Campus

De gezichtsuitdrukking van een wereldstad

Historische structuren horen een belangrijke rol te spelen in de stedenbouw; pas op voor naïef functionalisme. Die boodschap bracht Senatsbaudirektor dr.

Hans Stimmann tijdens de TU-Technologiedag afgelopen zaterdag. Delta bewerkte zijn analyse van de stedenbouwkundige ontwikkelingen in naoorlogs Berlijn.

Berlijn was de afgelopen vijftig jaar volop in beweging. Na intensieve afbraak en nieuwbouw is de stad een dwarsdoorsnede van de Duitse en internationale stedenbouw- en architectuurexperimenten geworden. Het heeft daar haar historische hart voor op moeten geven % ook de delen die in de oorlog gespaard waren gebleven. De stedelijke structuur is daarentegen weliswaar aangetast, maar niet voorgoed verloren.

De eerste golf van vernietiging van huizen vond plaats tijdens de oorlog en de jaren kort daarna. Zij werd gevolgd door de sloop van talrijke gebouwen voor nieuwe stedenbouwkundige projecten. Daarbij maakte het traditionele, kleinschalige privé-grondbezit plaats voor grootschalig bezit door stad en staat. Dwars door de toch al verminkte stad kwamen ook nog eens autobanen te lopen % symbool van vrijheid en welvaart. Tot slot werd door de bouw van de Muur in 1961 het historische centrum van de stad afgescheiden.

Een overzicht van ‘Schwarzpläne‘ % zwartdrukken van de grondvlakken van de bouwblokken, waarbij alle onbebouwde ruimte wit blijft % tonen stapsgewijs de vrijwel volledige afbraak van de binnenstad in de eerste helft van de twintigste eeuw. De nieuwbouw die hiervoor in de plaats kwam, trok internationaal de aandacht. De vaak gewaagde experimenten vormen nog steeds een staalkaart voor moderne architectuurgeschiedenis.

Na de hereniging in 1989 vond er een herbezinning plaats op de Berlijnse traditie van rücksichtlose sloop- en bouwactiviteiten. De nieuwe stad moest een ‘kritische reconstructie’ van het Berlijn van vóór de grote ingrepen worden. Historische gebouwen moeten voortaan bewaard blijven en de oorspronkelijke plattegrond wordt gedeeltelijk hersteld: verkeersaders moeten smaller en de bebouwing kleinschaliger.

Zoals woorden ontstaan uit losse letters, zo ontstaat de structuur van een stad uit het verloop van straten, hun uiteenlopende breedtes, de vorm en grootte van de pleinen en parken, de ligging van kerken, raadhuizen, stations met infrastructuur en woonhuizen. Samen vormen ze de gezichtsuitdrukking van de stad.

Van veel in de oorlog verwoeste Europese binnensteden is de structuur van de Berlijnse binnenstad herhaaldelijk herschreven. In Berlijn eisten ook maatschappelijke veranderingen en nieuwe politieke doelen een breuk met het verleden. De sprekende plattegronden van de dertiende-eeuwse ontstaanskern Cölln, hun barokke zeventiende-eeuwse uitbreidingen, het eerste Berlijnse Stadtschloss en het Potsdamer Bahnhof: alles werd geheel uitgewist.

Aldo Rossi

Naoorlogse architecten, planologen en politici in Oost en West haatten het verleden en geloofden in de vooruitgang. Politiek besmette gebouwen maakten plaats voor een net van stadsautobanen. Kleinschalig privé-grondeigendom kwam in handen van de gemeente. Behalve de nalatenschap van het Derde Rijk moesten ook de stedenbouwkundige overblijfselen van de burgerlijke wereld opgeruimd worden, om zo plaats te maken voor een nieuwe rechtvaardige maatschappij zonder uitbuiting en grondspeculatie.

De moderne stedenbouwers % Le Corbusier, Ludwig Hilbersheimer en Hans Scharoun % zijn bewust van de oorspronkelijke structuur afgeweken. Geen enkel stedenbouwkundig streefbeeld uit de decennia na de oorlog heeft echter volledig ingang gevonden. Omdat ze elkaar bovendien snel opvolgden, bestaat de echte stad nu uit een verzameling fragmenten met uiteenlopende stedenbouwkundige en stadspolitieke motivatie: van de onbegrensde ruimte in het voormalige oerstroomdal van de Spree tot en met postmodernisten.

De vooraanstaande architect Aldo Rossi leverde in 1966 kritiek op het in zijn ogen naïeve functionalisme. Volgens Rossi moest de stedelijke plattegrond ‘duurzaam’ zijn, met daarin plaats voor monumenten die ons verleden tastbaar maken. Rossi’s kritiek bereikte eerst de universiteiten en had aanvankelijk geen invloed op de praktijk. Daar zette de stedenbouwkundige kaalslag zich voort.

Het verlies van de stedelijke structuur staat centraal in ‘Collage City‘, het standaardwerk uit 1978 van Colin Rowe en Fred Koetter. Zij vergeleken de zwartdrukken van de traditionele en de moderne stad. De plattegrond van de traditionele stad is vrijwel zwart en geeft een verzameling ruimtes weer; de andere plattegrond is vrijwel wit en toont voorwerpen in een onbegrensde ruimte. Het scheppen van stedelijke ruimte % grondregel van het stedenbouwkundig ontwerpen % is sinds het begin van het modernisme systematisch genegeerd.

De kritiek van Aldo Rossi en de zwartdrukanalyses van Collage City bleven ook in Berlijn niet zonder gevolgen. In deze stad nam Josef Paul Kleihues het voortouw, toen hij eind zestiger jaren de lege binnenstad van Berlijn-Charlottenburg opnieuw wilde bebouwen.

Provocatie

Wijs geworden van de ervaringen met het principe van platgooien-en-opnieuw-beginnen, besloot de senaat van West-Berlijn in 1978 dat de historische structuur van de stad als grondslag voor de verdere stedelijke ontwikkeling moest dienen. Na de hereniging ging dit proces van het opsporen van de historische structuren van de stad door.

De grondbeslissing luidde dat Berlijn zijn plattegrond niet opnieuw moest uitvinden. Berlijn had volgens de Oostenrijkse architect Adolf Loos geen nieuwe stedenbouwkundige concepten nodig. Een herbezinning op nog herkenbare stedenbouwkundige structuren zou volstaan.

Met de hereniging is vooral in de binnenstad een planning- en bouwactiviteit ingezet, die in omvang en hevigheid maar ook door de historische ontwikkeling van een voorheen gedeelde stad, nergens anders haar gelijke vindt. Om aan de verwachtingen van privé-investeerders na de Wende te kunnen beantwoorden, maar ook om regering en parlement snel naar de nieuwe hoofdstad te kunnen laten verhuizen, moest de senaat in korte tijd strategische beslissingen nemen. In hoog tempo werden stedenbouwkundige en architectonische ontwerpen voor het historische centrum vervaardigd.

Deze radicale wijziging van koers was niet alleen een provocatie voor veel in Berlijn bouwende architecten, maar ook voor de autogerichte verkeersplanners en managers van winkelcentra. Deze uitdaging vormde de kern van het Berlijnse architectuurdebat. De ene partij hield vast aan een experimentele voortzetting van de Europese stedenbouwkundige en architectonische traditie, de andere partij idealiseerde de breuk met de maatstaven en wilde graag vermenging van privé-sfeer en openbaarheid en vrijstaande gebouwen met brede straten om plaats te bieden aan veel autoverkeer.

De zwartdrukken beelden de ontwikkeling van de binnenstad van de afgelopen zes decennia op indrukwekkende wijze af. Ze laten de prestaties van meerdere generaties architecten zien, maar ook dat dit bijna steeds ten koste van de historische bouwmassa ging. Het begin van een nieuw millennium herinnert ons eraan dat behalve de creatieve ontwikkeling, ook het behoud van culturele voortbrengselen tot de opgaven van de architectuur en stedenbouw behoort. De stedelijke plattegrond en de perceelstructuur vormen het geheugen en de grondslag voor de architectuur van de Europese grootstad.

Historische structuren horen een belangrijke rol te spelen in de stedenbouw; pas op voor naïef functionalisme. Die boodschap bracht Senatsbaudirektor dr. Hans Stimmann tijdens de TU-Technologiedag afgelopen zaterdag. Delta bewerkte zijn analyse van de stedenbouwkundige ontwikkelingen in naoorlogs Berlijn.

Berlijn was de afgelopen vijftig jaar volop in beweging. Na intensieve afbraak en nieuwbouw is de stad een dwarsdoorsnede van de Duitse en internationale stedenbouw- en architectuurexperimenten geworden. Het heeft daar haar historische hart voor op moeten geven % ook de delen die in de oorlog gespaard waren gebleven. De stedelijke structuur is daarentegen weliswaar aangetast, maar niet voorgoed verloren.

De eerste golf van vernietiging van huizen vond plaats tijdens de oorlog en de jaren kort daarna. Zij werd gevolgd door de sloop van talrijke gebouwen voor nieuwe stedenbouwkundige projecten. Daarbij maakte het traditionele, kleinschalige privé-grondbezit plaats voor grootschalig bezit door stad en staat. Dwars door de toch al verminkte stad kwamen ook nog eens autobanen te lopen % symbool van vrijheid en welvaart. Tot slot werd door de bouw van de Muur in 1961 het historische centrum van de stad afgescheiden.

Een overzicht van ‘Schwarzpläne‘ % zwartdrukken van de grondvlakken van de bouwblokken, waarbij alle onbebouwde ruimte wit blijft % tonen stapsgewijs de vrijwel volledige afbraak van de binnenstad in de eerste helft van de twintigste eeuw. De nieuwbouw die hiervoor in de plaats kwam, trok internationaal de aandacht. De vaak gewaagde experimenten vormen nog steeds een staalkaart voor moderne architectuurgeschiedenis.

Na de hereniging in 1989 vond er een herbezinning plaats op de Berlijnse traditie van rücksichtlose sloop- en bouwactiviteiten. De nieuwe stad moest een ‘kritische reconstructie’ van het Berlijn van vóór de grote ingrepen worden. Historische gebouwen moeten voortaan bewaard blijven en de oorspronkelijke plattegrond wordt gedeeltelijk hersteld: verkeersaders moeten smaller en de bebouwing kleinschaliger.

Zoals woorden ontstaan uit losse letters, zo ontstaat de structuur van een stad uit het verloop van straten, hun uiteenlopende breedtes, de vorm en grootte van de pleinen en parken, de ligging van kerken, raadhuizen, stations met infrastructuur en woonhuizen. Samen vormen ze de gezichtsuitdrukking van de stad.

Van veel in de oorlog verwoeste Europese binnensteden is de structuur van de Berlijnse binnenstad herhaaldelijk herschreven. In Berlijn eisten ook maatschappelijke veranderingen en nieuwe politieke doelen een breuk met het verleden. De sprekende plattegronden van de dertiende-eeuwse ontstaanskern Cölln, hun barokke zeventiende-eeuwse uitbreidingen, het eerste Berlijnse Stadtschloss en het Potsdamer Bahnhof: alles werd geheel uitgewist.

Aldo Rossi

Naoorlogse architecten, planologen en politici in Oost en West haatten het verleden en geloofden in de vooruitgang. Politiek besmette gebouwen maakten plaats voor een net van stadsautobanen. Kleinschalig privé-grondeigendom kwam in handen van de gemeente. Behalve de nalatenschap van het Derde Rijk moesten ook de stedenbouwkundige overblijfselen van de burgerlijke wereld opgeruimd worden, om zo plaats te maken voor een nieuwe rechtvaardige maatschappij zonder uitbuiting en grondspeculatie.

De moderne stedenbouwers % Le Corbusier, Ludwig Hilbersheimer en Hans Scharoun % zijn bewust van de oorspronkelijke structuur afgeweken. Geen enkel stedenbouwkundig streefbeeld uit de decennia na de oorlog heeft echter volledig ingang gevonden. Omdat ze elkaar bovendien snel opvolgden, bestaat de echte stad nu uit een verzameling fragmenten met uiteenlopende stedenbouwkundige en stadspolitieke motivatie: van de onbegrensde ruimte in het voormalige oerstroomdal van de Spree tot en met postmodernisten.

De vooraanstaande architect Aldo Rossi leverde in 1966 kritiek op het in zijn ogen naïeve functionalisme. Volgens Rossi moest de stedelijke plattegrond ‘duurzaam’ zijn, met daarin plaats voor monumenten die ons verleden tastbaar maken. Rossi’s kritiek bereikte eerst de universiteiten en had aanvankelijk geen invloed op de praktijk. Daar zette de stedenbouwkundige kaalslag zich voort.

Het verlies van de stedelijke structuur staat centraal in ‘Collage City‘, het standaardwerk uit 1978 van Colin Rowe en Fred Koetter. Zij vergeleken de zwartdrukken van de traditionele en de moderne stad. De plattegrond van de traditionele stad is vrijwel zwart en geeft een verzameling ruimtes weer; de andere plattegrond is vrijwel wit en toont voorwerpen in een onbegrensde ruimte. Het scheppen van stedelijke ruimte % grondregel van het stedenbouwkundig ontwerpen % is sinds het begin van het modernisme systematisch genegeerd.

De kritiek van Aldo Rossi en de zwartdrukanalyses van Collage City bleven ook in Berlijn niet zonder gevolgen. In deze stad nam Josef Paul Kleihues het voortouw, toen hij eind zestiger jaren de lege binnenstad van Berlijn-Charlottenburg opnieuw wilde bebouwen.

Provocatie

Wijs geworden van de ervaringen met het principe van platgooien-en-opnieuw-beginnen, besloot de senaat van West-Berlijn in 1978 dat de historische structuur van de stad als grondslag voor de verdere stedelijke ontwikkeling moest dienen. Na de hereniging ging dit proces van het opsporen van de historische structuren van de stad door.

De grondbeslissing luidde dat Berlijn zijn plattegrond niet opnieuw moest uitvinden. Berlijn had volgens de Oostenrijkse architect Adolf Loos geen nieuwe stedenbouwkundige concepten nodig. Een herbezinning op nog herkenbare stedenbouwkundige structuren zou volstaan.

Met de hereniging is vooral in de binnenstad een planning- en bouwactiviteit ingezet, die in omvang en hevigheid maar ook door de historische ontwikkeling van een voorheen gedeelde stad, nergens anders haar gelijke vindt. Om aan de verwachtingen van privé-investeerders na de Wende te kunnen beantwoorden, maar ook om regering en parlement snel naar de nieuwe hoofdstad te kunnen laten verhuizen, moest de senaat in korte tijd strategische beslissingen nemen. In hoog tempo werden stedenbouwkundige en architectonische ontwerpen voor het historische centrum vervaardigd.

Deze radicale wijziging van koers was niet alleen een provocatie voor veel in Berlijn bouwende architecten, maar ook voor de autogerichte verkeersplanners en managers van winkelcentra. Deze uitdaging vormde de kern van het Berlijnse architectuurdebat. De ene partij hield vast aan een experimentele voortzetting van de Europese stedenbouwkundige en architectonische traditie, de andere partij idealiseerde de breuk met de maatstaven en wilde graag vermenging van privé-sfeer en openbaarheid en vrijstaande gebouwen met brede straten om plaats te bieden aan veel autoverkeer.

De zwartdrukken beelden de ontwikkeling van de binnenstad van de afgelopen zes decennia op indrukwekkende wijze af. Ze laten de prestaties van meerdere generaties architecten zien, maar ook dat dit bijna steeds ten koste van de historische bouwmassa ging. Het begin van een nieuw millennium herinnert ons eraan dat behalve de creatieve ontwikkeling, ook het behoud van culturele voortbrengselen tot de opgaven van de architectuur en stedenbouw behoort. De stedelijke plattegrond en de perceelstructuur vormen het geheugen en de grondslag voor de architectuur van de Europese grootstad.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.