De organisatie van het Delftse onderzoek verandert drastisch dezer dagen. Cvb-lid Berkhout over zijn ‘faciliterende rol’ bij het aansturen van de wetenschap.
Het begon eigenlijk ruim twee jaar geleden met de oprichting van de Diocs (Delftse Interfacultaire OnderzoeksCentra). Dat markeerde een sterke groei van instituten die zich over meer dan één faculteit uitstrekten. Later werden ook andere instituten in een faculteit-overstijgende vorm gegoten. Het matrixmodel van collegelid prof.dr.ir. A.J. (Guus) Berkhout gaf een onderbouwing aan de ontwikkelingen, gebaseerd op het ‘cyclische aspect van innovatieprocessen’.
,,In het verleden hebben multidisciplinaire verbanden een slechte naam gekregen, omdat er vaak een stel kletsmajoors bij elkaar zat”, legt Berkhout uit. ,,Er werden ook te veel geïsoleerde vliegers opgelaten – er was te weinig samenhang. Het cvb heeft nu een masterplan, gebaseerd op een gelegitimeerd concept van de kenniscyclus. Die legitimatie is noodzakelijk, want aan een universiteit moet je mensen echt overtuigen, je kunt niets opleggen.”
In de universitaire matrix zijn de faculteiten de kolommen, terwijl de verschillende instituten de rijen vormen. ‘Uniek’ noemt Berkhout het model, omdat het uitgaat van ‘de vertaling van macro-vraagstellingen naar samenhangend gespecialiseerd onderzoek.’ Berkhout ontkent dat door alle dwarsverbanden een starre organisatie ontstaat: ,,De matrix is geen betonmatje, hij is juist heel flexibel. De faculteiten blijven bovendien de draagconstructie van de universiteit. De instituten kunnen alleen succesvol zijn als ze steunen op sterke kolommen, de faculteiten dus.”
Ook de kritiek dat het onderzoek door de instituutvorming verder van het onderwijs af komt te staan, deelt de vice-president research niet: ,,We hebben het allermoeilijkste, het vinden van samenhang, in het verleden teveel aan de studenten zelf overgelaten. De dwarsverbanden uit het model moeten daarom ook in het onderwijs een plek vinden.”
Bloedgroep
,,Het verleden heeft laten zien dat als je het leggen van verbanden overlaat aan wetenschappers, de mensen met dezelfde bloedgroep elkaar opzoeken, zoals in de onderzoekscholen”, vervolgt Berkhout. ,,Dat is de typische structuur van onze eeuw. In de komende eeuw gaat het er juist om verschillende kennisgebieden te combineren. De kenniscyclus vraagt daarom en het is nu eenmaal de taak van het college om deze strategische zaak aan de orde te stellen.”
Berkhout spreekt tegen dat het cvb zo wel een heel strakke sturing aan het onderzoek geeft. ,,Ik spreek liever van faciliteren. Als je de schotten tussen de verschillende disciplines weghaalt, noem ik dat faciliteren. Hoogleraren die moeite hebben met de ontwikkelingen, kijken te veel in hun achteruitkijkspiegel en zien de sterk veranderde omgeving niet die op hen afkomt en waarin studenten komen te werken.Opleidingen die hier onvoldoende op letten, zullen steeds minder studenten trekken.”
Dat al die plannenschrijverij en extra instituten de overhead vergroten, gaat er bij Berkhout niet in: ,,Geïsoleerde projectjes zijn vervangen door samenhangende programma’s. Daarbij gaat het niet alleen om mooie plannen, de aanvragers moeten commitment tonen. Voor vrijblijvendheid is geen plaats. Na afloop zullen zij verantwoording moeten afleggen – een niet geringe cultuuromslag die de kwaliteit van de TU sterk zal verhogen. Tegelijkertijd blijft de organisatie simpel. Niet voor niets zijn de nieuwe instituten virtuele constructies zonder eigen personeel. Zo bereiken we maximale flexibiliteit in de rijen en houden we de administratieve rompslomp tot een minimum beperkt.”
De jongste rij in de matrixorganisatie wordt gevormd door Ditse, het instituut dat het Delftse ICT-onderzoek voor de dienstensector moet bundelen. Opnieuw een ambitieuze opzet, erkent Berkhout, maar gezien de successen tot nu toe mag dat wel, vindt hij. ,,Als je ziet hoeveel er al gebeurd is, bijvoorbeeld rond de Diocs – het is allemaal veel harder gegaan dan ik dacht. En dat komt niet omdat Berkhout het zo graag wilde, maar omdat het concept uitermate goed doordacht is.”
Het begon eigenlijk ruim twee jaar geleden met de oprichting van de Diocs (Delftse Interfacultaire OnderzoeksCentra). Dat markeerde een sterke groei van instituten die zich over meer dan één faculteit uitstrekten. Later werden ook andere instituten in een faculteit-overstijgende vorm gegoten. Het matrixmodel van collegelid prof.dr.ir. A.J. (Guus) Berkhout gaf een onderbouwing aan de ontwikkelingen, gebaseerd op het ‘cyclische aspect van innovatieprocessen’.
,,In het verleden hebben multidisciplinaire verbanden een slechte naam gekregen, omdat er vaak een stel kletsmajoors bij elkaar zat”, legt Berkhout uit. ,,Er werden ook te veel geïsoleerde vliegers opgelaten – er was te weinig samenhang. Het cvb heeft nu een masterplan, gebaseerd op een gelegitimeerd concept van de kenniscyclus. Die legitimatie is noodzakelijk, want aan een universiteit moet je mensen echt overtuigen, je kunt niets opleggen.”
In de universitaire matrix zijn de faculteiten de kolommen, terwijl de verschillende instituten de rijen vormen. ‘Uniek’ noemt Berkhout het model, omdat het uitgaat van ‘de vertaling van macro-vraagstellingen naar samenhangend gespecialiseerd onderzoek.’ Berkhout ontkent dat door alle dwarsverbanden een starre organisatie ontstaat: ,,De matrix is geen betonmatje, hij is juist heel flexibel. De faculteiten blijven bovendien de draagconstructie van de universiteit. De instituten kunnen alleen succesvol zijn als ze steunen op sterke kolommen, de faculteiten dus.”
Ook de kritiek dat het onderzoek door de instituutvorming verder van het onderwijs af komt te staan, deelt de vice-president research niet: ,,We hebben het allermoeilijkste, het vinden van samenhang, in het verleden teveel aan de studenten zelf overgelaten. De dwarsverbanden uit het model moeten daarom ook in het onderwijs een plek vinden.”
Bloedgroep
,,Het verleden heeft laten zien dat als je het leggen van verbanden overlaat aan wetenschappers, de mensen met dezelfde bloedgroep elkaar opzoeken, zoals in de onderzoekscholen”, vervolgt Berkhout. ,,Dat is de typische structuur van onze eeuw. In de komende eeuw gaat het er juist om verschillende kennisgebieden te combineren. De kenniscyclus vraagt daarom en het is nu eenmaal de taak van het college om deze strategische zaak aan de orde te stellen.”
Berkhout spreekt tegen dat het cvb zo wel een heel strakke sturing aan het onderzoek geeft. ,,Ik spreek liever van faciliteren. Als je de schotten tussen de verschillende disciplines weghaalt, noem ik dat faciliteren. Hoogleraren die moeite hebben met de ontwikkelingen, kijken te veel in hun achteruitkijkspiegel en zien de sterk veranderde omgeving niet die op hen afkomt en waarin studenten komen te werken.Opleidingen die hier onvoldoende op letten, zullen steeds minder studenten trekken.”
Dat al die plannenschrijverij en extra instituten de overhead vergroten, gaat er bij Berkhout niet in: ,,Geïsoleerde projectjes zijn vervangen door samenhangende programma’s. Daarbij gaat het niet alleen om mooie plannen, de aanvragers moeten commitment tonen. Voor vrijblijvendheid is geen plaats. Na afloop zullen zij verantwoording moeten afleggen – een niet geringe cultuuromslag die de kwaliteit van de TU sterk zal verhogen. Tegelijkertijd blijft de organisatie simpel. Niet voor niets zijn de nieuwe instituten virtuele constructies zonder eigen personeel. Zo bereiken we maximale flexibiliteit in de rijen en houden we de administratieve rompslomp tot een minimum beperkt.”
De jongste rij in de matrixorganisatie wordt gevormd door Ditse, het instituut dat het Delftse ICT-onderzoek voor de dienstensector moet bundelen. Opnieuw een ambitieuze opzet, erkent Berkhout, maar gezien de successen tot nu toe mag dat wel, vindt hij. ,,Als je ziet hoeveel er al gebeurd is, bijvoorbeeld rond de Diocs – het is allemaal veel harder gegaan dan ik dacht. En dat komt niet omdat Berkhout het zo graag wilde, maar omdat het concept uitermate goed doordacht is.”

Comments are closed.