dat ook laat blijken. U zult een poging doen het innerlijke conflict waarin deze mededeling van uw partner u brengt op te lossen, of in ieder geval draaglijk te houden. Hoe u dat doet en hoe u reageert hangt af van wat voor iemand u bent, wat voor partner u hebt, hoe belangrijk deze voor u is, enzovoort. In het uiterste geval kunt u besluiten een andere partner te zoeken.

Een kind dat er een broertje of zusje bij krijgt ervaart ietssoortgelijks. Het krijgt te horen: ,,We vinden jou zo leuk dat we hebben besloten om er nog eentje zoals jij bij te nemen.” Een kind staat daar nogal machteloos tegenover. Het kan niet weglopen en andere ouders uitzoeken die het bij één kind willen laten. Als het kind geluk heeft praten zijn ouders erover, omdat ze zich realiseren hoe moeilijk deze verandering is en houden ze er in hun gedrag rekening mee. In ieder geval probeert een kind een dergelijke emotioneel beladen kwestie van samenhang en betekenis te voorzien en op die wijze te integreren.

Zo herinnerde analysant A. zich dat hij als kind een tijdlang iedere avond op zijn knietjes lag te bidden om een broertje of een zusje. Nu begreep hij dat dit gebeurde toen zijn moeder zwanger was van zijn broertje. Zijn fantasie bestond eruit dat als je maar hard genoeg bad, God een engel stuurde die een kindje bracht. Toen zijn broertje werd geboren stond hij dus niet machteloos en onwetend toe te kijken bij iets wat hij niet goed begreep en waar hij geen deel aan had. Hij had zichzelf in zijn fantasie een centrale rol toebedacht, want door zo goed te bidden was hij immers de verwekker van het kind.
Vanzelfzwijgend

In deze kinderfantasie van meneer A. is goed te zien hoe hij zijn innerlijke conflict over het buitengesloten zijn en niet goed weten wat er precies gebeurt, voor zichzelf probeerde op te lossen. Ook al noemen we dit soort kinderfantasieën onbewust, het betekent niet dat zij diep verdrongen zijn, maar meer dat wij ons van hun afwezigheid niet bewust zijn. Zij zijn zo vanzelfsprekend dat zij niet meer door ons worden gezien en zijn op dezelfde manier onzichtbaar als de lucht die wij ademen. Ze zijn als het ware ‘vanzelfzwijgend’ in ons leven aanwezig.

Juist vanwege deze vanzelfzwijgende aanwezigheid kunnen ze een beslissende invloed uitoefenen. Meneer A. wist heel goed hoe kinderen verwekt worden en wilde zelf absoluut geen kinderen. Toch had hij de neiging om bij seksueel contact onzorgvuldig te zijn met anticonceptie. Toen hij zich zijn kinderfantasie bewust werd, drong het tot hem door dat hij wel degelijk het risico liep om de vrouw zwanger te maken, ook al lag hij niet ijverig op zijn knieën te bidden.

Zo oefent onze onbewuste ideologie vanzelfzwijgend invloed uit op onze partnerkeuze, hoe we vrijen, het beroep dat we hebben, onze vrienden, onze hobby’s, de auto’s waarin we rijden, onze politieke keuze, enzovoort. Tot op zekere hoogte zíjn wij onze onbewuste ideologie. Om iemand werkelijk te leren kennen moeten we dan ook vooral zicht proberen te krijgen op de aard en de inhoud van zijn onbewuste fantasieën.

Wanneer de intensiteit van de gevoelens van angst, depressie en hulpeloosheid die in een bepaalde fantasie opgeborgen zijn niet te groot is, kunnen we haar meestal wel in voldoende mate door de met anderen gedeelde werkelijkheid laten beïnvloeden. Op deze wijze blijven onze innerlijke conflicten hanteerbaar en berokkenen wij ons zelf en anderen niet te veel schade.
Auto’s

Ik geef daar een voorbeeld van. Toen meneer B. een auto nodig had sloot hij in zijn overweging Duitse en Japanse merken automatisch uit. Hij had daar nooit zo bij stilgestaan tot een vriend hem erop wees dat juist deze auto’s altijd zo goed beoordeeld werden in de onderzoeken van de consumentenbond. Meneer B. wist dat eigenlijk zelf ook wel. Hij realiseerde zich ook dat de oorlog al lang voorbij was en dat Duitsland en Japan nu onze bondgenoten zijn. Toch maakte dat niets uit voor zijn vanzelfsprekende gevoel dat hij geen Duitse of Japanse auto wilde.

Hij begreep dit gevoel niet totdat hij zich herinnerde dat hij als kind soms gepest werd met een oom die lid van de NSB was geweest. Ineens drong tot hem door dat hij in zijn autokeuze nog steeds de fantasie uit zijn kindertijd probeerde uit te drukken die luidde: als ik groot ben zal ik jullie laten zien dat ik niet fout ben. In dit geval ging het weliswaar om een pijnlijke herinnering, maar één die toch vrij gemakkelijk bereikbaar was en tot een verandering kon leiden van zijn instelling tegenover auto’s.

Soms gaat het echter om ervaringen die zoveel angst, wanhoop en verlatenheid oproepen dat de fantasie in kwestie met grote vasthoudendheid verdedigd moet worden. In een dergelijke situatie kan er sprake zijn van een geheime fantasie. Zo’n fantasie moet geheim blijven, omdat zij anders haar functie als conflictoplossing en essentieel compromis verliest, en een illusie blijkt. Innerlijk wordt er veel overhoop gehaald als zo’n geheime fantasie van haar vanzelfzwijgendheid wordt ontdaan. Het betekent het verlies van een innerlijk houvast, waarnaar op allerlei moeilijke momenten teruggegrepen kan worden. Dit pijnlijke verlies van houvast en zekerheid verklaart ook waarom het vaak lijkt alsof iemand aan een dergelijke fantasie verslaafd is.
Onbehagen

Dat brengt mij op de vraag voor welke mensen een psychoanalyse een geschikte behandelingsvorm kan zijn. Ik gaf al aan dat conflicten bij het leven horen. Dat geldt voor conflicten tussen mensen onderling, maar ook voor de bewuste en onbewuste conflicten binnen ons zelf. We maken allemaal situaties mee waarin we zouden willen dat het anders ging. Niemand groeit op in een omgeving die perfect is. En iedereen heeft wel verlangens die niet realiseerbaar zijn. Freud noemde dit ‘het onbehagen in de cultuur’.

Veel mensen kunnen hun innerlijke conflicten in voldoende mate zelf oplossen en hoeven geen beroep te doen op professionele hulp. Anderen lukt dat niet. Zij lopen steeds vast in hun relaties; kiezen bij herhaling de verkeerde partner; komen niet uit de verf in hun werk; maken hun studie niet af; voelen zich angstig, onvoldaan of ongelukkig. Zij lijden dus aan wat je ‘gevoelsproblemen’ zou kunnen noemen. Problemen die ze alleen kunnen oplossen wanneer ze meer te weten komen over de onbewuste ideologie die hun leven richting geeft.

Het stellen van de diagnose ‘gevoelsproblemen’ geeft nog geen uitsluitsel over de behandeling die voor iemand het meest geschikt is. Daarvoor is een vorm van onderzoek en diagnostiek nodig waarin niet alleen iemands mogelijkheden en de aard van zijn problematiek in kaart worden gebracht, maar waarin denadruk vooral komt te liggen op wat iemand zelf wil. Wil iemand vooral van zijn klachten af of wil hij zichzelf ook beter leren kennen, hoe pijnlijk dat ook is.

Er wordt vaak onvoldoende onderkend dat voor de meeste mensen een psychoanalytische houding tegenover zichzelf en anderen weinig vanzelfsprekend is, ook al omdat zo’n houding in veel situaties een betrekkelijk geringe overlevingswaarde heeft. In sommige moeilijke situaties heeft het niet zoveel zin om bij jezelf stil te staan en je goed bewust te zijn van wat je voelt, fantaseert of verlangt. Integendeel, het kan levensreddend zijn wanneer je je in voldoende mate kunt afschermen. Maar in een psychoanalytische behandeling moet je dat stilstaan juist wel kunnen of in ieder geval willen.

Zo’n psychoanalytische houding betekent ook dat je je realiseert dat je behoefte om te weten wat er innerlijk bij je leeft, te ervaren hoe je onbewuste ideologie eruit ziet en op welke gronden deze tot stand is gekomen, altijd onderwerp van conflict is. Maar als iemand de pijn en moeite ervoor over heeft en emotionele toegang wil krijgen tot zijn onbewuste belevingswereld, kan een psychoanalyse een aangewezen vorm van behandeling zijn. Naar mijn mening is er namelijk geen behandelingsmethode die deze emotionele toegang in grotere mate kan bieden dan de psychoanalyse.”

Bewerking: Mannus van der Laan

In het kader van de Studium Generale-reeks ‘Freud en de psychoanalyse’ hield dr. A. Ladan onlangs een lezing in het Techniek Museum getiteld ‘Psychoanalyse en onbewuste ideologie’. De psychiater A. Ladan is stafmedewerker van het Nederlands Psychoanalytisch Instituut en opleidingspsychoanalyticus. Hij heeft een praktijk in Zeist. Hieronder een verkorte weergave van zijn voordracht.

,,Van jongs af aan gebruiken wij een groot deel van onze psychische activiteiten om een eigen, innerlijke wereld te scheppen. Deze binnenwereld is onder meer gevuld met onbewuste fantasieën: verhalen uit onze kindertijd waarin we onze oude angsten, wensen en verlangens hebben opgeborgen. Deze verhalen bewerken wij in de loop van ons leven, maar in essentie vertonen ze een grote mate van duurzaamheid. Tezamen vormen deze kinderverhalen onze ‘onbewuste ideologie’, een term van de Nederlandse analyticus Van Leeuwen.

Een dergelijke onbewuste ideologie bepaalt in belangrijke mate hoe wij in de wereld staan. Ze verzet zich tegen nieuwe of afwijkende informatie, ook wanneer onze latere verstandelijke inzichten anders dicteren. Kennelijk zijn er motieven die bewerkstelligen dat mensen aan hun oude wereldbeeld vasthouden. Motieven waarvan ze zich niet bewust zijn en waar ze dus ook geen greep op hebben. Om te begrijpen om wat voor motieven het zou kunnen gaan, moeten we meer weten over de functie van fantasieën die aan de basis liggen van de onbewuste ideologie.

Als kind maken we fantasieën om aan datgene wat zich afspeelt tussen ons zelf en de mensen om ons heen samenhang en betekenis te geven. Dit proberen we zodanig te integreren dat we ons staande kunnen houden, zonder dat onze gevoelens van angst, depressie en hulpeloosheid onverdraaglijk hoog oplopen. Het zijn dus pogingen om onze innerlijke conflicten, die nu eenmaal bij het leven horen, zo goed mogelijk op te lossen. In de psychoanalyse spreken we in dit verband over compromisvorming. We moeten een compromis vormen tussen het zo goed mogelijk bevredigen van onze verlangens en ons zelf zo min mogelijk angst, schade en pijn berokkenen.
Broertje

Ik geef een voorbeeld van zo’n innerlijke conflictsituatie. Stelt u zich voor dat uw partner, waar u veel om geeft, tegen u zegt: ,,Ik vind het zo leuk met jou dat ik heb besloten er nog eentje zoals jou bij te nemen.” Ik vermoed dat u dit niet leuk vindt en dat ook laat blijken. U zult een poging doen het innerlijke conflict waarin deze mededeling van uw partner u brengt op te lossen, of in ieder geval draaglijk te houden. Hoe u dat doet en hoe u reageert hangt af van wat voor iemand u bent, wat voor partner u hebt, hoe belangrijk deze voor u is, enzovoort. In het uiterste geval kunt u besluiten een andere partner te zoeken.

Een kind dat er een broertje of zusje bij krijgt ervaart ietssoortgelijks. Het krijgt te horen: ,,We vinden jou zo leuk dat we hebben besloten om er nog eentje zoals jij bij te nemen.” Een kind staat daar nogal machteloos tegenover. Het kan niet weglopen en andere ouders uitzoeken die het bij één kind willen laten. Als het kind geluk heeft praten zijn ouders erover, omdat ze zich realiseren hoe moeilijk deze verandering is en houden ze er in hun gedrag rekening mee. In ieder geval probeert een kind een dergelijke emotioneel beladen kwestie van samenhang en betekenis te voorzien en op die wijze te integreren.

Zo herinnerde analysant A. zich dat hij als kind een tijdlang iedere avond op zijn knietjes lag te bidden om een broertje of een zusje. Nu begreep hij dat dit gebeurde toen zijn moeder zwanger was van zijn broertje. Zijn fantasie bestond eruit dat als je maar hard genoeg bad, God een engel stuurde die een kindje bracht. Toen zijn broertje werd geboren stond hij dus niet machteloos en onwetend toe te kijken bij iets wat hij niet goed begreep en waar hij geen deel aan had. Hij had zichzelf in zijn fantasie een centrale rol toebedacht, want door zo goed te bidden was hij immers de verwekker van het kind.
Vanzelfzwijgend

In deze kinderfantasie van meneer A. is goed te zien hoe hij zijn innerlijke conflict over het buitengesloten zijn en niet goed weten wat er precies gebeurt, voor zichzelf probeerde op te lossen. Ook al noemen we dit soort kinderfantasieën onbewust, het betekent niet dat zij diep verdrongen zijn, maar meer dat wij ons van hun afwezigheid niet bewust zijn. Zij zijn zo vanzelfsprekend dat zij niet meer door ons worden gezien en zijn op dezelfde manier onzichtbaar als de lucht die wij ademen. Ze zijn als het ware ‘vanzelfzwijgend’ in ons leven aanwezig.

Juist vanwege deze vanzelfzwijgende aanwezigheid kunnen ze een beslissende invloed uitoefenen. Meneer A. wist heel goed hoe kinderen verwekt worden en wilde zelf absoluut geen kinderen. Toch had hij de neiging om bij seksueel contact onzorgvuldig te zijn met anticonceptie. Toen hij zich zijn kinderfantasie bewust werd, drong het tot hem door dat hij wel degelijk het risico liep om de vrouw zwanger te maken, ook al lag hij niet ijverig op zijn knieën te bidden.

Zo oefent onze onbewuste ideologie vanzelfzwijgend invloed uit op onze partnerkeuze, hoe we vrijen, het beroep dat we hebben, onze vrienden, onze hobby’s, de auto’s waarin we rijden, onze politieke keuze, enzovoort. Tot op zekere hoogte zíjn wij onze onbewuste ideologie. Om iemand werkelijk te leren kennen moeten we dan ook vooral zicht proberen te krijgen op de aard en de inhoud van zijn onbewuste fantasieën.

Wanneer de intensiteit van de gevoelens van angst, depressie en hulpeloosheid die in een bepaalde fantasie opgeborgen zijn niet te groot is, kunnen we haar meestal wel in voldoende mate door de met anderen gedeelde werkelijkheid laten beïnvloeden. Op deze wijze blijven onze innerlijke conflicten hanteerbaar en berokkenen wij ons zelf en anderen niet te veel schade.
Auto’s

Ik geef daar een voorbeeld van. Toen meneer B. een auto nodig had sloot hij in zijn overweging Duitse en Japanse merken automatisch uit. Hij had daar nooit zo bij stilgestaan tot een vriend hem erop wees dat juist deze auto’s altijd zo goed beoordeeld werden in de onderzoeken van de consumentenbond. Meneer B. wist dat eigenlijk zelf ook wel. Hij realiseerde zich ook dat de oorlog al lang voorbij was en dat Duitsland en Japan nu onze bondgenoten zijn. Toch maakte dat niets uit voor zijn vanzelfsprekende gevoel dat hij geen Duitse of Japanse auto wilde.

Hij begreep dit gevoel niet totdat hij zich herinnerde dat hij als kind soms gepest werd met een oom die lid van de NSB was geweest. Ineens drong tot hem door dat hij in zijn autokeuze nog steeds de fantasie uit zijn kindertijd probeerde uit te drukken die luidde: als ik groot ben zal ik jullie laten zien dat ik niet fout ben. In dit geval ging het weliswaar om een pijnlijke herinnering, maar één die toch vrij gemakkelijk bereikbaar was en tot een verandering kon leiden van zijn instelling tegenover auto’s.

Soms gaat het echter om ervaringen die zoveel angst, wanhoop en verlatenheid oproepen dat de fantasie in kwestie met grote vasthoudendheid verdedigd moet worden. In een dergelijke situatie kan er sprake zijn van een geheime fantasie. Zo’n fantasie moet geheim blijven, omdat zij anders haar functie als conflictoplossing en essentieel compromis verliest, en een illusie blijkt. Innerlijk wordt er veel overhoop gehaald als zo’n geheime fantasie van haar vanzelfzwijgendheid wordt ontdaan. Het betekent het verlies van een innerlijk houvast, waarnaar op allerlei moeilijke momenten teruggegrepen kan worden. Dit pijnlijke verlies van houvast en zekerheid verklaart ook waarom het vaak lijkt alsof iemand aan een dergelijke fantasie verslaafd is.
Onbehagen

Dat brengt mij op de vraag voor welke mensen een psychoanalyse een geschikte behandelingsvorm kan zijn. Ik gaf al aan dat conflicten bij het leven horen. Dat geldt voor conflicten tussen mensen onderling, maar ook voor de bewuste en onbewuste conflicten binnen ons zelf. We maken allemaal situaties mee waarin we zouden willen dat het anders ging. Niemand groeit op in een omgeving die perfect is. En iedereen heeft wel verlangens die niet realiseerbaar zijn. Freud noemde dit ‘het onbehagen in de cultuur’.

Veel mensen kunnen hun innerlijke conflicten in voldoende mate zelf oplossen en hoeven geen beroep te doen op professionele hulp. Anderen lukt dat niet. Zij lopen steeds vast in hun relaties; kiezen bij herhaling de verkeerde partner; komen niet uit de verf in hun werk; maken hun studie niet af; voelen zich angstig, onvoldaan of ongelukkig. Zij lijden dus aan wat je ‘gevoelsproblemen’ zou kunnen noemen. Problemen die ze alleen kunnen oplossen wanneer ze meer te weten komen over de onbewuste ideologie die hun leven richting geeft.

Het stellen van de diagnose ‘gevoelsproblemen’ geeft nog geen uitsluitsel over de behandeling die voor iemand het meest geschikt is. Daarvoor is een vorm van onderzoek en diagnostiek nodig waarin niet alleen iemands mogelijkheden en de aard van zijn problematiek in kaart worden gebracht, maar waarin denadruk vooral komt te liggen op wat iemand zelf wil. Wil iemand vooral van zijn klachten af of wil hij zichzelf ook beter leren kennen, hoe pijnlijk dat ook is.

Er wordt vaak onvoldoende onderkend dat voor de meeste mensen een psychoanalytische houding tegenover zichzelf en anderen weinig vanzelfsprekend is, ook al omdat zo’n houding in veel situaties een betrekkelijk geringe overlevingswaarde heeft. In sommige moeilijke situaties heeft het niet zoveel zin om bij jezelf stil te staan en je goed bewust te zijn van wat je voelt, fantaseert of verlangt. Integendeel, het kan levensreddend zijn wanneer je je in voldoende mate kunt afschermen. Maar in een psychoanalytische behandeling moet je dat stilstaan juist wel kunnen of in ieder geval willen.

Zo’n psychoanalytische houding betekent ook dat je je realiseert dat je behoefte om te weten wat er innerlijk bij je leeft, te ervaren hoe je onbewuste ideologie eruit ziet en op welke gronden deze tot stand is gekomen, altijd onderwerp van conflict is. Maar als iemand de pijn en moeite ervoor over heeft en emotionele toegang wil krijgen tot zijn onbewuste belevingswereld, kan een psychoanalyse een aangewezen vorm van behandeling zijn. Naar mijn mening is er namelijk geen behandelingsmethode die deze emotionele toegang in grotere mate kan bieden dan de psychoanalyse.”

Bewerking: Mannus van der Laan

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.