Campus

Dagdromen over El Naranjal

Denkend aan El Naranjal krijgt Marloes van Loenhout een dromerige blik in haar ogen en laat ze pauzes vallen. Haar verblijf daar is vooral een zeer dierbare herinnering.


Het rolt er uiteindelijk allemaal wel uit, de informatie over de ‘zakelijke’ kant van Van Loenhouts stage. Dat de 27-jarige studente civiele techniek van februari tot en met april in het oost-Nicaraguaanse dorpje was. Dat het een gat is met ongeveer vijftien huisjes met tachtig inwoners. Dat ze er voor Stichting Samen Scholen met een groep van tien Nederlandse vrijwilligers en evenveel Nicaraguanen een school bouwde. Dat de school bedoeld is voor El Naranjal en wat omliggende dorpen. “Vijf lokalen.” Nog iets erbij? “Een keuken. En een opslaghok. Oja en slaapplekken voor docenten.”



Steeds dwalen haar ogen af en vallen er pauzes. Alsof ze aan andere dingen denkt. Zo gaat het ook bij het vissen naar haar rol. “Ik hielp bij de bouw en deed de administratie van de vrijwilligers. Onder meer zorgen voor een pasje met een foto, dat is daar heel bijzonder. En het indelen van de vrijwilligers bij de vijf vakmensen.”

Horten en stoten. Later komt naar boven dat ze ook, als inhoudelijk onderdeel van haar stage, de bouw documenteerde zodat Samen Scholen bij een volgend project in een ver binnenland fouten en tijdverlies kan voorkomen en vermijden.

Denken aan El Naranjal is voor Van Loenhout vooral denken aan een verblijf in een haar dierbaar geworden, voor westerlingen vrijwel onvoorstelbaar dorp op een unieke plaats. “In the middle of nowhere; het staat niet eens op Google Maps. Je moet erheen over een rivier met een boot.”



Een totaal andere wereld, waar ze zich heerlijk voelde. “Het was een stage, maar voelde vooral als vrijwilligerswerk.” Het leverde studiepunten, een beurs en inzicht in praktische bouwprocessen op. Kruimelwerk bij wat het haar persoonlijk bracht. “Het is bijzonder om met mensen die je niet kent en van wie je de taal niet goed spreekt, te werken aan een project.” En dan dat dorp. “Huisjes aan de oever, die toen tien meter hoog was. Daarachter de bosrand. Voor de school was een bouwterrein gemaakt en in de hoek was het tentenkamp waar we verbleven.” Er was een douchetentje met een emmer. “Maar veel leuker was om na het werk in de rivier te plonsen, want als je in zo’n mooie omgeving bent…”



Van Loenhout was meteen bij aankomst ‘thuis’. “We kwamen over de rivier. Het hele dorp stond aan de kade en rende naar de boot om onze spullen naar boven te brengen. Als het woord welkom ooit van toepassing was…” Als een rijker mens kwam ze terug. Kennisgemaakt met een andere cultuur. Een primitiever leven met mensen die weinig hebben om naar uit te kijken, minder naar de klok leven, tevredener zijn, maar niet minder relaxt, omdat ze kwetsbaarder zijn voor misoogst en diefstal. “Ze hebben het niet makkelijk en de regering is ze een beetje vergeten, maar ik weet nu van hun bestaan. Ik kan over ze vertellen en mijn foto’s laten zien.”

Er was maar een minpuntje: “Sommige vrijwilligers deden het alleen voor het voedselpakket dat ze na vijf dagen werken kregen. Een paar sjoemelden. Dan dacht ik: we bouwen de school voor júllie kinderen.” 

Vos dacht op voorhand dat haar kans om de volgende ronde en dus de liveshows te halen ‘ongeveer fifty-fifty’ was. “Ik was vooral bezig met het neerzetten op van een goed optreden. En dat is gelukt. In de vorige ronde had ik een ballad (‘Use Somebody’, red.) waarbij ik nauwelijks bewoog. Ik heb toe geloof ik één arm opgetild. Nu zong ik ‘Relight my fire’, een echt disco-nummer. Ik stond te swingen op het podium, mede door de zaal. Ook mijn outfit deed het goed. Na afloop kreeg ik allemaal berichten met vragen waar ik mijn laarzen, jurkje en mijn ring vandaan had.”

Stiknerveus
Bij het bekendmaken van de uitslag – slechts zeven van de twintig kandidaten zouden doorgaan naar de liveshows – was Vos ‘niet meer zenuwachtig’. Dat was een groot contrast met een groot deel van de dag waarin ze stiknerveus was. “Vooral ’s ochtends was het heel erg.” Bij de kapper liep het door een misverstandje uit. “Ik had voor een half uur afgesproken, maar wat ze wilden doen duurde anderhalf uur. Daardoor kwam ik te laat in Hilversum aan. Ik moest mijn tas neerzetten en meteen het podium op voor de repetitie. Het ging toen totaal niet.”

Tranen
Ze brak even. “In tranen heb ik mijn moeder gebeld met de vraag: waar heb ik me nu toch in gestort?” Haar moeder en wat vriendinnen in Noorwegen herstelden het vertrouwen weer. “De generale repetitie was goed. En toen heb ik ook besloten om gewoon te gaan genieten van het optreden in de show.” Dat deed ze. Haar uitschakeling was daarna niet zo’n teleurstelling meer. “Toen ik zag met wie ik naar voren werd geroepen, wist ik het eigenlijk wel.”

Essay
En nu? “Nu heb ik mijn leven in elk geval weer terug.” Een deels oud leven – haar studie – en een deels nieuw leven – dat van bekendere zangeres. “Ik maak nu een essay over armoedebestrijding, heel anders dan Popstars ja. En in het kader van mijn minor ben ik bezig met een sociaal ondernemingsproject.” Maar intussen lonken er ook minstens twee optredens. “Op 5 december zing ik op een Sinterklaasfeest in Jimmy Woo, een club in Amsterdam. En op 15 december treed ik op tijdens een feest bij Technische Bestuurskunde.” Daar komt misschien nog een reeks niet Popstars-gerelateerde optredens bij: “Een bandje heeft me gevraagd of ik bij hen wil komen zingen.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.