De markt heeft zich al lang en breed meester gemaakt van het onderwijs. Wie kent niet de vermakelijke kiekjes in de advertentiekolommen van de weekendkranten van trotse graduates.
De baretten doen vermoeden dat het gaat om een plechtigheid bij een gereputeerde instelling, maar vaak gaan bedrijfsschooltjes als Ahold Academy, Nuon College of Konmar University achter de academisch aandoende façade schuil. Het belang van betrokkenheid van het bedrijfsleven bij het onderwijs is me bekend, maar toch vraag ik me af of deze afgestudeerden bij het diploma zegeltjes of airmiles hebben gekregen.
Naast de pull van de markt is er de push van de staat. Door de afnemende rijksbijdrage is de universiteit de markt op gejaagd. Zo zal de overheid de bekostiging van de masteropleidingen ook wel aan particulier initiatief gaan overlaten. De roep van politiek en bestuur om privatisering en liberalisering wordt ondertussen steeds luider. Bovendien kwam de wet op de universitaire bestuurshervorming (MUB), waardoor het primaat van het primair proces heeft moeten plaatsmaken voor een bedrijfsmatige top-down besturing. In de moderne universiteit laten beroepsbestuurders, vaak managers uit het ‘echte bedrijfsleven’, generieke concepten en vaardigheden los op een organisatie die zij nog niet echt hebben leren kennen.
Lange tijd is de universiteit beschreven als een hybride instelling, met elementen van een taak- en marktorganisatie. Het lijkt alsof deze tweeslachtigheid verdwijnt en de universiteit op weg is naar een nieuw soort homogene organisatie, die zich verder afzondert van zijn – van oorsprong – publieke taak en steeds meer moet overleven op the stateless market. Daar waar leermeesters marktmeesters zijn geworden heerst een u-vraagt-wij-draaien-mentaliteit. In het commerciële domein is de universiteit vervreemd van zijn wezen en worden de mensen om wie het werkelijk draait monddood gemaakt. Absolute eigenzinnigheid geeft zin en kracht aan een echte universiteit. Binnen de vervreemde universiteit zijn reflectie en weerwoord echter contraproductief.
Het is vast gemijmer van een vertrekkende decaan over de dingen die voorbijgaan. Maar toch geef ik op de valreep een op ervaring gestoeld advies. Wanneer kritiek verstomt, houdt een universiteit op te bestaan. Er rest een productiebedrijf van kennis en gediplomeerden, waarin serviele uitvoerders zich behendig aanpassen aan wisselende omstandigheden. Een authentieke universiteit kent zijn verleden en daardoor zichzelf, kan interne en externe kritiek vrijmoedig aan, en weet probleemloos zijn wetenschappelijke en maatschappelijke rol te kiezen. Wanneer ons gevraagd wordt wat er met de vele miljoenen rijksbijdrage is gebeurd, hebben we geen marktmeesters nodig die wanhopig zoekend naar een antwoord de output willen meten, maar leermeesters die de outcome kennen en met hun neus aanwijzen welke enorme impact de TU Delft heeft op wetenschap en leefomgeving. Anno 2003 wordt een echte universiteit – die niet zijn identiteit te grabbel heeft gegooid – bevolkt door evenwichtskunstenaars. Dat zijn wetenschappelijke entrepreneurs die de juiste balans vinden tussen academische vrijheid en kritisch debat enerzijds en zakelijke gebondenheid en corporate involvement (ik heb moeite met het woord loyalty) anderzijds.
Ik wens het Delftse universitaire circus een toekomst toe van de allerbeste acrobatiek.
Dit is de laatste column voor ‘Delta’ van prof.dr.ir. Th. de Jong, voormalig decaan van de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek aan de TU Delft
De markt heeft zich al lang en breed meester gemaakt van het onderwijs. Wie kent niet de vermakelijke kiekjes in de advertentiekolommen van de weekendkranten van trotse graduates. De baretten doen vermoeden dat het gaat om een plechtigheid bij een gereputeerde instelling, maar vaak gaan bedrijfsschooltjes als Ahold Academy, Nuon College of Konmar University achter de academisch aandoende façade schuil. Het belang van betrokkenheid van het bedrijfsleven bij het onderwijs is me bekend, maar toch vraag ik me af of deze afgestudeerden bij het diploma zegeltjes of airmiles hebben gekregen.
Naast de pull van de markt is er de push van de staat. Door de afnemende rijksbijdrage is de universiteit de markt op gejaagd. Zo zal de overheid de bekostiging van de masteropleidingen ook wel aan particulier initiatief gaan overlaten. De roep van politiek en bestuur om privatisering en liberalisering wordt ondertussen steeds luider. Bovendien kwam de wet op de universitaire bestuurshervorming (MUB), waardoor het primaat van het primair proces heeft moeten plaatsmaken voor een bedrijfsmatige top-down besturing. In de moderne universiteit laten beroepsbestuurders, vaak managers uit het ‘echte bedrijfsleven’, generieke concepten en vaardigheden los op een organisatie die zij nog niet echt hebben leren kennen.
Lange tijd is de universiteit beschreven als een hybride instelling, met elementen van een taak- en marktorganisatie. Het lijkt alsof deze tweeslachtigheid verdwijnt en de universiteit op weg is naar een nieuw soort homogene organisatie, die zich verder afzondert van zijn – van oorsprong – publieke taak en steeds meer moet overleven op the stateless market. Daar waar leermeesters marktmeesters zijn geworden heerst een u-vraagt-wij-draaien-mentaliteit. In het commerciële domein is de universiteit vervreemd van zijn wezen en worden de mensen om wie het werkelijk draait monddood gemaakt. Absolute eigenzinnigheid geeft zin en kracht aan een echte universiteit. Binnen de vervreemde universiteit zijn reflectie en weerwoord echter contraproductief.
Het is vast gemijmer van een vertrekkende decaan over de dingen die voorbijgaan. Maar toch geef ik op de valreep een op ervaring gestoeld advies. Wanneer kritiek verstomt, houdt een universiteit op te bestaan. Er rest een productiebedrijf van kennis en gediplomeerden, waarin serviele uitvoerders zich behendig aanpassen aan wisselende omstandigheden. Een authentieke universiteit kent zijn verleden en daardoor zichzelf, kan interne en externe kritiek vrijmoedig aan, en weet probleemloos zijn wetenschappelijke en maatschappelijke rol te kiezen. Wanneer ons gevraagd wordt wat er met de vele miljoenen rijksbijdrage is gebeurd, hebben we geen marktmeesters nodig die wanhopig zoekend naar een antwoord de output willen meten, maar leermeesters die de outcome kennen en met hun neus aanwijzen welke enorme impact de TU Delft heeft op wetenschap en leefomgeving. Anno 2003 wordt een echte universiteit – die niet zijn identiteit te grabbel heeft gegooid – bevolkt door evenwichtskunstenaars. Dat zijn wetenschappelijke entrepreneurs die de juiste balans vinden tussen academische vrijheid en kritisch debat enerzijds en zakelijke gebondenheid en corporate involvement (ik heb moeite met het woord loyalty) anderzijds.
Ik wens het Delftse universitaire circus een toekomst toe van de allerbeste acrobatiek.
Dit is de laatste column voor ‘Delta’ van prof.dr.ir. Th. de Jong, voormalig decaan van de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek aan de TU Delft
Comments are closed.